ECLI:NL:RBOVE:2024:3604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
10802829 \ EJ VERZ 23-396
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfgrens tussen buren met betrekking tot verjaring en eigendom van grond

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren over de erfgrens van hun percelen. De feitelijke erfgrens wordt gevormd door een beukenhaag, houten schutting en een laurierhaag. Uit een meting van het kadaster blijkt dat de feitelijke erfgrens afwijkt van de kadastrale erfgrens. De eisers, die sinds 1995 eigenaar zijn van hun perceel, stellen dat zij door bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond tussen de laurierhaag en de kadastrale erfgrens. De gedaagden, die sinds 2023 eigenaar zijn van hun perceel, betwisten dit en stellen dat de kadastrale erfgrens als uitgangspunt moet worden genomen.

De procedure is gestart bij de Overijsselse Overlegrechter, waarbij partijen hun geschil hebben aangemeld. Tijdens de behandeling op 29 mei 2024 is de situatie ter plaatse bekeken. De overlegrechter heeft vastgesteld dat de laurierhaag niet recht loopt en dat de eisers hun tuin tot aan de laurierhaag hebben ingericht. De overlegrechter overweegt dat voor eigendomsverkrijging door bevrijdende verjaring onafgebroken bezit gedurende ten minste 20 jaar vereist is. De eisers hebben aangetoond dat zij de strook grond al sinds 2001 in bezit hebben.

De overlegrechter concludeert dat de eisers door verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond en verklaart dit voor recht. Tevens wordt bepaald dat partijen samen eigenaar zijn van de laurierhaag en verantwoordelijk zijn voor het onderhoud daarvan. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10802829 \ EJ VERZ 23-396
Vonnis van 9 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: [eisers] c.s.,
procederend in persoon,
en
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
procederend in persoon.

1.Inleiding

1.1.
Partijen zijn elkaars achterburen. Zij hebben een geschil over de erfgrens. De feitelijke erfgrens wordt gevormd door een beukenhaag, houten schutting en daartussenin een laurierhaag. Uit een meting van het kadaster is naar voren gekomen dat de feitelijke erfgrens afwijkt van de kadastrale erfgrens. In deze zaak gaat het om de vraag welke erfgrens juridisch gezien tussen partijen heeft te gelden.

2.De procedure

2.1.
Door middel van het daarvoor bestemde aanmeldformulier hebben partijen, ieder afzonderlijk, hun geschil aangemeld bij de Overijsselse Overlegrechter, een vorm van rechtspraak als bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De procedure wordt formeel gevoerd bij de kantonrechter, hierna ook aangeduid als ‘de overlegrechter’.
2.2.
Naast het aanmeldformulier heeft de overlegrechter van beide partijen een aantal aanvullende stukken ontvangen.
2.3.
Het geschil is op 29 mei 2024 behandeld. Partijen waren hierbij aanwezig. De overlegrechter is bij de woningen van partijen aan het [adres 1] en [adres 2] in [woonplaats] geweest voor een bezichtiging van de situatie ter plaatse. Met instemming van partijen heeft de mondelinge behandeling van de zaak aansluitend plaatsgevonden in de woning van [eisers] c.s. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er besproken is.
2.4.
Partijen zijn er niet in geslaagd om in onderling overleg tot een oplossing van hun geschil te komen. Zij hebben de overlegrechter gevraagd om vonnis te wijzen. Partijen hebben de mogelijkheid van hoger beroep open gelaten.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

Wat er aan deze zaak voorafging
3.1.
Partijen zijn elkaars achterburen. [eisers] c.s. zijn sinds 1995 eigenaar van het perceel met nummer 2396 gelegen aan het [adres 2] in [woonplaats] . [gedaagden] c.s. zijn sinds 2023 eigenaar van het perceel met nummer 2342 gelegen aan het [adres 1] in [woonplaats] .
3.2.
De percelen van partijen worden aan de achterzijde gescheiden door een beukenhaag, houten schutting en daartussenin een laurierhaag. Op de luchtfoto hieronder wordt de situatie ter plaatse weergegeven. De zwarte lijn geeft de kadastrale erfgrens weer. De beukenhaag is met een gele stip aangeduid en de laurierhaag met een rode stip.
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
3.3.
Partijen verschillen van mening over de in acht te nemen erfgrens. Zij hebben hier in de periode tussen 13 juni 2023 en 3 november 2023 meerdere keren contact over gehad. Tot een oplossing van het geschil heeft dat niet geleid. Partijen hebben vervolgens de overlegrechter ingeschakeld.
3.4.
Op 15 december 2023 heeft het Kadaster op verzoek en op kosten van [gedaagden] c.s. een kadastrale meting (grensreconstructie) uitgevoerd.
Het geschil
3.5.
[eisers] c.s. stellen dat zij door (bevrijdende) verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond gelegen tussen de kadastrale erfgrens en het hart van de stammen van de laurierhaag (hierna ook: de strook). Zij willen dat de overlegrechter bepaalt dat deze feitelijke erfgrens ook als juridische erfgrens heeft te gelden en dat [gedaagden] c.s. worden veroordeeld om mee te werken aan het opmaken van een notariële akte waarin dit wordt vastgelegd.
3.6.
[gedaagden] c.s. betwisten dat de feitelijke erfgrens door verjaring de juridische erfgrens is geworden. Zij stellen dat de kadastrale erfgrens als uitgangspunt moet worden genomen. Volgens [gedaagden] c.s. staat de laurierhaag daardoor helemaal op hun perceel. [gedaagden] c.s. willen dat [eisers] c.s. de strook die zij in gebruik hebben genomen ontruimen en aan [gedaagden] c.s. teruggeven. Verder willen zij de haag graag vervangen door een beter te onderhouden erfafscheiding.
Het oordeel van de overlegrechter
3.7.
De overlegrechter stelt het volgende voorop. Partijen zijn het erover eens dat de beukenhaag op de erfgrens staat. Het geschil van partijen gaat alleen over de erfgrens ter plaatse van de laurierhaag. De overlegrechter is ter plaatse geweest en heeft toen vastgesteld dat de laurierhaag niet helemaal recht loopt, maar een knik en/of een soort bolling heeft. [eisers] c.s. hebben hun tuin ingericht tot aan de laurierhaag. Vast staat dat de laurierhaag niet gelijk loopt met de kadastrale grens. Een stuk van de tuin van [eisers] c.s. bevindt zich dus buiten de kadastrale grens.
3.8.
[eisers] c.s. beroepen zich op verjaring. De overlegrechter overweegt als volgt.
Bevrijdende verjaring
3.9.
Eigendomsverkrijging kan plaatsvinden door bevrijdende verjaring. Voor een geslaagd beroep hierop moet er sprake zijn van onafgebroken bezit gedurende tenminste 20 jaren. De gedachte achter deze wijze van eigendomsverkrijging is dat ten behoeve van de rechtszekerheid de juridische situatie zich na verloop van tijd bij de feitelijke situatie hoort aan te sluiten.
3.10.
Voor het antwoord op de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen, is bepalend of hij de feitelijke macht over die zaak is gaan uitoefenen (art. 3:113 lid 1 BW). Of iemand de feitelijke macht uitoefent, wordt evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, bepaald naar verkeersopvatting (hoe in de maatschappij over het begrip bezit wordt gedacht) en op grond van uiterlijke feiten (art. 3:108 BW). De machtsuitoefening moet volgens de wetsgeschiedenis het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doen. Hierbij komt het aan op uiterlijke omstandigheden die wijzen op het (gaan) houden voor (alleen) zichzelf. Die omstandigheden moeten zodanig zijn dat de eigenaar daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter doet alsof hij eigenaar is. Het moet naar buiten toe kenbaar zijn dat iemand de strook grond in bezit heeft genomen.
3.11.
[eisers] c.s. hebben de strook op dit moment in bezit. Zij hebben hun tuin ingericht tot aan de laurierhaag. Zij maken gebruik van de strook en oefenen er de feitelijke macht over uit. [gedaagden] c.s. zijn hier in 2023 (zowel mondeling als schriftelijk) tegen op gaan treden. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of [eisers] c.s. de strook daarvoor al 20 jaar, dus vanaf tenminste 2003, in bezit hadden.
3.12.
[eisers] c.s. stellen dat dit het geval is. Zij zijn in 1996 in de woning gaan wonen en toen was de situatie met betrekking tot de laurierhaag al zoals die er nu nog steeds is. De laurierhaag is door een rechtsvoorganger van [gedaagden] c.s. aangeplant, is door beide zijden altijd als de erfafscheiding gezien en zo heeft men zich ook gedragen, aldus [eisers] c.s.
[gedaagden] c.s. bestrijden dat de haag er al die tijd al stond.
3.13.
De overlegrechter is van oordeel dat [eisers] c.s. de strook al meer dan 20 jaar onafgebroken in bezit hebben en overweegt hiertoe als volgt.
3.14.
[eisers] c.s. hebben een foto van hun dochter in de sneeuw overgelegd. Van die foto is tijdens de descente vastgesteld dat hij in 2001 is genomen. Op de foto zijn op de achtergrond aangeplante jonge laurierstruiken te zien. Partijen zijn het erover eens dat dit de beplanting is waar ze nu een geschil over hebben. Niet gesteld of gebleken is dat die beplanting sindsdien is verwijderd of dat er een andere haag voor of achter is gezet.
3.15.
[gedaagden] c.s. hebben betoogd dat de op de foto zichtbare beplanting geen haag is, maar alleen een aantal losse laurierstruiken. Daar volgt de overlegrechter hen niet in. Naar het oordeel van de overlegrechter laat de foto overtuigend zien dat de laurier als haag is aangeplant. Dit valt af te leiden uit de stammen die op de foto te zien zijn. Die stammen staan in een aaneengesloten rij dicht bij elkaar. De aanplanting levert dus een daad van inbezitneming op: er is een erfafscheiding opgericht.
3.16.
Verder hebben [gedaagden] c.s. aangevoerd dat op de foto maar een deel van de bewuste haag zichtbaar is en dat dit niets zegt over het andere gedeelte. Ook dit gaat niet op. Tijdens de bezichtiging ter plaatse is geconstateerd dat er een kromming of (zoals partijen het noemen) bolling in de haag zit. [eisers] c.s. hebben een luchtfoto overgelegd waarvan het Kadaster aangeeft dat deze uit 2001 stamt en dat is ook niet betwist. Op die luchtfoto is, weliswaar met enige moeite, ter plaatse ook een gekromde lijn te zien. De overlegrechter gaat er daarom vanuit dat er toen (in 2001) ook al werd afgeweken van de kadastrale erfgrens. Dat de huidige bolling van de haag in de loop der jaren is ontstaan door de manier van snoeien, zoals [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd, acht de overlegrechter dan ook niet aannemelijk. Zonder verplaatsing van de stammen zal een haag ook niet snel van koers veranderen: in feite is er dan eerder sprake van overhang.
3.17.
[gedaagden] c.s. hebben nog gewezen op een luchtfoto uit mei 2008. Volgens hen is hierop te zien dat er in 2008 geen sprake was van een doorlopende laurierhaag die niet in lijn loopt met de kadastrale erfgrens, maar van een paar losse laurierstruiken. De overlegrechter volgt [gedaagden] c.s. hier niet in. Anders dan [gedaagden] c.s. mogelijk menen, zijn de lichte vlekken op die foto namelijk geen open terrein waar in 2008 geen laurierhaag stond. Dit zijn de licht opkleurende kruinen van dicht bij de haag staande bomen. Die steken boven de haag uit en dat resulteert op een van bovenaf genomen opname dus in een lichte vlek. Het verloop van de onder de kruinen doorlopende haag correspondeert met de hiervoor besproken kromming op de luchtfoto uit 2001. Dat beeld sluit ook aan bij andere (ongedateerde) foto’s die [gedaagden] c.s. hebben ingebracht. Aan [gedaagden] c.s. moet worden toegegeven dat een tweede eveneens uit mei 2008 stammende foto die een ietwat ander beeld laat zien, maar dat is onvoldoende om aan de juistheid van de andere foto te twijfelen. Door twee foto’s uit dezelfde maand over te leggen, zonder het verschil ertussen toe te lichten, nemen [gedaagden] c.s. voor lief dat de overlegrechter uitgaat van het exemplaar dat het beste in de verdere reeks van door henzelf ingebrachte foto’s past.
De overlegrechter heeft bij het bezoek ter plaatse ook niet gezien dat een deel van de momenteel zeer dichte laurierhaag jonger is dan de rest. Voor zover zichtbaar zijn de stammen namelijk overal ongeveer even dik. Verder laten ook de - eveneens door [gedaagden] c.s. overgelegde - uit maart 2020 daterende luchtfoto’s een ononderbroken dikke haag zien. Als er in 2018 sprake zou zijn geweest van een aantal losse stuiken, met daartussen grote open plekken, is dat zonder nadere uitleg niet direct logisch.
3.18.
De slotsom is dat [eisers] c.s. de stelling dat er van aanvang af sprake is geweest van aaneengesloten beplanting voldoende hebben onderbouwd en dat [gedaagden] c.s. hun betwisting daartegenover onvoldoende hebben gemotiveerd. De overlegrechter gaat er vanuit dat de haag, zoals die in 2001 aanwezig was, is uitgegroeid tot de haag zoals die er nu is.
3.19.
[eisers] c.s. stellen dat zowel zijzelf als de rechtsvoorgangers van [gedaagden] c.s. de haag ieder aan hun eigen zijde (in meer of mindere mate) onderhouden hebben. Verder stellen zij dat de strook al vanaf 1996 onderdeel is van hun tuin en als zodanig is ingericht. [gedaagden] c.s. hebben deze stellingen niet gemotiveerd betwist. Aangenomen wordt dan ook dat [eisers] c.s. zich al die tijd als eigenaar van de strook hebben gedragen.
De conclusie
3.20.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat [eisers] c.s. sinds (in ieder geval) 2001 onafgebroken bezit hebben gehad van de strook grond tussen het hart van de stammen van de laurierhaag en de kadastrale erfgrens. Toen [gedaagden] c.s. in 2023 eigenaar werden van hun perceel waren er al 20 jaren verstreken, zodat de juridische erfgrens op dat moment al door het hart van de stammen van de laurierhaag liep. Dat betekent dat [eisers] c.s. door verjaring eigenaar zijn geworden van de strook. De overlegrechter zal dit voor recht verklaren. Dat betekent ook dat partijen samen eigenaar van de laurierhaag zijn. Zij zijn samen verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud daarvan.
3.21.
[eisers] c.s. hebben de overlegrechter gevraagd om te bepalen dat [gedaagden] c.s. moeten meewerken aan inschrijving van de ‘nieuwe’ erfgrens bij het kadaster. De overlegrechter zal deze vordering afwijzen. [eisers] c.s. kunnen het vonnis zelf laten inschrijven in de openbare registers van het kadaster. Vervolgens komt de landmeter van het kadaster om de nieuwe grens in te meten.
De proceskosten
3.22.
Bij de aard van de procedure voor de Overijsselse Overlegrechter past dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Dat betekent dat partijen ieder hun eigen kosten moeten dragen.
Ten overvloede
3.23.
Ten overvloede merkt de overlegrechter nog het volgende op. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat beide partijen hoogst ongelukkig zijn met de manier waarop de haag er momenteel uitziet. De overlegrechter kan zich dat goed voorstellen. De haag is door de jaren heen uitgegroeid tot een imposante groene massa, die beide tuinen domineert. De uitkomst dat zij samen verantwoordelijk zijn voor de haag stelt partijen voor een uitdaging. Zij willen hun onderlinge verstandhouding graag verbeteren en dat is in hen te prijzen. Een eerste stap daarin zou wellicht zou kunnen zijn om de haag samen zowel in hoogte als in dikte tot normale proporties terug te (laten) brengen. Het is niet uit te sluiten dat partijen vervolgens hun situatie beter kunnen overzien en in onderling overleg tot een voor beide partijen aanvaardbare inrichting van de erfgrens kunnen komen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat [eisers] c.s. door bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond tussen de lijn die gevormd wordt door het hart van de stammen van de laurierhaag en de kadastrale erfgrens,
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.