ECLI:NL:RBOVE:2024:3602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
08.099221.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Het ongeval vond plaats op 26 mei 2022 te Lemelerveld, waar de verdachte met een snelheid van ongeveer 130 km/u over de Lemelerveldseweg reed, terwijl de maximumsnelheid 60 km/u was. Door zijn roekeloze rijgedrag verloor hij de controle over zijn voertuig en botste tegen meerdere bomen, waardoor zijn bijrijder, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder botbreuken en een beschadigde aortaboog. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hulpverlening bij de GGZ en het feit dat hij nog nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij onder invloed van alcohol reed op het moment van het ongeval. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.099221.23 (P)
Datum vonnis: 9 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat in Hoogeveen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1 primair) schuld heeft aan een verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, terwijl verdachte onder invloed verkeerde van alcohol, dan wel
(feit 1 subsidiair) gevaar op de weg heeft veroorzaakt en (feit 2) onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2022 te Lemelerveld, in de gemeente Dalfsen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Lemelerveldseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij verkeerde onder invloed van een (forse) hoeveelheid alcohol, waarvan hij
wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen,
met een snelheid van ongeveer 130 km p/u, althans met een snelheid veel hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km p/u over de Lemelerveldseweg te rijden en/of (vervolgens) gekomen in/nabij een aldaar ter plaatse gelegen s-bocht, voornoemde bocht met onverminderde snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig
verkeer ter plaatse, in en/of door te rijden en/of (vervolgens) gekomen nabij een bocht naar links (voorzien van bord J3 RVV1990) met onverminderde snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse, voornoemde bocht naar links in en/of door te rijden en/of (daarbij) niet, althans niet voldoende op het verloop van de weg heeft gelet en/of is blijven letten en/of (vervolgens) zijn motorrijtuig niet, althans niet voortdurend onder controle te houden en/of (daarbij) met zijn motorrijtuig deels in de rechterberm is terechtgekomen en/of (daarbij) in een slip is geraakt en/of (vervolgens)
op/tegen één of meerdere in de rechterberm staande bo(o)m(en) en/of een lantaarnpaal en/of een reflectorpaal(tje) is gebotst en/of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde
wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2022 te Lemelerveld, in de gemeente Dalfsen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Lemelerveldseweg, met een snelheid van ongeveer 130 km p/u, althans met een snelheid veel hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km p/u over de Lemelerveldseweg heeft gereden en/of (vervolgens) gekomen in/nabij een aldaar ter plaatse gelegen s-bocht voornoemde bocht met
onverminderde snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse in en/of door is gereden en/of (vervolgens) gekomen nabij een bocht naar links (voorzien van bord J3 RVV1990) met onverminderde snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse, voornoemde bocht naar links is in en/of door gereden en/of (daarbij) niet, althans niet voldoende op het verloop van de weg heeft gelet en/of is blijven letten en/of (vervolgens) zijn motorrijtuig niet, althans niet voortdurend onder controle heeft gehouden en/of heeft kunnen houden en/of (daarbij) met zijn motorrijtuig deels in de rechterberm is terechtgekomen en/of (daarbij) in een slip is geraakt en/of (vervolgens) op/tegen één of meerdere in de rechterberm staande bo(o)m(en) en/of een lantaarnpaal en/of een reflectorpaal(tje) is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 26 mei 2022 te Lemelerveld, in de gemeente Dalfsen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan waardoor het [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het bij verdachte afgenomen bloed niet ‘zo spoedig mogelijk’ bij het laboratorium is bezorgd, terwijl dit wel is voorgeschreven in het ten tijde van het voorval geldende Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Hierdoor zijn de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is omringd niet nageleefd en heeft geen 'onderzoek' als bedoeld in artikel 8 WVW plaatsgevonden.
Gelet hierop kan volgens de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 primair evenmin bewezen worden verklaard dat verdachte onder invloed van een hoeveelheid alcohol verkeerde en resteert ten aanzien van dit feit enkel de omstandigheid dat verdachte veel te hard heeft gereden en daarbij in een bocht de macht over het stuur is verloren. Verdachte heeft dit rijgedrag echter te kort vertoond om hiermee van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid te kunnen spreken.
Door zijn handelwijze heeft verdachte wel gevaar op de weg veroorzaakt, zoals dit onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. [1]
Verdachte reed op 26 mei 2022 omstreeks 8.13 uur als bestuurder van een personenauto, te weten een Volkswagen, type Passat, met kenteken [kenteken] , op de Lemelerveldseweg, buiten de bebouwde kom van Lemelerveld, in de gemeente Dalfsen.
Naast hem in de auto zat [slachtoffer] die hij kort daarvoor bij haar woning in [plaats] had opgehaald. Verdachte kwam uit de richting van [plaats] en reed in de richting van de [straatnaam] in Lemelerveld. Gezien zijn rijrichting naderde hij, kort voor de T-kruising van de Lemelerveldseweg met de Strenkhaarsweg, een lange aanhoudende bocht naar links. Voor deze bocht stond het waarschuwingsbord J3 (gevaarlijke bocht naar links) van Bijlage I van het RVV 1999. Doordat hij deze bocht met een te hoge snelheid inreed, raakte hij de controle over zijn voertuig kwijt en slipte de Volkswagen de rechterberm in.
In eerste instantie slipte de Volkswagen linksom draaiend deze berm in. Na een botsing van de rechterzijde van de Volkswagen tegen een boom slipte de Volkswagen rechtsom draaiend verder door de rechterberm en het (brom)- fietspad over. Daarna botste de linkerzijde met grote kracht tegen twee bomen. [2]
Verdachte en [slachtoffer] zijn met spoed naar het Isala ziekenhuis in Zwolle vervoerd. Daar bleek [slachtoffer] als gevolg van het ongeval onder meer botbreuken aan haar rug, heup en linkerarm en ribbreuken te hebben opgelopen. Daarnaast was de aortaboog beschadigd. Hiervoor is een stent geplaatst. Verder was de armzenuw in haar linkerhand beschadigd geraakt waardoor een gedeeltelijke verlamming van haar hand is ontstaan. [3] Ook verdachte is bij het ongeval zwaar gewond geraakt.
Op basis van videobeelden van het incident is een indicatieve gemiddelde snelheid bepaald. Uit de berekeningen bleek dat verdachte kort voor de botsing met een indicatieve gemiddelde snelheid van 130 km/u reed. Dit terwijl de ter plaatse toegestane maximum snelheid 60 km/u bedraagt. [4]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niets van het ongeval kan herinneren. Hij was ter plaatse niet bekend. Hij kan zich ook niet herinneren wat er aan het voorval is voorafgegaan en of hij toen alcohol heeft gebruikt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar met zijn auto heeft opgehaald en dat hij vertelde dat deze auto nieuw was en dat de auto een sportstand had. Verdachte zette vervolgens muziek van Rammstein aan, zette zijn auto in de sportstand en ging vervolgens met een snelheid van rond de 100 of 120 km/u rijden. Hij reed nog maar net zo hard en was nog aan het optrekken, toen zij vervolgens met 120 kilometer per uur tegen een boom aan reden. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij in de verte een auto aan hoorde komen en dat zij aan het geluid te horen dacht dat dit een sportauto was. Zij zag vervolgens een 'schim' voorbij komen, keek achterom en hoorde toen twee hele harde klappen en zag een rookwolk op de kruising. [6]
Beoordeling:
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, zoals dat ten tijde van het voorval op 26 mei 2022 van toepassing was, [7] bepaalt dat na de bloedafname het buisje of de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk wordt of worden bezorgd bij het laboratorium. Dit voorschrift, evenals de voorschriften die betrekking hebben op het bewaren en het vervoeren van het afgenomen bloedmonster, behoren tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW is omringd. [8]
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bloedmonster niet zo spoedig mogelijk bij het laboratorium is bezorgd. Het bloed is op 26 mei 2022 bij verdachte afgenomen en het buisje met bloed is pas op 26 september 2022, dus vier maanden later, door het laboratorium van het Maasstad ziekenhuis in Rotterdam ontvangen.
Er is dan ook sprake van een schending van een strikte waarborg, waardoor geen sprake is van een 'onderzoek' als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW. Verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Het voorgaande heeft ook gevolgen voor de beoordeling van het onder 1 primair ten laste gelegde. Weliswaar zijn er in het dossier aanwijzingen te vinden dat verdachte tijdens het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde, maar het feit dat er geen onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW heeft plaatsgevonden en er ook geen andere bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat verdachte op het moment van het ongeval onder invloed van een hoeveelheid alcohol verkeerde waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen, maakt dat verdachte van dit onderdeel van het onder 1 primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dit feit wordt verder het volgende overwogen.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid
.Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor aanmerkelijke schuld.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte buitensporig hard de
bocht is ingereden. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte met de door de politie berekende indicatieve snelheid van 130 km/u heeft gereden, terwijl een maximumsnelheid van 60 km/u geldt. Gelet hierop is sprake van een zeer forse overschrijding van meer dan 100 procent van de geldende maximumsnelheid.
Ondanks het waarschuwingsbord dat hij een gevaarlijke bocht naar links naderde, heeft verdachte bewust de keuze gemaakt om het gaspedaal in te trappen en is hij de bocht met een veel te hoge snelheid ingereden. Hierdoor heeft hij de macht over het stuur verloren en is hij met zijn auto in de slip geraakt en uiteindelijk met zijn auto tegen twee bomen gebotst.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit gevaarlijke verkeersgedrag gedurende een langere tijd dan een enkel kort moment heeft vertoond. Hierbij wordt de verklaring van getuige [getuige] in aanmerking genomen. Deze getuige heeft verklaard dat zij de auto door het geluid al vanuit de verte hoorde aankomen, wat erop duidt dat verdachte gedurende langere tijd met deze buitensporige snelheid heeft gereden. Ook heeft de rechtbank hierbij gelet op de inhoud van de snelheidsberekening.
Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer heeft gedragen, waardoor er een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Gezien de aard van het letsel, zoals daarvan uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen is gebleken, kan het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 mei 2022 te Lemelerveld, in de gemeente Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Lemelerveldseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend met een snelheid van ongeveer 130 km p/u, over de Lemelerveldseweg te rijden en vervolgens gekomen in een aldaar ter plaatse gelegen s-bocht voornoemde bocht met onverminderde snelheid in of door te rijden en vervolgens gekomen nabij een bocht naar links (voorzien van bord J3 RVV1990) met onverminderde snelheid voornoemde bocht naar links in te rijden en daarbij niet op het verloop van de weg heeft gelet en is blijven letten en vervolgens zijn motorrijtuig niet onder controle te houden en daarbij met zijn motorrijtuig deels in de rechterberm is terechtgekomen en daarbij in een slip is geraakt en vervolgens op/tegen meerdere in de rechterberm staande bomen en een lantaarnpaal en een reflectorpaaltje is gebotst en gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vier maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit om te volstaan met het opleggen van een maximale taakstraf van 240 uren. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze blijken uit de inhoud van het reclasseringsrapport van 26 februari 2024. Zij heeft gewezen op de omstandigheden dat het ongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad en dat hij zal moeten leven met wat hij [slachtoffer] heeft aangedaan. Verdachte heeft voor zijn problemen hulp gezocht bij de GGZ en inmiddels gaat het weer beter met hem. Verder heeft de raadsvrouw gewezen op het aanzienlijke tijdsverloop.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op 26 mei 2022 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan zijn bijrijder, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Blijkens haar slachtofferverklaring heeft het ongeval zeer ingrijpende gevolgen voor haar gehad. Ze in invalide geworden, heeft zenuwaandoeningen, heeft constante pijn en is volledig afgekeurd. Haar kwaliteit van leven is hierdoor zeer ernstig afgenomen.
Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal dit bij haar veroorzaakte onherstelbare leed en verdriet nooit ongedaan kunnen maken. [slachtoffer] heeft ter zitting verklaard dat zij niet vindt dat verdachte een gevangenisstraf opgelegd zou moeten krijgen.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 26 februari 2024. Uit dit rapport blijkt dat relatieproblemen en zijn ADHD-problematiek mogelijk een negatieve invloed op verdachte hebben gehad. Ook zou sprake zijn geweest van alcoholmisbruik ten tijde van de relatiebreuk. Verdachte heeft hulp gezocht bij de GGZ en heeft zijn problemen aangepakt. De reclassering schat het recidiverisico daarom laag in. Verder lijken alle leefgebieden op dit moment op orde. Gelet hierop vindt de reclassering interventies of toezicht niet nodig en adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Een gevangenisstraf is volgens de reclassering niet wenselijk, omdat verdachte dan zijn baan, inkomen en onderkomen zal kwijtraken. De inschatting van de reclassering is dat verdachte dan terug zal vallen in negatief gedrag.
Ook een rijontzegging is volgens de reclassering onwenselijk, omdat dit zal betekenen dat hij zijn werk als vrachtwagenchauffeur, en daarmee zijn basis, kwijt zal raken.
De rechtbank houdt bij haar beslissing ook rekening met de omstandigheden dat verdachte ten gevolge van het ongeval geestelijke en lichamelijke gevolgen heeft ondervonden en dat hij verder zal moeten leven met het gegeven dat door zijn toedoen iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Als uitgangspunt voor een overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van ernstige schuld en waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, wordt een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar gehanteerd. Als uitgangspunt voor een overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, wordt een gevangenisstraf van vier maanden en een rijontzegging van twee jaren gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat de mate van verwijtbaarheid in dit geval meer neigt naar een zeer hoge mate van schuld.
De rechtbank houdt in dit verbandrekening met het ruime tijdsverloop tussen de dag van het ongeval en het wijzen van dit vonnis en met de omstandigheid dat verdachte zijn leven inmiddels weer op orde lijkt te hebben en een gevangenisstraf zijn positief ingezette weg zou doorkruisen. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank ziet in alle specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding om de maximale taakstraf voor de duur van 240 uren op te leggen. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke ontzegging van één jaar een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat als verdachte na één jaar ontzegging weer gaat rijden hem dan nog een voorwaardelijke ontzegging boven het hoofd hangt.
Hoewel de rechtbank er oog voor heeft dat deze rijontzegging gevolgen zal hebben voor de invulling van zijn baan als beroepschauffeur, ziet de rechtbank gelet op de ernst van het feit geen aanleiding om anders te beslissen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, die behoren tot het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland, zaakregistratienummer PL0600-2022470213.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina’s 31en 36.
3.Letselrapportage, opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, dossierpagina’s 81 en 82.
4.Proces-verbaal snelheidsberekingen op basis van videobeelden, pagina’s 52 tot en met 66.
5.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , dossierpagina’s 95 tot en met 98.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , dossierpagina’s 93 en 94.
7.sinds 1 juli 2022 geldt voor die toezending een termijn van vier weken, als gevolg van een wijziging van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (Stb. 2022, 77).
8.o.a. HR 12 april 2022, ECLI:NL:2022:567.