Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- een geschrift, te weten een aanvraagformulier uitkering van 2 juni 2024, ondertekend door verdachte (p. 11-17);
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 7 mei 2020 (p. 73);
- een geschrift, te weten een transactieoverzicht van bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van verdachte (p. 189-238);
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 20 februari 2020 (p. 428-430);
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 26 februari 2020, inclusief bijlagen, (p. 519-522);
- een geschrift, zijnde een brief van de gemeente Almelo met kenmerk [kenmerk] , inhoudende het intrekken van het recht op uitkering van verdachte (p. 544-550).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
een geldboete van € 40.000,- (zegge: veertigduizend euro);
235 (tweehonderdvijfendertig) dagen.
mr. M. van Bruggen en, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.