ECLI:NL:RBOVE:2024:3566
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van pensioenrechten na scheiding en bewijsvoering omtrent huwelijkse voorwaarden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2024, gaat het om de verdeling van pensioenrechten tussen een ex-echtpaar na hun scheiding. De vrouw, eiseres, heeft een vordering ingediend om haar deel van het ouderdomspensioen van de man, gedaagde, te verkrijgen. De rechtbank had eerder op 20 maart 2024 bepaald dat de vrouw mr. [getuige] als getuige wilde horen, maar deze getuige beroept zich op het verschoningsrecht en zal niet worden gehoord. De vrouw stelt dat zij geen afstand heeft gedaan van haar pensioenrechten en dat de afspraken in het convenant niet correct zijn uitgevoerd door het ABP, wat heeft geleid tot een terugval op de standaardregeling.
De man, daarentegen, betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat zij niet in haar bewijs is geslaagd. Hij verwijst naar de afspraken die zij hebben gemaakt, waarin is vastgelegd dat de vrouw 0% van het ouderdomspensioen ontvangt tot aan haar eigen pensioengerechtigde leeftijd. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de vrouw niet in staat is geweest om haar uitleg van het convenant te bewijzen, vooral omdat de getuige niet gehoord kon worden. De rechtbank heeft de tekst van het convenant als leidraad genomen en vastgesteld dat de afwijkende afspraken correct zijn gemeld aan het ABP.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt, gezien het feit dat zij ex-echtgenoten zijn.