ECLI:NL:RBOVE:2024:3543
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak na onvoldoende bewijs voor medeplegen
Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 25 maart 2023 samen met anderen opzettelijk brand had gesticht in een schuur van een boerderij. Tijdens de openbare terechtzitting op 20 juni 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de brandstichting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de dag van de brandstichting aanwezig was in de schuur, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn actieve betrokkenheid bij het stichten van de brand. De verklaringen van de verdachte waren gedetailleerd, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om te concluderen dat hij een significante bijdrage had geleverd aan de brandstichting. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van het forensisch onderzoek, maar kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij het delict had begaan. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 4 juli 2024.