ECLI:NL:RBOVE:2024:3542
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak na onvoldoende bewijs van medeplegen of medeplichtigheid
Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 25 maart 2023 samen met anderen opzettelijk brand had gesticht in een schuur van een boerderij. De officier van justitie stelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de brandstichting.
Tijdens de zitting op 20 juni 2024 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar waren, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte enige significante bijdrage had geleverd aan de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zowel medeplegen als medeplichtigheid aan de brandstichting, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat niet bewezen kon worden dat hij het delict had begaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.