ECLI:NL:RBOVE:2024:3540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
08.168934.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak van de verdachte

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie (OM) tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van strafbare feiten. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 276.599,00, en het opleggen van een betalingsverplichting aan de Staat. De behandeling van deze ontnemingsvordering vond plaats tijdens een openbare terechtzitting op 20 juni 2024, waar de raadsvrouw van de verdachte, mr. H.M.G. Peters, aanwezig was. De verdachte zelf was niet verschenen.

Tijdens de zitting op 20 juni 2024 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd. Echter, op 4 juli 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken is van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Dit leidde tot de conclusie dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de vrijspraak van de verdachte een directe impact heeft op de ontvankelijkheid van de vordering van het OM.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, en de rechters mr. J. de Ruiter en mr. J.L. Souman. De griffier, mr. R. van der Hulst, was ook aanwezig bij de uitspraak, die openbaar is uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.168934.22
Datum vonnis: 4 juli 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] (Azerbeidzjan),
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 276.599,00.

2.De procedure

De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de openbare terechtzitting van 20 juni 2024. De raadsvrouw van verdachte, mr. H.M.G. Peters, advocaat in Utrecht, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord. Verdachte is niet verschenen.
Op de terechtzitting van 20 juni 2024 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 4 juli 2024 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.
Buiten staat
Mr. J.L. Souman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.