ECLI:NL:RBOVE:2024:3524

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
ak_23_146
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens onduidelijke identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek afgewezen op basis van een besluit van 17 december 2021, waarin werd gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiseres niet konden worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J. Pieters, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. K.J. Diender. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de Staatssecretaris verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Deze informatie werd op 13 maart 2024 aangeleverd, maar was beperkt toegankelijk voor de partijen, wat leidde tot een beoordeling door een geheimhoudingskamer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgelegde Burundese identiteitskaart en het paspoort van eiseres niet authentiek zijn, zoals geconcludeerd door het Bureau Documenten. Eiseres had eerder documenten ingediend ter ondersteuning van haar verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet afdoen aan de conclusies van het deskundigenadvies. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de Staatssecretaris op goede gronden heeft geweigerd om eiseres voor te dragen voor naturalisatie, omdat de identiteit en nationaliteit niet konden worden vastgesteld. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/146
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Pieters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie.
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 17 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres [eiseres] , vergezeld van haar echtgenoot [naam 1] en bijgestaan door mr. J. Pieters, en namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de Staatssecretaris) mr. K.J. Diender.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting met toepassing van artikel 8:64, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschorst. De rechtbank heeft de Staatssecretaris verzocht om haar alle informatie te doen toekomen die ten grondslag heeft gelegen aan de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 27 mei 2021 inzake eiseres, waaronder het beschikbare vergelijkingsmateriaal waarnaar in de verklaring van onderzoek wordt verwezen.
1.4.
Bij brief van 13 maart 2024 heeft de Staatssecretaris de onderliggende informatie en diverse bijlagen aan de rechtbank doen toekomen. De Staatssecretaris heeft daarbij onder verwijzing naar artikel 8:29, lid 1, van de Awb medegedeeld dat alleen de rechtbank van dit materiaal kennis mag nemen.
1.5.
De rechtbank heeft de beoordeling of de beperking van de kennisneming door alleen de rechtbank gerechtvaardigd is opgedragen aan een andere kamer (hierna: de geheimhoudingskamer) dan de kamer die dit beroep behandelt. Bij beslissing van 19 maart 2024 heeft de geheimhoudingskamer bepaald dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
1.6.
Op 22 april 2024 heeft eiseres de rechtbank bericht dat zij toestemming verleent voor kennisneming van de stukken ten aanzien waarvan de geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is door de bestuursrechter alleen.
1.7.
De kamer van de rechtbank die deze zaak behandelt heeft vervolgens kennisgenomen van de door de Staatssecretaris toegezonden stukken.
1.8.
Omdat geen van de partijen desgevraagd heeft aangegeven dat zij (nogmaals) op zitting wil worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek op 21 mei 2024 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4.1.
Eiseres is houdster van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar echtgenoot [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
4.2.
Eiseres heeft op 6 november 2020 een verzoek om naturalisatie gedaan. Bij indiening van dit verzoek heeft zij onder meer een Burundese identiteitskaart, afgegeven op 18 augustus 2015, en een Burundees nationaal paspoort, afgegeven op 13 mei 2016, overgelegd.
4.3.
Genoemde documenten zijn onderzocht door het Bureau Documenten (hierna: BD) van de IND. Op 27 mei 2021 heeft het BD een verklaring van onderzoek afgegeven waarin geconcludeerd wordt dat de opmaak en afgifte van de overgelegde Burundese identiteitskaart van eiseres afwijken van het beschikbare vergelijkingsmateriaal en dat deze met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Het BD concludeert verder dat het Burundese paspoort van eiseres frauduleus is verkregen, omdat het is afgegeven op basis van de genoemde identiteitskaart.
4.4.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van de verklaring van onderzoek. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Zij heeft in het kader van haar zienswijze een tweetal documenten ingebracht, te weten een rapport van contra-expertise d.d. 22 september 2021, opgesteld door de Britse deskundige dr. [deskundige] , en een verklaring (attestation de reconnaissance) van 14 juli 2021 namens de beheerder (administrateur) van het overheidskantoor van de ‘commune de Gitega’, dr. [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
4.5.
Dr. [deskundige] heeft ten behoeve van zijn onderzoek de beschikking gekregen over de authentieke documenten van eiseres. Dr. [deskundige] heeft aangegeven dat hij geen aanwijzingen heeft gevonden om aan te nemen dat de door eiseres overgelegde documenten niet authentiek zijn. In de ‘attestation de reconnaissance’ wordt bevestigd dat daadwerkelijk een identiteitskaart met het nummer van de kaart van eiseres aan haar is afgegeven. In randnummer 17 van zijn rapport wijst dr. [deskundige] erop dat de administratieve taken van Bwiza, waar de oorspronkelijke identiteitskaart van eiseres is afgegeven, in 2019 zijn overgedragen aan Gitega. Dr. [deskundige] heeft verklaard dat hij heeft geverifieerd dat [naam 2] daadwerkelijk de beheerder van het overheidskantoor te Gitega is.
4.6.
Naar aanleiding van het rapport van dr. [deskundige] heeft het BD op 22 november 2021 een ‘weerwoord’ uitgebracht waarin wordt ingegaan op de bevindingen van dr. [deskundige] . Voor wat betreft de ‘attestation de reconnaissance’ wordt er verder in het weerwoord op gewezen dat dit stuk een spelfout bevat (‘attesta
tation’ in plaats van ‘attestation’) en dat deze verklaring niet is afgegeven door [naam 2] zelf, maar dat deze ‘in opdracht’ is ondertekend. Geconcludeerd wordt dat er geen aanleiding bestaat om de eerdere conclusie met betrekking tot de overgelegde documenten van eiseres te wijzigen.
4.7.
Vervolgens heeft verweerder het verzoek om naturalisatie bij het besluit van
17 december 2021 afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van eiseres niet kan worden vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt.
4.8.
Hangende de behandeling van het bezwaar zijn de Burundese identiteitskaart en het Burundese paspoort van eiseres met instemming van eiseres toegezonden aan de Burundese ambassade. Op 21 september 2022 heeft de ambassadeur van de Republiek Burundi een verklaring van onderzoek (attestation d’authentification) afgegeven waarin hij verklaart dat zowel de Burundese identiteitskaart als het Burundese paspoort van eiseres authentiek en conform de daarvoor geldende voorschriften (authentiques et conformes) zijn.
4.9.
Naar aanleiding van de verklaring van de ambassadeur van Burundi heeft het BD een weerwoord uitgebracht. In dit weerwoord van 28 oktober 2022 benadrukt het BD dat niet duidelijk is hoe de ambassadeur tot zijn conclusie is gekomen en dat deze stelling niet overeenkomt met informatie die het BD eerder van de Burundese overheid heeft ontvangen over dergelijke documenten.
4.10.
Vervolgens heeft de Staatssecretaris het bezwaar op 1 december 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft op 26 oktober 2023 een verweerschrift ingediend. Bij het verweerschrift is een vergewisbrief van 20 oktober 2023 gevoegd. In de vergewisbrief is vermeld dat de desbetreffende medewerker van de Afdeling Expertise, Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), na inzage te hebben gekregen in de onderliggende stukken, tot de conclusie is gekomen dat de verklaring van onderzoek van BD inhoudelijk inzichtelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de weigering om eiseres voor te dragen voor naturalisatie is gebaseerd op artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), de Handleiding voor de toepassing van de RWN en artikel 31, lid 1, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN). Uit genoemde Handleiding volgt dat een verzoeker om naturalisatie in beginsel een geldig buitenlands reisdocument dient te overleggen. Dit geldt als document aan de hand waarvan bij uitstek de juiste nationaliteit van de verzoeker kan worden vastgesteld.
5.2.
De Staatssecretaris heeft geweigerd om eiseres voor te dragen voor naturalisatie, omdat zij geen geldig buitenlands reisdocument heeft overgelegd. Op grond van de verklaring van onderzoek van het BD stelt de Staatssecretaris zich op het standpunt dat de Burundese identiteitskaart van eiseres niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Het Burundese paspoort van eiseres wordt voor niet authentiek gehouden, omdat dit is afgegeven op basis van de identiteitskaart van eiseres.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van onderzoek van het BD een (intern) deskundigenadvies is waarvan de Staatssecretaris in beginsel mag uitgaan. Wel volgt uit het bepaalde in artikel 3:2 van het Awb dat de Staatssecretaris zich ervan dient te vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud van het advies inzichtelijk en concludent is.
5.4.
Uit het bestreden besluit blijkt dat voorafgaand aan het nemen van dit besluit door het BD aan de beslismedewerker is uitgelegd hoe het tot de conclusie is gekomen dat de overgelegde identiteitskaart van eiseres met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. In de hangende de behandeling van het beroep afgegeven vergewisbrief is aangegeven dat een medewerker van het TOELT op 20 oktober 2023 inzage heeft verkregen in de onderliggende stukken van de verklaring van onderzoek en dat deze tot de conclusie is gekomen dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. Aldus heeft de Staatssecretaris invulling gegeven aan zijn vergewisplicht.
5.5.
Om te kunnen beoordelen of de Staatssecretaris op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat van het deskundigenadvies van het BD kan worden uitgegaan, heeft de rechtbank met toestemming van eiseres kennisgenomen van de stukken ten aanzien waarvan de geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. De rechtbank is gelet op de inhoud van deze stukken van oordeel dat de conclusie van het BD dat de overgelegde identiteitskaart met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven zorgvuldig tot stand is gekomen en dat deze conclusie inzichtelijk en concludent is. De Staatssecretaris heeft dit advies dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. De beperkte kennisneming van de stukken brengt mee dat de rechtbank haar oordeel op dit punt niet verder kan toelichten. De rechtbank kan in deze uitspraak immers niet citeren uit stukken ten aanzien waarvan de geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat beperking van de kennisneming daarvan gerechtvaardigd is.
5.6.
De door eiseres bij haar zienswijze en in bezwaar overgelegde documenten kunnen niet afdoen aan bovenstaand oordeel.
5.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de Staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat de identiteit en nationaliteit van eiseres op basis van de door haar overgelegde Burundese identiteitskaart niet kan worden vastgesteld. Omdat het Burundese paspoort van eiseres is verkregen op basis van deze identiteitskaart, kan de identiteit en nationaliteit van eiseres evenmin op basis daarvan worden vastgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Staatssecretaris om deze reden heeft mogen weigeren om eiseres voor te dragen voor naturalisatie.
5.8.
De Staatssecretaris mocht op grond van het bepaalde in artikel 7:3 van de Awb afzien van het horen van eiseres, nu het bezwaar kennelijk ongegrond was. Het horen van eiseres had immers niets af kunnen doen aan de conclusie van het BD over de overgelegde documenten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de Staatssecretaris heeft mogen weigeren om eiseres voor te dragen voor naturalisatie. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.