Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Samenvatting
studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Op 1 januari 2006 is de aanloopfase voor de aflossing
van zijn schuld, die bestaat uit een lening, aangevangen. Eiser heeft met betrekking tot de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 verzocht om verlaging van het maandelijkse aflossingsbedrag met een formulier “Verzoek verlagen maandbedrag studieschuld". Bij de daarop genomen besluiten (van resp. 6 oktober 2012, 6 mei 2013, 6 oktober 2014 en 6 februari 2015) is steeds - "op verzoek van eiser" het inkomen van zijn partner niet meegeteld. Eiser heeft in augustus 2022 op de site van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder, gelezen dat de looptijd van de aflosfase van zijn studieschuld langer is dan de gebruikelijke 15 jaar doordat hij met betrekking tot de aflossing ervoor heeft gekozen om het inkomen van zijn partner buiten beschouwing te laten. Tegen de looptijd van de aflosfase heeft hij vervolgens bezwaar gemaakt bij brief van 27 oktober 2022. Eiser heeft verzocht zijn keuze, om het inkomen van zijn partner niet mee te laten tellen in de draagkrachtmeting, te negeren omdat die keuze niet had gehoeven en eiser dienaangaande onvoldoende was geïnformeerd en nadelig uitpakt voor de duur van de aflosfase.
De rechtbank acht eiser voldoende geïnformeerd over de gevolgen van zijn keuze. Ook het beroep op de hardheidsclausule en het evenredigheidsbeginsel gaan naar het oordeel van de rechtbank niet op. Dat wordt hierna verder toegelicht.
Inleiding
Standpunten van eiser
Standpunten van DUO
Wettelijk kader
Artikel 10a.11, tweede lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat voor ieder jaar dat op grond van de toepassing van het eerste lid geen rekening wordt gehouden met het inkomen van de partner van de debiteur de aflosfase wordt verlengd met een jaar.