ECLI:NL:RBOVE:2024:3516

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10883020 \ CV EXPL 24-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gas, water en elektriciteit in het kader van een overeenkomst met Duits recht

In deze zaak hebben eiser en gedaagde een overeenkomst gesloten voor de levering van gas, water en elektriciteit voor een woning in Duitsland. Gedaagde heeft de eindafrekening van eiser, die op 26 januari 2022 is verzonden, onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot de vordering van eiser tot betaling. Gedaagde betwist de hoogte van de eindafrekening, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde deze betwisting onvoldoende heeft gemotiveerd. De kantonrechter is bevoegd om van de zaak kennis te nemen, aangezien op de overeenkomst Duits recht van toepassing is. De kantonrechter wijst de vordering van eiser grotendeels toe, vermeerderd met wettelijke rente naar Duits recht en buitengerechtelijke incassokosten naar Nederlands recht. De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij gedaagde niet aanwezig was, ondanks een oproep. Later verzocht gedaagde om een nieuwe mondelinge behandeling, maar dit verzoek werd afgewezen. De kantonrechter concludeert dat gedaagde in verzuim verkeert en dat de eindafrekening correct is, met uitzondering van een bedrag aan 'Verzugs- und Bankkosten' dat niet wordt toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 13.044,31, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10883020 \ CV EXPL 24-93
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van
[eiser] GMBH & CO. KG,
te [vestigingsplaats] (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de heer [gemachtigde] ([bedrijf]),
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2024.
1.2.
Namens [eiser] is op de mondelinge behandeling haar gemachtigde verschenen. Ondanks dat de rechtbank [gedaagde] bij brief van 28 februari 2024 voor de mondelinge behandeling heeft opgeroepen, is hij niet verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ten slotte is voor het sluiten van de mondelinge behandeling vonnis bepaald.
1.3.
Op 6 juni 2024 heeft [gedaagde] zich bij de rechtbank gemeld, omdat hij die dag als datum van de mondelinge behandeling in zijn agenda had genoteerd. [gedaagde] heeft verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft [eiser] om een reactie gevraagd. [eiser] heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen een nieuwe mondelinge behandeling. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een nieuwe mondelinge behandeling te bevelen. Daarbij heeft de kantonrechter in de afweging betrokken dat ten tijde van het verzoek van [gedaagde] om een nieuwe mondelinge behandeling het onderzoek ter zitting was gesloten en een datum voor het vonnis was bepaald, [eiser] tegen een toewijzing van het verzoek bezwaar heeft gemaakt en [gedaagde] de mondelinge behandeling van 6 juni 2024 niet heeft bijgewoond doordat hijzelf een verkeerde datum heeft genoteerd.

2.De samenvatting

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten voor de levering van gas, water en elektriciteit voor een huis in Duitsland. [gedaagde] heeft een eindafrekening van [eiser] onbetaald gelaten, reden waarom [eiser] betaling van hem vordert. [gedaagde] betwist de hoogte van de eindafrekening. De kantonrechter acht zich bevoegd om van deze zaak kennis te nemen. Op de overeenkomst is Duits recht van toepassing, omdat [eiser] dienstverlener is en in Duitsland is gevestigd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de hoogte van de eindafrekening onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De vordering van [eiser] wordt (grotendeels) toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente naar Duits recht en de buitengerechtelijke incassokosten naar Nederlands recht. De beslissing wordt hierna verder toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is gevestigd in Duitsland. Partijen hebben op of omstreeks 6 mei 2011 een overeenkomst met elkaar gesloten. Krachtens die overeenkomst heeft [eiser] gas, water en elektriciteit geleverd aan [gedaagde] ten behoeve van een destijds aan [gedaagde] toebehorende onroerende zaak aan het adres [adres] (Duitsland) (hierna: het huis).
3.2.
Eind 2021 is de overeenkomst tussen partijen beëindigd. [eiser] heeft [gedaagde] op 26 januari 2022 een eindafrekening gestuurd voor een totaalbedrag van € 12.120,57. [gedaagde] wordt daarin aangemaand om de vordering uiterlijk op 9 februari 2022 te voldoen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 13.985,57 (bestaande uit € 12.120,57 aan hoofdsom, € 1.084,41 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 780,59 wettelijke rente naar Duits recht berekend tot 19 december 2023), vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Aan haar vordering legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken doordat hij de eindafrekening van 26 januari 2022 niet heeft betaald. Volgens de eindafrekening had [gedaagde] uiterlijk op 9 februari 2022 moeten betalen. Nu hij dat heeft nagelaten, verkeert hij in verzuim en is hij gehouden de wettelijke rente (naar Duits recht) aan [eiser] te betalen. [eiser] was genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken, die voor rekening dienen te komen van [gedaagde].
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] zijn in februari 2020 bij strenge vorst de Cv-installatie en waterleiding bevroren geweest, waardoor er schade is ontstaan. Er kon in verband met de corona-maatregelen toen geen monteur komen voor het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden. [gedaagde] heeft de schade bij [eiser] gemeld. De waterleiding van het huis is na het ontstaan van de schade dichtgedraaid. De kachel deed het niet omdat er geen water meer in de installatie aanwezig was. Volgens [gedaagde] kan het daarom niet kloppen dat hij een rekening krijgt voor het gebruik van energie. In 2021 is het huis verkocht. [gedaagde] zou toen [eiser] diverse keren hebben verzocht om de rekening voor gas en elektra aan te passen, omdat hij niet in het huis is geweest. [gedaagde] heeft daarover met [eiser] gemaild en probeert de e-mails daarover te achterhalen. Hij heeft aangegeven de e-mails te overleggen bij aanvullende conclusie van antwoord. Nadien heeft de rechtbank echter geen stukken van [gedaagde] ontvangen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
[eiser] is gevestigd in Duitsland. Vanwege het internationale karakter van deze zaak moet de kantonrechter ambtshalve de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser].
5.2.
[gedaagde] heeft zijn woonplaats in Nederland. Nederland is een lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de EEX Verordening (EU) nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin hij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter in dit geval rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] (Almelo) is de Rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo bevoegd van de vordering kennis te nemen.
5.3.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de beantwoording van de vraag welk recht van toepassing is. Het onderhavige geschil betreft een vordering die is gegrond op een overeenkomst inzake dienstverlening. Om die reden is op het geschil van toepassing de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). In artikel 4 lid 1 onder b Rome I is bepaald dat de overeenkomst inzake dienstverlening wordt beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft. [eiser] is gevestigd in Duitsland, zodat Duits recht van toepassing is.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen
5.4.
[gedaagde] is consument. De kantonrechter stelt vast dat niet ambtshalve getoetst hoeft te worden of [eiser] aan (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. Deze (pre)contractuele informatieverplichtingen komen voort uit de Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten. Deze richtlijn dateert van 25 oktober 2011 en moest voor 13 december 2013 zijn geïmplementeerd in de wetgeving van de lidstaten. De onderhavige overeenkomst is in mei 2011 gesloten, dus voordat de richtlijn bestond. [eiser] kon en hoefde daarom bij het sluiten van de overeenkomst niet aan de bepalingen van de richtlijn te voldoen, waardoor een toetsing daaraan achterwege kan blijven.
Oneerlijke bedingen
5.5.
Wel dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of [eiser] een beroep doet op een oneerlijk beding. Ook dat is hier niet het geval. [eiser] heeft ter zitting ook bevestigd dat zijn vordering niet is gebaseerd op een contractueel beding uit de algemene voorwaarden. Aan de vordering van [eiser] ligt enkel de Duitse wetgeving ten grondslag.
Inhoudelijke beoordeling
5.6.
[gedaagde] erkent dat hij een overeenkomst heeft gehad met [eiser] voor de levering van gas, water en elektriciteit. Hij betwist echter de hoogte van de eindafrekening.
5.7.
De eindafrekening van [eiser] ziet op de periode van 26 januari 2021 tot 20 december 2021. Voor die periode moet volgens de eindafrekening een bedrag van € 8.362,27 betaald worden voor gas, water en elektriciteit. Daarnaast moet er volgens de eindafrekening een bedrag van € 3.599,55 betaald worden voor een nabetaling van een eerdere rekening en een bedrag van € 158,75 aan ‘Verzugs- und Bankkosten’. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 12.120,57.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de hoogte van de eindafrekening onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Volgens [gedaagde] is de waterleiding na het ontstaan van de schade in 2020 dichtgedraaid, waardoor de kachel het niet deed en het niet klopt dat hij een rekening krijgt voor energie. [gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt of en wanneer de schade is hersteld en of [gedaagde] nog elektriciteit en/of gas voor andere dingen dan de kachel heeft verbruikt. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij in 2021 [eiser] heeft verzocht om de rekening aan te passen, omdat hij het huis heeft verkocht en daar niet meer is geweest. Hij zou daar contact over gehad hebben met [eiser] en dit met e-mails kunnen aantonen. [gedaagde] heeft echter nagelaten de e-mails te overleggen, waardoor niet duidelijk is of en wanneer hij de overeenkomst heeft opgezegd. Volgens [eiser] is er geen contact geweest met [gedaagde] en heeft hij na verkoop van het huis de overeenkomst niet opgezegd. [eiser] heeft tijdens een executiepoging van de eindafrekening geconstateerd dat het huis een nieuwe eigenaar had, waarna [eiser] vervolgens zelf de overeenkomst met [gedaagde] heeft beëindigd. Nu op basis van de stellingen van partijen niet kan worden vastgesteld dat de overeenkomst tussen hen in de periode van 26 januari 2021 tot 20 december 2021 is geëindigd, is [gedaagde] gehouden de in deze periode afgenomen hoeveelheid gas, water en elektra te betalen. Deze verplichting is er op basis van de overeenkomst ook als ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde] - zoals hij zelf aanvoert – het huis in die periode niet heeft bewoond.
5.9.
Nu [gedaagde] de vordering van [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, kan het gevorderde worden toegewezen. Van de gevorderde hoofdsom van € 12.120,57 zal echter een bedrag van € 158,75 aan ‘Verzugs- und Bankkosten’ niet worden toegewezen, waardoor er een hoofdsom van € 11.961,82 resteert. De reden van deze afwijzing is dat het niet duidelijk is waar de Verzugs- und Bankkosten op zien. De gemachtigde van [eiser] heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dit ook niet te weten. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 11.961,82 aan hoofdsom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente volgens artikel 288 lid 1 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB) vanaf 10 februari 2022, nu [gedaagde] volgens de eindafrekening uiterlijk op 9 februari 2022 had moeten betalen en op grond van artikel 286 lid 2 onder 1 BGB daarom in verzuim verkeert.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
De buitengerechtelijke incassokosten betreffen geen kosten die voortvloeien uit verbintenissen uit een overeenkomst als bedoeld in artikel 1 Rome I. De vordering tot betaling van deze kosten dient daarom naar Nederlands recht te worden beoordeeld. In dit verband stelt de kantonrechter vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft op 20 februari 2023 een aanmaning gestuurd naar [gedaagde] die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Conform de staffel van het Besluit is daarom over de toegewezen hoofdsom van € 11.961,82 een bedrag van € 1.082,49 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) toewijsbaar.
Proceskosten
5.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
131,11
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.487,11

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 13.044,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 288 lid 1 BGB over een bedrag van € 11.961,82, met ingang van 10 februari 2022, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.487,11, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.