ECLI:NL:RBOVE:2024:3481

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
08-100643-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een kapot bierflesje in Almelo

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 maart 2024 in Almelo betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot doodslag op het slachtoffer, waarbij hij meerdere keren met een kapot bierflesje in het gezicht van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een eerdere onenigheid, het slachtoffer heeft aangevallen, wat resulteerde in ernstige verwondingen aan het gezicht van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de handelingen en de kwetsbaarheid van de getroffen lichaamsdelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 385,00 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de overige schadeposten van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-100643-24 (P)
Datum vonnis: 1 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] (Eritrea),
nu verblijvende in P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Karapetyan, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
(primair) opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) te doden, dan wel (
subsidiair) hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel (
meer subsidiair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2024 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt (waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond viel) en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een (kapot) glazen (bier)flesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2024 te Almelo aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie, althans een of meerdere, snijverwondingen in/aan het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft toegebracht door [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen (waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond viel) en/of
- (vervolgens) (met kracht) meerdere malen, althans een maal, met een (kapot) glazen (bier)flesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden en/of te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2024 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt (waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond viel) en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een (kapot) glazen (bier)flesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het slaan van [slachtoffer] waardoor hij op de grond viel, zoals ten laste gelegd onder het eerste gedachtestreepje.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 24 maart 2024 omstreeks half zeven ‘s ochtends bevinden verdachte en [slachtoffer] zich in de [locatie 2], gelegen tussen het [vestigingsplaats]. Naast hen bevindt zich een aantal mannen met wie zij die nacht in een café hebben doorgebracht. Nadat eerder die nacht al onenigheid bestond tussen verdachte en [slachtoffer] ontstaat er, buiten het zicht van een camera, een ruzie waarbij [slachtoffer] verwondingen in zijn gezicht oploopt. Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer], terwijl zijn gezicht en kleding onder het bloed zitten, vanuit het [adres] via de [locatie 2] richting de [adres] loopt waar hij op een bankje gaat zitten. Als de politie ter plaatse komt dreigt [slachtoffer] telkens buiten bewustzijn te raken en bloedt hij zo hevig dat verbalisanten het bloeden niet kunnen stoppen met het verband dat zij voorhanden hebben. In de omgeving van [slachtoffer] wordt een afgebroken flessenhals aangetroffen met daarop een rode substantie.
Uit de forensisch medische letselrapportage van 7 juni 2024 opgemaakt door forensisch arts drs. N. Dankerlui blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake was van in ieder geval een drietal snijverwondingen: aan de rechterzijde van het voorhoofd, naast het rechteroor en aan de linkerwang. Door de forensisch arts is geconcludeerd dat het letsel is veroorzaakt door scherprandig of puntig geweld. Bij alle letsels is dat geweld ten minste doorgedrongen tot en met de slagaderlijke bloedvoorziening. De forensisch arts acht het zeer veel waarschijnlijker dat het letsel door meerdere bewegingen is toegebracht, dan dat het letsel door één beweging is toegebracht.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 maart 2024 in gevecht is geraakt met [slachtoffer] en dat hij hem met een bierflesje heeft geslagen. Op camerabeelden van een eerder moment die ochtend is te zien dat verdachte een bierflesje kapotslaat op straat en de afgebroken flessenhals in zijn hand houdt. Na het zien van deze camerabeelden heeft verdachte verklaard dat het een kapotgeslagen bierflesje was waarmee hij heeft geslagen.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] meerdere keren met een kapot bierflesje in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, als gevolg waarvan Hinstab het hierboven beschreven letsel heeft opgelopen.
- poging tot doodslag?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van een poging tot doodslag, zoals verdachte primair is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met als doel hem van het leven te beroven, zodat van vol opzet geen sprake is. De vervolgvraag is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van [slachtoffer], is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een kapot bierflesje meerdere malen in het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het gezicht kwetsbare plekken bevinden, zoals de ogen, de slapen en slagaders. Door forensisch arts drs. N. Dankerlui is verklaard dat wanneer trauma ontstaat op de manier zoals is vastgesteld, het letsel dieper kan doordringen en nabijgelegen vitale structuren in het hoofd- en halsgebied kan raken, zoals het oog of de halsslagader. Het doorklieven van de halsslagader kan resulteren in massaal bloedverlies en kan binnen één tot enkele minuten tot een shocktoestand leiden, een ernstige en levensbedreigende situatie, waarbij onmiddellijk chirurgisch ingrijpen noodzakelijk is om het bloeden te stoppen en de slagader te herstellen. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat door het meerdere keren steken met een kapot bierflesje in het gezicht van [slachtoffer] de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de belangrijke orgaansystemen en slagaders in het hoofd- en halsgebied zich op een klein oppervlak bevinden, waardoor enkele centimeters het verschil kunnen maken.
Over de vraag of verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft willens en wetens het bierflesje kapotgeslagen waarna hij de flessenhals heeft vastgehouden en meegenomen. Vervolgens heeft hij niet eenmaal, maar in elk geval driemaal in het gezicht van [slachtoffer] gestoken. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvormen zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] gehad. De rechtbank kwalificeert dit handelen dan ook als een poging tot doodslag, zoals primair ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen bewijzen dat verdachte, voorafgaand aan het bovenstaande, [slachtoffer] heeft geslagen waardoor hij op de grond viel. Van dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 maart 2024 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] met kracht meerdere malen, met een kapot glazen bierflesje, in het gezicht en het hoofd heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich na eerdere onenigheid die nacht schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer] meerdere malen met een gebroken bierflesje te steken in diens gezicht en op diens hoofd. Dat het ontstane letsel relatief beperkt is gebleven, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. Verdachte lijkt, onder invloed van zeer veel drank, wraak te hebben genomen op [slachtoffer] vanwege vervelend opdringerig agressief gedrag en kwetsende uitlatingen van diens zijde eerder die nacht. Met zijn buitengewoon agressieve en disproportionele handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Slachtoffers van dergelijk geweld ondervinden niet alleen pijn en letsel, maar gaan vaak nog lang gebukt onder de psychische gevolgen daarvan. De littekens in zijn gezicht die [slachtoffer] heeft overgehouden aan verdachtes handelen maken bovendien dat hij blijvend herinnerd zal worden aan het gewelddadige gedrag van verdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 9 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 12 juni 2024. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij zien, mede gelet op de huidige verblijfsstatus van verdachte, verdachte is in afwachting van zijn asielprocedure, geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gezien de ernst van het gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de eis van de officier van justitie, die haar eis heeft gebaseerd op de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. Deze richtlijnen adviseren ten aanzien van een first offender voor een poging tot doodslag door het steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, een gevangenisstraf van vier tot zes jaren. Gezien de blanco documentatie van verdachte en het feit dat [slachtoffer] een aandeel lijkt te hebben gehad in de inleidende ruzies die nacht, is de officier van justitie tot een eis gekomen van 42 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegende conformeert de rechtbank zich aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 873,00 (achthonderd drieënzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico (ambulancevervoer en hechten van wonden) € 385,00;
- gemiste arbeid (drie dagen) € 318,00;
- kleding (jas, broek en trui) € 170,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding van het eigen risico ter hoogte van € 385,00 toewijsbaar is en vordert om dit voornoemde bedrag toe te wijzen met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van een nadere onderbouwing.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het standpunt van de officier van justitie redelijk en verzoekt om dit standpunt te volgen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost ‘eigen risico’ is voldoende aannemelijk, gelet op het letsel dat medisch behandeld is. Daarnaast is deze schadepost door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal deze schadepost daarom toewijzen.
De overige schadeposten ‘gemiste arbeid’ en ‘kleding’ zijn onvoldoende vast komen te staan, omdat de gestelde schade niet is aangetoond en/of nader is onderbouwd. Het in de gelegenheid brengen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden en zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 385,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 24 maart 2024.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
€ 385,00materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 385,00 (driehonderd vijfentachtig euro). Voormeld bedrag is te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 24 maart 2024;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 385,00 (zegge: driehonderd vijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
7 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024.
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024137398. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 24 maart 2024 in Almelo gevochten met [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) en ik heb hem geslagen met een bierflesje. Ik zag op een gegeven moment bloed bij [slachtoffer]. Door de camerabeelden die ik later heb gezien, weet ik dat het om een kapot bierflesje ging.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 124-125:
Ik was aan het chillen in Almelo. Ik zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) naar mij toe fietste. [verdachte] was boos. Hij heeft mij gestoken. Ik heb het gehoord. Ik hoorde ggrstst. Ik hoorde mijn huid snijden en ik voelde veel bloed. Hij stak mij een paar keer in mijn gezicht.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2], van 24 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 81:
Op 24 maart 2024 kwamen wij ter plaatse aan de [adres]. Op het bankje zagen wij een hevig bloedend persoon zitten, naar later bleek aangever. Wij zagen dat er bij de persoon op het bankje nog twee mannen stonden, die aangaven getuige te zijn geweest. Wij hoorden dat een van de mannen, welke later getuige [getuige], [geboortedatum 2]-1999, bleek te zijn, tegen ons zei dat de man op het bankje tegen hem had gezegd, dat deze door een andere man was gestoken. Ook zei deze man tegen ons dat de man op het bankje de naam van de verdachte had genoemd, te weten [verdachte] en dat deze zou wonen op het AZC aan de [locatie 3].
Op het bankje dat achter het bankje stond waar wij slachtoffer aantroffen, lag een afgebroken flessenhals. Deze was groen van kleur en leek op een afgebroken bierfleshals. Wij hoorden dat getuige [getuige] zei dat de verdachte deze in zijn handen had gehad.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en
[verbalisant 4], van 28 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 87:
Ik zag dat de verdachte een groen flesje pakte uit de plasticzak in het mandje van persoon 3. Ik zag dat de verdachte dit flesje kapot sloeg op de straat en de flessenhals in zijn hand hield.
5.
Een geschrift, te weten een forensisch medische letselrapportage van 7 juni 2024, opgemaakt door forensisch arts drs. N. Dankerlui, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In deze casus is letsel 1 gelokaliseerd aan de rechterzijde van het voorhoofd, doorlopend tot in de haarlijn. Letsel 2 is gelokaliseerd rechts naast het oor. Letsel 3 is gelokaliseerd op de linkerwang, waarbij het scherpe of puntige geweld is doorgedrongen tot en met minstens de slagaderlijke bloedvoorziening bij al deze letsels. Dergelijk letsel ontstaat door een geweldsinwerking, waarbij een doorklieving van middelgrote en kleine lichaamsslagaders optreedt, namelijk de arteria temporalis en/of diens vertakkingen, of de arteria facialis en/of diens vertakkingen.
Het is belangrijk te vermelden dat dit traumamechanisme, veroorzaakt door puntig en/of scherprandig geweld, dieper kan doordringen en ook andere nabijgelegen vitale structuren in het hoofd-halsgebied kan raken, zoals de nervus facialis, het oog of de halslagader.
In de hals regio is de arteria carotis (halsslagader) gesitueerd, een van de grote hoofdslagaders. Indien de carotis wordt doorkliefd, kan dit resulteren in massaal bloedverlies. Dit kan, afhankelijk van de grootte van de doorklieving, binnen een tot enkele minuten tot een shocktoestand leiden, een ernstige en levensbedreigende medische situatie. Onmiddellijk chirurgisch ingrijpen is noodzakelijk om het bloeden te stoppen en de slagader te herstellen.
Op grond van de medische informatie en de foto's zijn de letsels 1, 2 en 3 het gevolg van een snij- of steekwond. Op basis van de letsels met nummer 1, 2 en 3, waarbij sprake is van lijnvormig en boogvormig letsel met gladde wondranden en roodverkleuring van de huid rondom, past de ontstaanswijze van deze letsels meer bij een toedracht waarbij scherprandig snij- of steekgeweld is toegebracht. Een puntig of scherprandig wapen of voorwerp, zoals de waargenomen glasscherven afgebeeld op het fotomateriaal gemaakt op de PD, kan dit type snij- of steekletsel veroorzaken.
De bevindingen ten aanzien van het geconstateerde letsel in het gelaat en aan het hoofd van het slachtoffer zijn zeer veel waarschijnlijker onder hypothese 2, het toebrengen door meerdere bewegingen, dan onder hypothese 1, het toebrengen door een (1) beweging.