ECLI:NL:RBOVE:2024:343

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
08-146546-23 (P) en 08-320444-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op Aldi met bedreiging met geweld

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 42-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden voor het plegen van een overval op een Aldi in Hengelo. De overval vond plaats op 19 april 2023, waarbij de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de kassière bedreigde en een bedrag van ongeveer 490 euro ontvreemde. Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie, mr. R. van Andel, behandeld, evenals de verdediging door mr. P.A. Speijdel. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en de herkomst van de gebruikte pinpas. De verdachte had eerder een strafblad en verkeerde in een proeftijd, wat de rechtbank in haar overwegingen meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, een jonge kassière die angst had ervaren door de bedreiging. De rechtbank wees ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-146546-23 (P) en 08-320444-20 (TUL)
Datum vonnis: 19 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Andel en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.A. Speijdel, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een filiaal van Aldi in Hengelo heeft overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 april 2023 te Hengelo,
- een hoeveelheid geld (ongeveer 490 euro) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aldi BV (gevestigd aan
[adres]) en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met een mondkapje op en een muts over zijn hoofd naar de kassa in voornoemde Aldi te gaan,
- bij die kassa een blikje Redbull af te rekenen en tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 5 euro extra wil pinnen,
- als die [slachtoffer 2] de 5 euro aan hem wil overhandigen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “ik wil dat in tientjes”,
- (vervolgens) met zijn hand naar de tientjes in de kassalade van die [slachtoffer 2] te reiken,
- als die [slachtoffer 2] haar hand op de kassalade houdt tegen die [slachtoffer 2] te
zeggen: “kijk eens wat ik hier heb” en haar vervolgens een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en deze omhoog te houden,
- (vervolgens) als die [slachtoffer 2] haar hand van de kassalade heeft gehaald een
hoeveelheid geld uit de kassalade te pakken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte heeft het feit ontkend en uit de overige bewijsmiddelen kan niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat verdachte degene is, die de overval gepleegd heeft. Volgens de verdediging proberen verdachtes vriendin, [naam 1] (hierna: [naam 1] ), en getuige, [getuige] (hierna: [getuige] ), hem erin te luizen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 april 2023 was aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) als kassière aan het werk bij de Aldi op het [adres] in Hengelo toen een man, met een mondkapje op en een muts ver over zijn hoofd getrokken, bij haar aan de kassa kwam om een blikje Redbull af te rekenen. De man zei daarbij dat hij vijf euro extra wilde pinnen. De man betaalde met zijn pinpas en [slachtoffer 2] gaf de man een biljet van vijf euro. De man zei “
ik wil dat in tientjes” en reikte met zijn hand naar de tien euro biljetten in de kassalade. [slachtoffer 2] hield haar hand op de kassalade. Vervolgens zei de man ‘
kijk eens wat ik hier heb’. [slachtoffer 2] zag dat de man een voorwerp dat leek op een vuurwapen in zijn rechterhand hield en deze omhoog hield. Deze was geheel zwart. [slachtoffer 2] trok haar hand van de kassalade en de man pakte vervolgens geld uit de kassalade en vertrok. Na onderzoek bleek dat er 490 euro was weggenomen uit de kassalade.
De overwegingen van de rechtbank
De betrokkenheid van verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte degene is geweest die deze overval heeft gepleegd.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat de dader tijdens de overval heeft gepind. Naar deze pinpas is onderzoek gedaan en daaruit is gebleken dat de pas afkomstig is van de Bunq Bank. De dag voor de overval, op 18 april 2023, is voor het laatst om 16:56:22 met deze pas gepind bij een Jumbo vlakbij het [adres] in Hengelo. Verdachte heeft erkend dat hij degene is die toen gepind heeft. Verdachte is dus de laatste persoon die met de bij de overval gebruikte pinpas heeft gepind.
[naam 1] heeft voorafgaand aan de transactie van verdachte ook op 18 april 2023 met de betreffende pinpas bij dezelfde Jumbo gepind. [naam 1] woont in [plaats 1] , in de buurt van deze Jumbo. [naam 1] heeft verklaard dat de pas waarmee zij op 18 april 2023 gepind heeft, toebehoort aan een kameraad van verdachte, [getuige] . Op 18 en 19 april 2023 was zij in het bezit van deze pas. Verder heeft zij verklaard dat verdachte op 18 en 19 april 2023 bij haar verbleef en dat er in die periode – op haar dochter na – niemand bij haar thuis is geweest. Volgens [naam 1] hebben alleen verdachte en zijzelf in die periode de beschikking over de pinpas van [getuige] gehad.
Er is na de overval een tap afgesloten op het telefoonnummer van [naam 1] . In een gesprek met haar zus vertelt [naam 1] dat toen de politie haar met de pinpas van de Bunq Bank confronteerde, zij wel moest erkennen dat ook verdachte van deze pinpas gebruik heeft kunnen maken. In een ander gesprek met een persoon genaamd [getuige] – de rechtbank gaat ervan uit dat dit [getuige] is – zegt [naam 1] : ‘
Als ik jouw pas gewoon bij mij heb. Hij heeft em gewoon meegenomen en wat ie er mee gedaan heeft, weet ik niet. Want ja, ze lieten de foto zien’. [getuige] reageert daarop: ‘
Ja. Eén en één is twee.’
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van [naam 1] en de gesprekken die zij, terwijl er een tap was afgesloten, heeft gevoerd met haar zus en [getuige] vast dat verdachte op de dag van de overval in Hengelo, in de buurt van de Aldi verbleef en dat verdachte de enige man was die op de dag van de overval over de pinpas kon beschikken.
Verder is ook [getuige] als getuige gehoord. Hij verklaart bij het tonen van een foto van de overvaller dat dit verdachte moet zijn. Hij zou hem zelf niet hebben herkend, maar omdat verdachte hem erover verteld heeft, weet hij dat het verdachte is. Hij herkent in ieder geval de pet en de schoenen van de overvaller als die van verdachte.
Ten slotte is er twee weken na de overval in het schoudertasje van verdachte een zwart balletjespistool aangetroffen. [getuige] heeft verklaard dat hij verdachte ook al voor de overval met een balletjespistool heeft gezien. Volgens [getuige] was het balletjespistool zwart en leek het op een politiewapen. De rechtbank concludeert dat verdachte op 19 april 2023 de beschikking had over een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat qua kleur overeenkomt met het door aangeefster [slachtoffer 2] omschreven vuurwapen.
Door verdachte is nog aangevoerd dat [naam 1] en [getuige] hem erin proberen te luizen, maar dit acht de rechtbank gelet op de inhoud van hun verklaringen en de inhoud van de tapgesprekken niet aannemelijk. Uit het gesprek tussen [naam 1] en haar zus leidt de rechtbank af dat [naam 1] niemand wil verraden en verdachte er juist buiten wil houden, maar dit niet meer kan nadat zij geconfronteerd wordt met de pinpas van de Bunq Bank. [getuige] verklaart niet dat hij verdachte zonder meer herkend in de door de politie getoonde foto van de overvaller, wat wel in de rede had gelegen als hij verdachte erin had willen luizen.
Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is die op 19 april 2023 de overval op de Aldi aan het [adres] in Hengelo heeft gepleegd.
De stelling van de raadsman dat de dader een vrouw, mogelijk mevrouw [naam 1] , zou zijn geweest wordt door de rechtbank als niet onderbouwde hypothese terzijde gesteld. Aangeefster spreekt stellig over een man die haar aansprak en de overval heeft gepleegd.
De conclusie
Het ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘
vuurwapen’ komt omdat uit de bewijsmiddelen slechts volgt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een balletjespistool, een op een vuurwapen lijkend object.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 april 2023 te Hengelo,
- een hoeveelheid geld (ongeveer 490 euro) aan Aldi BV, gevestigd aan [adres], toebehorende, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door:
- met een mondkapje op en een muts over zijn hoofd naar de kassa in voornoemde Aldi te gaan,
- bij die kassa een blikje Redbull af te rekenen en tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 5 euro extra wil pinnen,
- als die [slachtoffer 2] de 5 euro aan hem overhandigt tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “ik wil dat in tientjes”,
- vervolgens met zijn hand naar de tientjes in de kassalade van die [slachtoffer 2] te reiken,
- als die [slachtoffer 2] haar hand op de kassalade houdt tegen die [slachtoffer 2] te
zeggen: “kijk eens wat ik hier heb” en haar vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en deze omhoog te houden,
- vervolgens als die [slachtoffer 2] haar hand van de kassalade heeft gehaald een
hoeveelheid geld uit de kassalade te pakken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring een substantieel lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie wordt gevorderd. Daarbij acht de raadsman van belang dat verdachte al geruime tijd vastzit en dat het op een vuurwapen gelijkend voorwerp niet direct op aangeefster is gericht. Ook merkt de raadsman op dat artikel 63 Sr van toepassing is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een Aldi en daarbij gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt bij de winkel, maar ook gevoelens van angst teweeg gebracht bij de destijds zestienjarige kassière, [slachtoffer 2] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Verder kunnen dit soort feiten ook anderen, waaronder omwonenden en bezoekers van de Aldi, een onveilig gevoel geven. Verdachte heeft met al deze gevoelens geen rekening gehouden toen hij dacht op snelle wijze aan geld te kunnen komen. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan. Verdachte heeft ter zitting niet de indruk gegeven de ernst van zijn handelen in te zien. Sterker nog, hij ontkent iedere betrokkenheid bij de hem verweten gedragingen. De rechtbank vindt dit zorgwekkend.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 december 2023 van 17 pagina’s. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten. Ook volgt hieruit dat verdachte ten tijde van het plegen van dit feit in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte opgemaakte NIFP-trajectconsult van 25 oktober 2023 en het reclasseringsrapport van 21 december 2023. Samengevat levert deze informatie het volgende beeld van verdachte en advies van de reclassering op.
Verdachte is een man met een licht verstandelijke tot beneden gemiddelde intelligentie (disharmonisch profiel) met gebrekkige copingvaardigheden en een lange geschiedenis met problematisch middelengebruik. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad, dat nauw verband houdt met zijn middelengebruik. Er is bij verdachte een patroon zichtbaar van vermogensdelicten, waarbij de ernst van het geweld het afgelopen jaar lijkt toe te nemen. Bovendien beschikt verdachte niet over een woning of inkomen, heeft verdachte schulden en begeeft verdachte zich in een negatief sociaal netwerk, zodat er nauwelijks beschermende factoren zijn. De reclassering schat het risico op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden hierdoor in als gemiddeld. De door verdachte getoonde motivatie en het feit dat aan verdachte lange tijd geen ondersteuning is geboden vanuit een justitieel kader, maken dat de reclassering verdachte toch een kans wil geven. In het kader van een eerdere strafzaak tegen verdachte (parketnummer 06.114696-23) zijn aan verdachte voorwaarden opgelegd, waar vanwege de huidige verdenking nog geen begin mee is gemaakt. Deze voorwaarden acht de reclassering op dit moment nog passend. De reclassering adviseert dan ook om bij een veroordeling in deze zaak een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, zodat verdachte na afloop van zijn detentie met de voorwaarden uit de eerdere strafzaak aan de slag kan gaan. Binnen de detentie kan verdachte dan al starten met ambulante verslavingsbehandeling en toeleiding naar een passende woonvorm.
De strafmodaliteit en hoogte daarvan
Als uitgangspunt van denken voor wat betreft de hoogte van een straf voor het plegen van een overval op een winkel vermelden de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte al eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij ten tijde van het plegen van dit feit in een proeftijd liep. In strafverzwarende zin betrekt de rechtbank verder bij haar oordeel de jonge leeftijd van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , en het feit dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat ook de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte betrokken, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, als ook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op artikel 63 Sr.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank ziet geen heil in het (opnieuw) opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, aangezien er in het kader van een eerdere strafzaak tegen verdachte al voorwaarden zijn opgelegd, die de reclassering op dit moment nog passend acht.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke opgelegde straf van 27 dagen, opgelegd door de politierechter van de rechtbank Overijssel op 2 april 2021 onder parketnummer 08-320444-20, omdat verdachte binnen de proeftijd de algemene voorwaarde heeft overtreden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht. Verdachte heeft tegen de uitspraak van de politierechter hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en deze heeft verdachte bij arrest van 24 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep (hierna: het arrest). Volgens de raadsman is dit arrest niet aan verdachte betekend, zodat verdachte niet op de hoogte is geraakt van de inhoud van het arrest en – in het verlengde daarvan – van de ingang van proeftijd. Dit zou tot afwijzing van de vordering moeten leiden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de officier van justitie niet verplicht was om het arrest aan verdachte te betekenen. Uit de ‘Aantekening mondeling arrest’ volgt dat het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter van 2 april 2021 is ingetrokken omdat verdachte daar, aldus de raadsman, geen belang bij heeft. Het daarop volgend arrest op tegenspraak van het Gerechtshof is op 24 maart 2023 gewezen. Mr. P.A. Speijdel was als gemachtigd raadsman van verdachte bij de uitspraak aanwezig, zodat op grond van artikel 366 in combinatie met artikel 415 Sv geen verplichting bestond om de uitspraak aan verdachte te betekenen. Wel rustte op de officier van justitie op grond van artikel 366a Sv de verplichting om aan verdachte per post de ingangsdatum van de proeftijd mede te delen. Deze mededeling is gedaan op 11 juli 2023. Nu de vereiste mededeling aan verdachte, die niet verschenen was ter terechtzitting, per post pas is gedaan na de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-320444-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. C.S. Bordenga-Koppes en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
Buiten staat
Mr. M.O. Frentrop en mr. J. Wentink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R023004/2023182877 (onderzoek Agava) van 28 september 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] van 1 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 57 tot en met 59):
Op 19 april 2023 was ik als kassamedewerker aan het werk bij de Aldi aan het [adres] in Hengelo. Op een gegeven moment zag ik een man richting de kassa lopen. Hij had een mondkapje op en een muts ver over zijn voorhoofd getrokken. De man wilde een blikje Red Bully Energy afrekenen. De man zei dat hij vijf euro extra wilde pinnen. Ik zag dat de man zijn pinpas voor het pinapparaat hield. De kassalade ging open en ik gaf vijf euro aan de man, die de man aanpakte. Ik hoorde de man toen zeggen: ‘ik wil dat in tientjes’ of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de man met een hand naar de tientjes in de kassalade reikte. Ik hield mijn hand op het geld in de kassalade. Ik hoorde de man zeggen: ‘kijk eens wat ik hier heb’. Ik zag dat de man een vuurwapen in zijn rechterhand hield en deze omhoog hield. Ik zag dat de man het vuurwapen op ongeveer 50 centimeter van mij af hield. Ik trok mijn hand bij de kassalade weg. Ik zag dat de man biljetten van tien euro uit de kassalade pakte. Het betrof een geheel zwart vuurwapen.
2.
Het proces-verbaal van verdenking van verbalisant [verbalisant 1] van 12 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 34 tot en met 40):
Na onderzoek bleek dat er 490 euro was weggenomen uit de kassa.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 23 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 65 tot en met 68):
Door verdachte is tijdens de overval een pintransactie verricht. Uit de door Worldline Equens verstrekte informatie bleek dat de transactie is gedaan met een pas van de Bunq Bank en dat met het PAN nummer [PAN-nummer] de achterliggende info opgevraagd kon worden bij de bank. Aan de hand van dit PAN nummer is informatie opgevraagd bij de Bunq Bank en daaruit bleek dat dit PAN nummer behoort tot rekeningnummer [rekeningnummer] , toebehorend aan Stichting Tactus Verslavingszorg. Gezien het aantal actieve bankpassen die aan deze bakrekening zijn gekoppeld, is aan de Bunq Bank gevraagd of het pinpasnummer achterhaald kon worden van de pinpastransactie bij de Aldi. Het bleek om gebruiksnummer [nummers 1] en pasnummer [nummers 2] gaan. Verbalisant ontving een overzicht van de transactie met hetzelfde pasnummer en gebruiksnummer dat gebruikt is bij de overval bij de Aldi. In het overzicht over de periode 12-04-2023 t/m 02-05-2023 stond:
18-4-2023 11:1:36 13,88 [rekeningnummer] Jumbo Klieverik HENGELO OV, NL
18-4-2023 16:56:22 21,05 [rekeningnummer] Jumbo Klieverik HENGELO OV, NL
19-4-2023 18:36:32 6,60 [rekeningnummer] Aldi 008 Hengelo HENGELO OV, NL
(Transactie overval)
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 9 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 115 tot en met 122):
Ik gebruik wel eens de pinpas van meneer [getuige] . Op woensdag 18 april 2022 heb ik met die pinpas gepind in de Jumbo. Ik kom dagelijks bij de Jumbo. Ik denk dat ik die pas het weekend ervoor heb gekregen. Donderdag heeft hij (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) de pas weer opgehaald. Ik herken [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) als de persoon die op 18 april 2023 bij de Jumbo in Hengelo op de camerabeelden te zien is. Hij heeft die dag mijn portemonnee meegenomen en met die pinpas betaald. Hij was die maandag langsgekomen en is de maandag erop vertrokken. Die week verbleef verder alleen mijn dochter bij mij. Ik heb die week geen visite gehad. Buiten [verdachte] en ik heeft niemand anders beschikking gehad over die pas.
5.
Een weergave van een telefoongesprek tussen [naam 1] en [getuige] van 15 juni 2023, zijnde een schriftelijk bescheiden als bedoeld in artikel 339 lid 1 onder 5°, inhoudende, voor zover zakelijk weergegeven (pagina’s 159 tot en met 160):
Beller: [telefoonnummer 1]
Tnv: [alias]
Sessienr: [nummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Tnv: [naam 1]
[plaats 1]
[telefoonnummer 1] Hallo. Ja [getuige] . Het werd verbroken
[telefoonnummer 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) Ja. He?
[telefoonnummer 1] Het viel weg
[telefoonnummer 2] Ik zeg, wanneer moet jij naar het woutenbureau dan?
[telefoonnummer 1] Maak je toch niet zo druk meid
[telefoonnummer 2] Als dat ik jouw pas gewoon bij mij heb. Hij heeft em gewoon meegenomen en wat ie er mee gedaan heeft, weet ik niet. Want ja, ze lieten de foto zien
[telefoonnummer 1] Ja. Eén en één is twee
6.
Een weergave van een telefoongesprek tussen [naam 2] en [naam 1] van 10 juni 2023, zijnde een schriftelijk bescheiden als bedoeld in artikel 339 lid 1 onder 5°, inhoudende, voor zover zakelijk weergegeven (pagina’s 129 tot en met 130):
Beller: [telefoonnummer 3]
Tnv: [naam 2]
[plaats 2]
Sessienr: [nummer 2]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Tnv: [naam 1]
[plaats 1]
[telefoonnummer 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) Ja tuurlijk. Dus ja, hij heeft met zijn pasje van [getuige] (fon) betaald en eh.. ik had net daarvoor gezegd dat ik die alleen in mijn bezit had..ja en wat moet moet jij met een pasje van iemand die een overval pleegt. Ja. het is natuurlijk een vriend, het was mijn vriend, weet je wel, toen op dat moment. Maar alleen ja..ik heb gezegd dat ik em niet herkende daar op de foto. Was ook trouwens heel onduidelijk, dus dat was gelukkig, het was ook helemaal zwart natuurlijk. Ik zeg: lijkt wel een zwarte. Nou ik zeg [verdachte] is niet bepaald zwart. Dus ehm..Ja nou ja, in ieder geval eh.. Ja.. Ja maar op een gegeven moment kwamen ze met die Bunqpas. Over die pas van Tactus. Ja, wat moet je zeggen dan?
[telefoonnummer 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) Oh ja
[telefoonnummer 2] Ja ik zeg ook..ja ik zeg.. [verdachte] was die dag wel bij mij. Ik zeg, ik ben nog naar de koffieshop heen geweest. Ja dan zeg ik één en één twee. Dan moet hij in tussentijd wel weg zijn geweest. Dus ja
7.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 26 juni 2023 inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 139 tot en met 146):
Ik herken [verdachte] op de als bijlage 1 getoonde foto van de overvaller. Daar heeft hij mij over verteld. Ik zou hem niet herkennen, maar omdat hij mij het verteld heeft weet ik dat hij het is. Ik herken die pet en de schoenen, want die draagt [verdachte] . [verdachte] was een kameraad van mij. [verdachte] heeft mij een balletjespistool laten zien. Dat was voor de overval. Het balletjespistool ziet eruit als het wapen van verbalisanten en is ook zwart.
Bijlage 1
[afbeelding]
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 23 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 147 tot en met 148):
Op 3 mei 2023 trof ik in het nektasje dat [verdachte] droeg een balletjespistool aan. Ik kan het balletjespistool als volgt omschrijven: zwart van kleur.
9.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 januari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik de dag voor de overval, 18 april 2022, in de Jumbo aan het [adres] heb gepind met de pinpas van [getuige] . Op 19 april 2022 verbleef ik volgens mij bij mijn vriendin, [naam 1] .