ECLI:NL:RBOVE:2024:342

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
08.188998.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. L. Grooters, heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, heeft eveneens vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft het dossier en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig bestudeerd. [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in haar woning is mishandeld door de verdachte en medeverdachten, maar kon zich niet veel herinneren van de gebeurtenis omdat zij bewusteloos was geraakt. De verdachte heeft verklaard dat hij alleen probeerde te bemiddelen tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1], en ontkent geweld te hebben gebruikt.

Na beoordeling van de bewijsvoering concludeert de rechtbank dat er geen bewijs is dat de verdachte zelf geweld heeft toegepast of dat hij een nauwe samenwerking had met de medeverdachten gericht op de mishandeling van [slachtoffer 1]. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.188998.22 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens [slachtoffer 1] en haar moeder is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet in vereniging met een ander of anderen aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij deze persoon heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd
en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het
hoofd en/of lichaam,
heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen
en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen
van het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een of meerdere malen heeft
geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen/in het gezicht en/of hoofd
en/of overige delen van het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen en/of
schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het
lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het hoofd ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor het ten laste gelegde feit, in alle varianten, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 1] waarin zij onder meer heeft verklaard dat zij in haar woning is mishandeld. Volgens [slachtoffer 1] heeft verdachte samen met zijn zonen, medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), geweld tegen haar gebruikt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij werd geslagen en geschopt door meerdere personen. Zij denkt dat verdachte één van de personen is geweest, die haar zou hebben geschopt, maar voegt daaraan toe dat zij het niet meer weet. [slachtoffer 1] kan zich namelijk niet veel meer herinneren van de gebeurtenis omdat zij door de mishandeling op enig moment bewusteloos is geraakt. [slachtoffer 1] heeft verschillende letsels opgelopen ten gevolge van het tegen haar gebruikte geweld.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij, nadat hij pas kort daarvoor had gehoord dat er sprake was van een conflict tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1], samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan, om haar moeder aan te spreken op het gedrag van [slachtoffer 1]. Volgens verdachte escaleerde de situatie meteen bij de woning en zag hij dat [slachtoffer 1] werd aangevallen en mishandeld door [medeverdachte 1]. Verdachte is tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] in gaan staan en heeft hen allebei een duw gegeven. Verdachte wilde hen uit elkaar halen. Mogelijk heeft hij [slachtoffer 1] zeer gedaan bij het wegduwen. Verdachte wilde [slachtoffer 1] beschermen tegen het geweld van [medeverdachte 1]. Vervolgens is verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vertrokken. Verdachte ontkent dat hij geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt. [medeverdachte 2] heeft bij de politie een verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid en de rol van verdachte. [medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] aan de kant heeft gedaan en hij [medeverdachte 1]. Volgens [medeverdachte 2] zou verdachte uit de auto zijn gekomen om [medeverdachte 1] rustig te houden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar betrokken is geweest bij een confrontatie tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] waarbij er geweld tegen [slachtoffer 1] is gebruikt, maar op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf geweld heeft toegepast. Evenmin kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op de mishandeling van [slachtoffer 1] en dat verdachte een voldoende en significante bijdrage aan dat geweld heeft geleverd om van medeplegen te spreken. Verdachte was immers niet op de hoogte van het onderliggende conflict tussen zijn zoon [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] en heeft zich in het geweld gemengd om [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] uit elkaar te halen. De rechtbank acht daarom het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.De schade van benadeelden

[slachtoffer 1] en haar moeder, [slachtoffer 2], hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer 2] heeft – kort samengevat - gesteld onder meer schade te hebben geleden door wat haar dochter is aangedaan.
Nu verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
vordering benadeelde partijen
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Frentrop zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.