ECLI:NL:RBOVE:2024:3415

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
08-095469-24, 05-197169-23 en 08-122497-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na bedreiging en aanranding

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Sierra Leone, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, wederrechtelijk binnendringen in een besloten lokaal, schennis van de eerbaarheid en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De bedreiging vond plaats op 19 maart 2024, toen de verdachte tijdens transport door politiefunctionarissen dreigende uitspraken deed. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zich op 10 juni 2023 in het openbaar te masturberen en aanranding van de eerbaarheid op 23 november 2022 door een slachtoffer te betasten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen, toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-095469-24, 05-197169-23 en 08-122497-23 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 28 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] (Sierra Leone),
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht. Voorts is kennisgenomen van de door [naam 1], reclasseringswerker, als deskundige ter zitting gegeven toelichting.

2.De tenlastelegging

De verdenkingen komen er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24:
feit 1:politiefunctionarissen [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1]) en [verbalisant 2] (hierna: [verbalisant 2]) heeft bedreigd;
feit 2:een (collectief) winkelverbod heeft overtreden;
in de zaak onder parketnummer 05-197169-23:
schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd;
in de zaak onder parketnummer 08-122497-23:
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft aangerand.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24:
1
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Enschede [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] beiden politiefunctionarissen in de regio Gelderland-Oost heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij je bek niet houdt dan sla ik je" en/of: "ik ga iemand vermoorden. Ik ga dat nu doen. Ik ga dat hier doen, Ik kom je nog wel
tegen dan gaan we sparren, als ik sla dan sla ik je goed" en/of: " Vieze vrouw, vieze
man, jullie zijn racisten, witte apen, jullie gaan naar de hel, maak maar een ongeluk,
dan gaan we allemaal dood, jullie zijn corrupt."
,althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Enschede in het besloten lokaal bij de Albert Heijn (gevestigd aan het H.J. van Heekplein), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 juni 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn (middels een collectief winkelverbod) ontzegd voor de duur van 24 maanden;
in de zaak onder parketnummer 05-197169-23:
hij op of omstreeks 10 juni 2023 te Arnhem, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/aan het Stationsplein, door ten overstaan en/of in het zicht van [slachtoffer 2] zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten;
in de zaak onder parketnummer 08-122497-23:
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Enschede, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 1] over haar kleding te betasten bij haar vagina waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft bestaan dat verdachte die [slachtoffer 1] op straat heeft benaderd en/of dichtbij die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht.

3.De bewijsmotivering

3.1.
Parketnummer 08-095469-24
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 1 en onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde, omdat er geen sprake zijn kan geweest van een redelijke vrees dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn uitlatingen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft bepleit dat het winkelverbod niet rechtmatig aan verdachte is opgelegd, waardoor er geen sprake is geweest van wederrechtelijk binnendringen. Daar komt bij dat verdachte geen opzet heeft gehad op het binnendringen in de betreffende winkel.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 19 maart 2024 werd verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een politievoertuig naar het arrestantencomplex in Borne vervoerd, nadat verdachte was aangehouden in Enschede. Tijdens het vervoer van verdachte van Enschede naar Borne heeft verdachte zich zodanig uitgelaten jegens [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij zich door de bewoordingen van verdachte bedreigd en onveilig voelden. [verbalisant 1] heeft [verbalisant 2] verzocht om het voertuig te parkeren, om bij verdachte transportboeien aan te kunnen leggen. Zij waren bang dat verdachte voor een gevaarlijke situatie onderweg zou kunnen zorgen. Voor [verbalisant 1] en [verbalisant 2] was duidelijk dat de uitlatingen van verdachte voor hen waren bedoeld.
Overwegingen van de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht te kunnen komen is op grond van artikel 285, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen of zwaar zou kunnen worden mishandeld en dat het – tenminste voorwaardelijke – opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en bewoordingen van de uitlatingen en de omstandigheden waaronder verdachte deze woorden heeft geuit, deze uitlatingen geschikt zijn om bij de politiefunctionarissen vrees te doen ontstaan dat daadwerkelijk een misdrijf tegen het leven dan wel een zware mishandeling zou worden gepleegd en dat het opzet van verdachte daar ook, minst genomen in voorwaardelijke zin, op was gericht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de bedreigingen door de verdachte zijn geuit terwijl hij zich samen met twee verbalisanten in een auto begaf en dat de verbalisanten door deze dreigende uitlatingen van verdachte klaarblijkelijk dusdanig angstig waren geworden, dat zij zich genoodzaakt hebben gevoeld het politievoertuig te parkeren om transportboeien bij de verdachte aan te brengen. Van enkel een onbeheerste uiting van woede is in onderhavig geval geen sprake.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging: “Vieze vrouw, vieze man, jullie zijn racisten, witte apen, jullie gaan naar de hel, maak maar een ongeluk, dan gaan we allemaal dood, jullie zijn corrupt”, nu deze bewoordingen naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard en strekking zonder meer beledigend zijn, maar niet direct bedreigend.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 26 juni 2023 werd door de Jumbo Noorderhagen te Enschede aan verdachte een collectief winkelverbod aangezegd voor de duur van 24 maanden, in verband met een (vermeende) huisvredebreuk gepleegd door verdachte in voornoemde winkel en op voornoemde datum. Middels dit collectief winkelverbod werd verdachte met ingang van 26 juni 2023 de toegang tot alle aangesloten winkels gelegen in het (winkel)centrum van Enschede ontzegd. Op het formulier Aanzeggen Collectief Winkelverbod stond vermeld dat aangesloten winkels herkenbaar zijn aan een sticker zoals afgebeeld op het formulier. Verdachte heeft op dit formulier zijn handtekening geplaatst achter het tekstblok “gezien en getekend voor ontvangst”. Op 19 maart 2024 werd verdachte aangetroffen in de Albert Heijn gevestigd aan het H.J. van Heekplein. Deze winkel was deelnemer van het collectief winkelverbod. Dit was kenbaar gemaakt door een sticker op de ruit van de Albert Heijn.
Overwegingen van de rechtbank
-
Rechtmatigheid van het (collectief) winkelverbod
De raadsman heeft aangevoerd dat het winkelverbod niet aan de voorwaarden, zoals beschreven in de brief van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer van
29 september 2004, voldoet nu niet is gebleken dat aan alle klanten kenbaar was gemaakt dat er gebruik werd gemaakt van winkelverboden. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat het plegen van lokaalvredebreuk kennelijk geen grond is voor het opleggen van een winkelverbod. Op het formulier Aanzeggen Collectief Winkelverbod is lokaalvredebreuk immers met pen bij de opsomming van gedragingen geschreven.
De rechtbank verwerpt deze verweren van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1464) volgt onder meer het volgende. De vraag of het opleggen van een winkelverbod onrechtmatig is, wordt beheerst door het burgerlijk recht, in het bijzonder het eigendomsrecht of het met de eigenaar overeengekomen contractuele gebruiksrecht van de winkelier. Een uit het eigendomsrecht voortvloeiend gebruiksrecht is op grond van art. 5:1, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW) in beginsel exclusief. De vraag of de oplegging van een winkelverbod de uit zijn eigendoms- of gebruiksrecht voortvloeiende vrijheid van de winkelier overschrijdt, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Niet is vereist dat het winkelverbod zijn grond vindt in een geconstateerd strafbaar feit, ook aanhoudende ernstige vormen van overlast kunnen daarvoor grond geven. Anders dan door de raadsman bepleit, is de rechtbank derhalve van oordeel dat niet enkel op de in het formulier Aanzeggen Collectief Winkelverbod genoemde gronden een (collectief) winkelverbod kan worden opgelegd. Het formulier bevat geen limitatieve opsomming van gevallen waarin een winkelier een winkelverbod kan opleggen. Verder volgt uit voornoemd arrest van de Hoge Raad dat de enkele omstandigheid dat niet voldaan is aan de in de brief van de Minister van Justitie genoemde voorwaarden, niet met zich brengt dat de oplegging van een winkelverbod onrechtmatig is. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank de verweren van de raadsman.
-
Opzet op het binnentreden
De raadsman heeft aangevoerd dat het (collectief) winkelverbod te onduidelijk was, dat verdachte niet op de hoogte was van het (collectief) winkelverbod en dat verdachte al meerdere keren zonder problemen in de betreffende Albert Heijn was geweest. Ook was niet duidelijk of de Albert Heijn deelnam aan het collectief winkelverbod op het moment dat het winkelverbod aan verdachte werd opgelegd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat uit het formulier Aanzeggen Collectief Winkelverbod blijkt dat het verbod aan verdachte is uitgereikt en daarmee aan hem bekend was. Verdachte heeft zijn handtekening gezet achter het tekstblok “gezien en getekend voor ontvangst”. Op het door verdachte ondertekende formulier staat duidelijk vermeld dat de aangesloten winkels herkenbaar zijn aan de sticker zoals afgebeeld op dit formulier. Op de ruit van de Albert Heijn was een sticker aangebracht die duidelijk maakte dat Albert Heijn was aangesloten bij het collectieve verbod. Gelet op de voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het voor de verdachte onmiskenbaar duidelijk was dat de Albert Heijn, gevestigd aan het H.J. van Heekplein, bij het collectief winkelverbod was aangesloten en dat hij zich derhalve niet in die winkel mocht bevinden op 19 maart 2024. Dat verdachte mogelijk meerdere keren binnen is geweest zonder hierop te zijn aangesproken betekent niet dat hij de winkel mocht betreden en dat het verbod niet meer gold.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2.
Parketnummer 05-197169-23
3.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij de eerbaarheid heeft geschonden. De raadsman heeft zich bij deze verklaring van verdachte aangesloten en verder geen opmerkingen ten aanzien van de bewezenverklaring gemaakt.
3.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 10 juni 2023 was [slachtoffer 2] aan het werk in kledingwinkel [bedrijf] gelegen aan het [vestigingsplaats]. Op voornoemde dag kwam verdachte de winkel inlopen. Hij vertoonde verward gedrag. [slachtoffer 2] verzocht verdachte meermalen om de winkel te verlaten. [slachtoffer 2] kreeg verdachte uiteindelijk de winkel uit door zelf naar buiten de lopen en, op het moment dat verdachte ook buiten stond, snel weer naar binnen te lopen en de deur dicht te trekken. De winkel van de ruiten waren transparant. Verdachte trok voor het raam zijn broek naar beneden, nam zijn geslachtsdeel in zijn hand en begon te masturberen. [slachtoffer 2] nam dit waar door de transparante ruiten van de winkel en maakte een foto van de man. Verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting herkend als de man op deze foto. Ook een verbalisant nam, via een uitkijkstation van de camera die zicht had op het Stationsplein, waar dat verdachte zijn broek liet zakken voor de winkel [bedrijf] en dat zijn rechterarm op en neer bewoog. Verdachte stond op dat moment buiten de winkel, op het Stationsplein.
Overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn gedrag opzettelijk handelingen met een onmiskenbare seksuele strekking verricht. Verdachte heeft ten overstaan van [slachtoffer 2] zijn ontblote geslachtsdeel ter hand genomen en gemasturbeerd. Hij heeft deze handelingen verricht op het Stationsplein in Arnhem, een plaats voor het openbaar verkeer bestemd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de gedragingen van de verdachte schennis van de eerbaarheid in de zin van artikel 239 Sr opleveren.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3.
Parketnummer 08-122497-23
3.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde feit.
3.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 23 november 2022 zat [slachtoffer 1] samen met [getuige] (hierna: [getuige]) op een bankje op het Stationsplein in Enschede. Op enig moment benaderde verdachte [slachtoffer 1] en [getuige] en vroeg hij hen om een sigaret. Verdachte kreeg een sigaret van [getuige]. Verdachte bleef zich vervolgens op een vervelende manier ophouden bij [slachtoffer 1] en [getuige]. Hierop heeft [slachtoffer 1] tegen verdachte gezegd dat hij weg moest gaan. Verdachte vroeg vervolgens nog om een aansteker. Op het moment dat [slachtoffer 1] de aansteker richting verdachte bewoog, betastte verdachte onverhoeds het kruis van [slachtoffer 1]. Na het voorval liepen [slachtoffer 1] en [getuige] naar een andere plek. Er kwam een politievoertuig aanrijden en [slachtoffer 1] en [getuige] spraken de verbalisanten in het voertuig aan en vertelden hen over het voorval. Op dat moment kwam verdachte uit het treinstation lopen. [slachtoffer 1] en [getuige] wezen verdachte aan als de man die [slachtoffer 1] zojuist in het kruis had betast, waarop verdachte werd meegenomen door de verbalisanten.
Overwegingen van de rechtbank
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige]. Getuige [getuige] is een ooggetuige die van korte afstand heeft gezien dat verdachte het kruis van [slachtoffer 1] heeft betast. Zij heeft hierover een gedetailleerde verklaring afgelegd en heeft daarbij ook een signalement van verdachte gegeven. Deze verklaring en dit signalement komen overeen met de verklaring van [slachtoffer 1]. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] en [getuige] kort na het voorval ten overstaan van twee verbalisanten direct een verklaring over het voorval hebben afgelegd en verdachte hebben aangewezen als de persoon die het kruis van [slachtoffer 1] had betast. Verdachte beantwoordde aan het even daarvoor door [slachtoffer 1] en [getuige] gegeven signalement. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24:
1.
hij op 19 maart 2024 te Enschede [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden politiefunctionarissen in de regio Gelderland-Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jij je bek niet houdt dan sla ik je” en: “ik ga iemand vermoorden. Ik ga dat nu doen. Ik ga dat hier doen, Ik kom je nog wel tegen dan gaan we sparren, als ik sla dan sla ik je goed”.“”
2.
hij op 19 maart 2024 te Enschede in het besloten lokaal bij de Albert Heijn (gevestigd aan het H.J. van Heekplein) in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 juni 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn (middels een collectief winkelverbod) ontzegd voor de duur van 24 maanden;
in de zaak onder parketnummer 05-197169-23:
hij op 10 juni 2023 te Arnhem, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op het Stationsplein, door ten overstaan en in het zicht van [slachtoffer 2] zijn penis te ontbloten en af te trekken;
in de zaak onder parketnummer 08-122497-23:
hij op 23 november 2022 te Enschede, met een feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 1] over de kleding te betasten bij de vagina waarbij die feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte die [slachtoffer 1] op straat heeft benaderd en dichtbij die [slachtoffer 1] is gaan staan en voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 239, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24, feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling;
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24, feit 2
het misdrijf: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
in de zaak onder parketnummer 05-197169-23
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
in de zaak onder parketnummer 08-122497-23
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen aan verdachte. De raadsman stelt dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zich niet verhoudt met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht om onderzoek te laten doen naar de haalbaarheid van een zorgmachtiging.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee politiefunctionarissen. Hij heeft met zijn handelen blijk gegeven van minachting voor het door de politie vertegenwoordigde gezag. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 1]. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte is met zijn handelen volledig voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer 1]. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Verdachte heeft in het openbaar en ten overstaan van [slachtoffer 2] gemasturbeerd. [slachtoffer 2] heeft dit als zeer vervelend ervaren. Het behoeft geen betoog dat het erg hinderlijk is en zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met dergelijke opdringerige uitingen van seksuele aandrang. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door ondanks het aan hem opgelegde en aangezegde collectieve winkelverbod, toch de Albert Heijn in Enschede binnen te gaan. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de grenzen die hem in het collectief winkelverbod zijn gesteld. Met het plegen van deze feiten heeft verdachte overlast, angst en ongemak bij zijn slachtoffers veroorzaakt. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 11 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 7 juni 2024, opgemaakt en ondertekend door [naam 2], reclasseringswerker bij het Leger des Heils. Hieruit komt het volgende naar voren.
Verdachte staat geregistreerd als stelselmatige dader en wordt actief besproken binnen het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. Hij heeft een traumatische jeugd gehad, omdat hij in zijn geboorteland Sierra Leone werd ingezet als kindsoldaat. Er is sprake van een jarenlange verslavingsproblematiek. Verdachte leidt een zwervend bestaan en zorgt voor overlast en risicovol gedrag jegens zichzelf en jegens anderen. De reclasseringstrajecten die in het verleden aan verdachte zijn opgelegd werden voortijdig beëindigd en contacten na het laatste toezicht in 2020 kwamen niet van de grond omdat verdachte niet traceerbaar of niet aanspreekbaar was. In de loop der jaren zijn er zowel in vrijwillig als in strafrechtelijk kader pogingen gedaan om verdachte te stabiliseren en begeleiden. Dit is echter niet gelukt. Verdachte werkt niet blijvend mee aan afspraken, hij blijft middelen gebruiken, delicten plegen en steeds heviger overlast veroorzaken. Er is geen sprake van probleeminzicht. Uit het verloop van eerder opgelegde reclasseringstoezichten is gebleken dat verdachte niet gemotiveerd was om zich te laten behandelen voor zijn verslaving. Het Zorg- en Veiligheidshuis en de reclassering zien een onvoorwaardelijke ISD-maatregel als enige optie om verdachte lang genoeg te kunnen stabiliseren. Het risico op recidive, het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
In het advies van F. Scholten, GZ-psycholoog bij het NIFP, van 27 maart 2024 wordt geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m Sr, is voldaan. Behoudens het bewezen verklaarde onder parketnummer 08-095469-24 feit 2 en onder parketnummer 05-197169-23 zijn de bewezenverklaarde feiten, feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is blijkens het voornoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van onderhavige feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Die veroordelingen zijn onherroepelijk en de onderhavige bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank stelt verder vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen verdachte er niet toe hebben bewogen zijn criminele en overlast veroorzakende gedrag te beëindigen. Door de reclassering wordt het risico op recidive evenals het risico op geweld als hoog ingeschat. Er moet dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en van goederen vereist het opleggen van de maatregel.
Verdachte voldoet ook aan de door het Openbaar Ministerie gehanteerde definitie van een ‘zeer actieve veelpleger’ (volgens de Richtlijn strafvordering meerderjarige veelplegers): tegen verdachte zijn over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor een alternatief voor de ISD-maatregel. Een dergelijk alternatief zal naar het oordeel van de rechtbank, en blijkens het reclasseringsadvies en de daarop gegeven toelichting door de reclasseringswerker ter terechtzitting, onvoldoende kunnen bijdragen aan risicobeperking en gedragsbeïnvloeding. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes herhaaldelijk strafbaar handelen te worden beschermd, dient te prevaleren boven het belang van verdachte.. Met oplegging van de ISD-maatregel wordt de maatschappij immers beveiligd tegen verdachte. Verdachte veroorzaakt overlast en zal zich gedurende de ISD-maatregel niet schuldig kunnen maken aan strafbare feiten. Daarnaast biedt de maatregel noodzakelijke strakke kaders waardoor verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om (eventueel) hulp te aanvaarden en zo tot gedragsverandering te komen.
Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor het ISD-traject. Op die manier wordt de maatschappij zo goed mogelijk beschermd en zijn er voldoende kansen om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken. Om dezelfde reden zal de rechtbank niet bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38n, derde lid, Sr zal plaatsvinden.
Wat betreft het onder parketnummer 08-095469-24 feit 2 en onder parketnummer 05-197169-23 bewezen verklaarde, waarvoor het opleggen van de ISD-maatregel niet mogelijk is, zal de rechtbank bepalen dat aan verdachte met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel wordt opgelegd

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak onder parketnummer 08-095469-24,
feit 1,het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling;
feit 2,het misdrijf: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
in de zaak onder parketnummer 05-197169-23
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
in de zaak onder parketnummer 08-122497-23
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf/maatregel
ten aanzien van parketnummer 08-095469-24 feit 1 en parketnummer 08-122497-23:
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van
twee jaren;
ten aanzien van parketnummer 08-095469-24 feit 2 en parketnummer 05-197169-23:
- bepaalt dat aan verdachte
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.
Buiten staat
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit:
  • het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024126520;
  • het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023259773; en
  • het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC22282 / Mulhouse.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08-095469-24
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] van 19 maart 2024, pagina 12 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,:
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben als Hoofdagent werkzaam bij de Politie, in Enschede. Vandaag, dinsdag 19 maart 2024, zat ik achterin het dienstvoertuig naast de zojuist door ons aangehouden verdachte [verdachte] . Mijn collega [verbalisant 2] zat als bestuurder in het voertuig. [verdachte] zat zonder tarnsportboeien naast mij in het voertuig aangezien hij in eerste instantie rustig meeging. Op een gegeven moment begon [verdachte] tegen mij de praten. Vervolgens zag ik dat hij mij aankeek. ik hoorde toen dat hij zei: 'Hou je bek anders ga ik je slaan.' Kort daarop hoorde ik dat hij zei: 'Ik ga iemand vermoorden, hier en nu.' Ik voelde mij bedreigd door deze uitspraken aangezien ik en mijn collega de enigste personen in het voertuig waren moest hij ons wel bedoelen. Hierop liet ik mijn collega [verbalisant 2] het dienstvoertuig parkeren waarop wij [verdachte] de transportboeien aanlegden. Ik zag toen dat [verdachte] mij wederom aankeek. Ik hoorde dat hij zei: 'Ik kom jou nog wel tegen, dan gaan we sparren
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 2] van 19 maart 2024, pagina 15 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,:
Ik doe aangifte van bedreiging. Op dinsdag 19 maart 2024 reden wij over de Wethouder Beversstraat te Enschede. Op dit moment zat [verdachte] achter in het voertuig samen met mijn collega [verbalisant 1]. Ik hoorde [verdachte] het volgende zeggen: "Ik ga iemand vermoorden. Ik ga dat nu doen. Ik ga dat hier doen." Ik voelde mij hierdoor erg onveilig, zeker gezien het feit dat ik nog met de verdachte over de snelweg moest rijden. Ik heb vervolgens de auto aan de kant gezet waarop wij de verdachte de handboeien aan
konden brengen. Toen wij onze weg vervolgden hoorde ik
[verdachte] het volgende tegen mijn collega zeggen: "Als jij je bek niet houdt dan sla ik
je. Ik kom je nog wel tegen, dan gaan we sparren, als ik sla dan sla ik je goed."
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
De voorzitter vraagt mij of mijn handtekening op het formulier Aanzeggen Collectief Winkelverbod op pagina 10 van het procesdossier staat. Dat klopt. Het is mijn handtekening.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, Sv, te weten een Aanzeggen Collectief Winkelverbod, afgegeven op 26 juni 2023, voor zover inhoudende:
[Afbeelding]
3.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 19 maart 2024 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina 18 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die verbalisanten:
Op dinsdag 19 maart 2024 waren wij bij de Albert Heijn aan het H.J. van Heekplein, in Enschede. Hier zou de ons ambtshalve bekende [verdachte] vervelend aanwezig zijn. [verdachte] zou een winkelverbod hebben.Ter plaatse troffen wij [verdachte] samen met een aantal personeelsleden van de Albert Heijn in de winkel. De bedrijfsleider liet ons een collectief winkelverbod zien met daarbij een foto van [verdachte] die dit verbod ondertekende. Wij zagen dat het verbod geldig was tot 26 juni 2025 voor alle aangesloten bedrijven. Wij zagen tevens dat bij de ingang van de Albert Heijn een sticker was aangebracht die duidelijk maakt dat de Albert Heijn aangesloten is bij het collectieve verbod.
Parketnummer 05-197169-23
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
De voorzitter vraagt mij of ik de persoon ben op de foto die als bijlage bij de aangifte is gevoegd. Inderdaad. Dat ben ik.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 juni 2023, pagina 7 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben [slachtoffer 2] , ik ben werkzaam als manager van kledingwinkel [bedrijf] gelegen aan het [vestigingsplaats]. Ik wil bij deze aangifte ter zake openbare schennispleging. Vandaag zaterdag 10 juni 2023 stond ik in de bovengenoemde winkel. Ik zag een persoon de winkel in lopen. Ik zag en hoorde dat de man direct verward gedrag vertoonde. Ik zag dat ik uiteindelijk alleen met de man in de winkel overbleef. Ik wilde de man uit de winkel hebben. Ik heb hem ook meerderen malen gevraagd om weg te gaan, echter werd ik genegeerd. Ik ben vervolgens naar buiten gelopen en ik zag dat de man achter mij aanliep de winkel uit. Toen hij ook buiten de winkel was ben ik weer snel naar binnen gelopen en heb de deur van de winkel dicht getrokken. De winkel heeft transparante ruiten. Ik kon daardoor de man nog goed zien en hij kon mij ook goed zien. Ik zag dat de man vervolgens zijn broek, voor het raam naar beneden trok en zijn geslachtsdeel ter hand nam. Ik zag dat de man zich vervolgens begon af te trekken. Ik zag dat de man dit deed recht voor de winkel en mij daarbij aankeek. Vervolgens kwam er een omstander bij die hem soort van wegstuurde. Echter toen vertrok omstander vertrok kwam de man weer terug en ging weer voor het raam staan en haalde weer zijn geslachtsdeel uit zijn broek en begon zich weer af te trekken. Ik heb een foto van de man gemaakt terwijl hij de bovengenoemde handelingen aan het plegen was.
3.
De bijlage bij het hiervoor onder 1. genoemde proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], te weten een fotoblad met proces-verbaalnummer 2023259773, p. 11:
[Afbeelding]
Parketnummer 08-122497-23
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 november 2022, pagina 8 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,:
Plaats delict : Stationsplein, 7511 JD Enschede
V: Waarvan wil je aangifte te doen?
A: Aanranding.
V: Wanneer heeft deze aanranding plaatsgevonden?
A: Vanavond.
V: Waar heeft deze aanranding plaatsgevonden?
A; Op het station, bij het busstation onder het afdak bij de bankjes.
V: Wat is er precies gebeurd?
A: [getuige] en ik kwamen aanlopen en we gingen zitten op het bankje en we hebben gewoon even gekletst. Toen kwam die meneer aanlopen. Hij kwam toen naar ons toelopen en vroeg ons om een sigaret. Die heeft [getuige] toen gegeven in de hoop dat hij weg zou gaan. Dat deed hij niet. Hij wilde de hele tijd een high five. ik dacht ik doe dat maar zodat hij weg zou gaan. Toen zat hij aan mijn haar, hij deed een soort aai over mijn hoofd. Ik zei toen dat hij weg moest gaan. Hij had toen een aansteker nodig. Die heb ik gepakt om hem aan te doen. Op het moment dat ik met mijn hand en met de aansteker naar hem toe ging toen ging hij vol met zijn hand richting en in mijn kruis. Omdat ik
met mijn hand dicht bij zijn gezicht zat, draaide ik met mijn elleboog in zijn
gezicht. Ik heb hem een mep verkocht met mijn elleboog. Op een gegeven moment ging hij weg. Hij ging eerst nog naast [getuige] zitten. Toen zei ik tegen [getuige] dat ik weg wilde. [getuige] durfde niet. Ik heb toen heel hard gezegd dat wij de trein moesten halen. Wij zijn toen aan de andere kant van de wand gaan staan. Toevallig kwam er een politieauto aanrijden. We hebben toen alles uitgelegd. Wij zagen hem toevallig lopen, hij kwam uit het treinstation lopen. Wij hebben hem toen aangewezen aan de politie. De man is door de politie meegenomen.
V: Hoe zag de man eruit?
A: Het was een donkere meneer met een grijze joggingsbroek. Een donker bruine jas
denk ik, hij had een soort pet of muts achtig iets op.
V: Je hebt ons verteld dat je in transitie bent. Je bent nu een man. Heb jij een vrouwelijk of mannelijk geslachtsdeel?
A: Ik heb nog een vrouwelijk geslachtsdeel.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 23 november 2022, pagina 113 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
V: Vertel eens vanaf het begin wat er is gebeurd.
A: Wij hebben zijn tweeën op een bankje gezeten. Op dat moment kwam de man eraan waar het over ging. Toen vroeg hij of [slachtoffer 1] een sigaret voor hem had en toen aan mij. Ik dacht als ik een sigaret aan hem geef dan gaat hij wel weg. En toen begon hij met irritant te doen. Hij gaf [slachtoffer 1] nog een high Five of een hand in ieder geval. Maar hij kwam wel heel dichtbij. [slachtoffer 1] zei iets van rot op ofzo, niet gewelddadig ofzo. Toen begon hij echt met vervelend te doen. Hij begon met zijn haren aan te raken en daarna zijn kruis. [slachtoffer 1] gaf toen ook aan dat hij dat niet fijn vond. Hij gaf hem toen ook een elle boog stoot zodat zijn hand wegging. We zagen op dat moment toevallig politie langs rijden. Wij zijn daar heen gelopen en hebben uitgelegd wat er was gebeurd en hoe de persoon eruit zag. Hij kwam vanaf beneden van het station, toen zagen wij hem weer. Toen zijn wij weer naar de politie toegelopen. We hadden gezegd dat dat de man was.
V: Hoe zag de man eruit?
A: Donkere huidskleur, hij had een muts op. Ik weet niet wat voor kleur, ik denk
beige. Hij had volgens mij dreadlocks. Hij droeg een grijze trainingsbroek en een
zwarte jas.
V: Wat heb jij gezien wat de man precies bij het kruis van [slachtoffer 1] deed?
A: Hij raakte het gewoon aan. En toen reageerde [slachtoffer 1] direct door een elle boog te geven. Hij pakte hem echt van onderen in zijn kruis.
3.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 23 november 2022 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], pagina 32 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op woensdag 23 november 2022 reden wij over het Stationsplein te Enschede met ons dienstvoertuig toen 2 personen naar ons aan het zwaaien waren. Wij reden naar de 2 personen toe. Wij hoorden dat zij zeiden dat een man zojuist een bij hen kwam zitten bij de bankjes bij de bushalte. Nadat de man een sigaret had gekregen werd de man handtastelijk. Zij gaven het volgende signalement op van de man:
—Man
—Ongeveer 1,80 meter
—Donkere huidskleur
—Lange bruine jas
—Donker haar
—Zwerverachtig type
Toen wij weer langs de bushokjes reden in de richting van de uitgang van het treinstation aan de kant van het busstation, zagen wij dat een man die aan het signalement voldeed door personeel van VCNS het treinstation uit werd gezet. Tegelijkertijd kwamen de 2 personen die ons eerder hadden aangesproken over het gebeurde feit ons vertellen dat de man die uit het treinstation werd gezet de man was die net bij hun vervelend was. Ik, verbalisant [verbalisant 3], liep nogmaals naar de twee personen die ons hadden aangesproken over het gebeurde feit. Ik vroeg wat de man precies had gedaan. Ik hoorde één persoon zeggen: "De man die bij jouw collega staat is inderdaad de man die vervelend was bij ons. En deze man heeft mij bij het kruis gegrepen. [...] Ik vroeg aan de andere persoon of zij daadwerkelijk had gezien wat er was gebeurd. Zij gaf aan dat zij daadwerkelijk had gezien dat de andere persoon in het kruis was gegrepen door de man.