ECLI:NL:RBOVE:2024:341

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
08.109614.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en vernieling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 april 2022 in [plaats] betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte is schuldig bevonden aan zware mishandeling van [slachtoffer 1], waarbij hij haar meerdere malen heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een hersenbloeding en diverse verwondingen aan het gezicht en lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan met de intentie om haar te confronteren. Tijdens dit bezoek escaleerde de situatie, leidend tot geweld en vernielingen aan de woning en een voertuig van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade als gevolg van de mishandeling en vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.109614.22 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens [slachtoffer 1] en haar moeder is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij deze persoon heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen verschillende goederen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt of weggemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd
en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het
hoofd en/of lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een of meerdere malen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het
hoofd ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten en/of een voertuig (BMW) en/of een of meerdere goederen op/in/aan een woning ([adres]) (te weten onder meer een lamp en/of televisie en/of vloer en/of muur/muren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken nu dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar heeft mishandeld. Verdachte heeft niet meer geweten wat hij deed toen hij uit de auto ging bij de woning van [slachtoffer 1]. Uit hetgeen daarvoor is gebeurd kan ook niet worden afgeleid dat hij van plan was om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte is naar de woning gegaan om te praten met de moeder van [slachtoffer 1] en toen die niet aanwezig bleek te zijn, sloegen de stoppen door. Verdachte is wel verantwoordelijk voor de gevolgen van de mishandeling. Daarom komt het meer subsidiair ten laste gelegde voor bewezenverklaring in aanmerking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van de politie en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte op 30 april 2022 samen met zijn vader, [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1]) en zijn broertje, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), die medeverdachten zijn in deze zaak, naar de woning van [slachtoffer 1] in [plaats] is gegaan, waar [slachtoffer 1] op dat moment verbleef. [medeverdachte 2] is als eerste de woning binnengegaan, gevolgd door verdachte en later door [medeverdachte 1]. Op enig moment is tegen [slachtoffer 1] geweld gebruikt. [slachtoffer 1] bleef achter met ernstig letsel.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer 1], de bij de politie afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de letselbeschrijving van de forensische arts, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat [slachtoffer 1] op
30 april 2022 door verdachte is mishandeld, waardoor [slachtoffer 1] pijn en letsel heeft bekomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft mishandeld, maar zich hier niets van kan herinneren omdat hij op dat moment een black-out heeft gehad. Na het incident kwam verdachte weer bij zinnen en heeft hij van de medeverdachten gehoord wat hij had gedaan. Verdachte neemt hier de volle verantwoordelijkheid voor. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben onder meer verklaard dat verdachte compleet doordraaide en [slachtoffer 1] heeft aangevallen. Verdachte sloeg om zich heen en het lukte hen niet om verdachte rustig te krijgen en hem tegen te houden. Verdachte was woedend. Uiteindelijk is het gelukt om verdachte weg te krijgen bij [slachtoffer 1]. Zij hadden verdachte nog nooit zo te keer zien gaan en werden bang van hem.
Na het incident is [slachtoffer 1] in het ziekenhuis onderzocht. Uit de medische informatie blijkt kort gezegd dat er drie tanden los in de bovenkaak zaten, sprake was van een geringe hersenbloeding (subarachnoïdale bloeding) en 30 letsels op/aan hoofd, borst, rug, armen en benen bestaande uit bloeduitstortingen, zwellingen, krasletsels en een schaafwond. Voor een deel van deze letsels was een medische behandeling aangewezen. De genezingsduur van de verschillende letsels wordt geschat tussen de 10 dagen en 3 weken, waarbij de forensisch arts ten aanzien van de subarachnoïdale bloeding geen uitspraak over de genezingsduur kan doen. Gelet op de aard en ernst van de bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsels (uitwendig en inwendig), de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en de herstelduur, is de rechtbank van oordeel dat het letsel in zijn totaliteit kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
(Voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling
Ten aanzien van de vraag of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in samenhang met het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] meerdere malen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen/in het gezicht en hoofd en het lichaam. Uit de aard en de ernst van de verwondingen als ook uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat het verdachte is geweest die de vijf jaar jongere, kleine en tengere [slachtoffer 1] heeft aangevallen, dat hij om zich heen sloeg en dat hij niet te stoppen was, leidt de rechtbank af dat dit slaan en/of schoppen kennelijk met kracht gebeurde.
Naar het oordeel van de rechtbank is voornoemd handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1], dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard.
Ten aanzien van de verklaring van verdachte dat hij een black-out heeft gehad waardoor hij aan het geweldsincident geen herinnering heeft, overweegt de rechtbank dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat er sprake was van een zodanige situatie dat aangenomen moet worden dat bij verdachte tijde van de ten laste gelegde gedragingen elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
De verdachte heeft derhalve in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1].
Op grond van de feiten en omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde feit.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 1].
Feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte meerdere ruiten en een voertuig heeft vernield. Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen dient verdachte te worden vrijgesproken aangezien dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] en de bevindingen van de politie, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling.
Voornoemde bewijsmiddelen houden immers - voor zover relevant en kort samengevat - in dat op 30 april 2022 meerdere ruiten, een auto en meerdere goederen op/in/aan de woning van [slachtoffer 1] zijn vernield. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij met de medeverdachten naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan waar hij vernielingen heeft gepleegd door een steen tegen de ruit van de woning en een auto te gooien. [medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat hij meerdere ruiten van de woning heeft ingegooid en ook heeft gezien dat verdachte met stenen gooide.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte dat er sprake is van medeplegen. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn samen naar de woning gegaan en waren daar constant in elkaars nabijheid toen zij vernielingen pleegden. Geen van beide heeft zich op enig moment gedistantieerd of geprobeerd de ander tegen te houden. Dat niet alle vernielingen feitelijk door verdachte zijn begaan, maakt dat oordeel niet anders
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 april 2022 te [plaats], aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en littekens aan/op/in het (aan)gezicht en het hoofd en
- een gescheurde (boven)lip en
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tanden en
- een bloedprop in het hoofd en
- een of meerdere kneuzingen en zwellingen en blauwe plekken op het
hoofd en lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en hoofd en overige delen van het lichaam;
2
hij op 30 april 2022 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en een voertuig (BMW) en goederen
op/in/aan een woning ([adres]) (te weten onder meer een lamp en
televisie en vloer en muur/muren), die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], toebehoorden, heeft vernield en beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 57, 302 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van drie jaar. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden opgelegd. Daarnaast dienen een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte staat open voor behandeling en toezicht. Een voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, is een passende straf. Daarnaast is een taakstraf geïndiceerd. Verder dient rekening te worden gehouden met de termijn die inmiddels is verstreken sinds het feit plaatsvond.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernielingen en een zware mishandeling van het slachtoffer met wie hij (kort) een relatie heeft gehad. Volgens verdachte ging hier het nodige aan vooraf omdat het slachtoffer al langere tijd voor onrust zou zorgen. Nadat het slachtoffer een bericht zou hebben gestuurd, heeft verdachte zijn zelfbeheersing verloren en is hij samen met de medeverdachten naar haar woning gereden waar de situatie volledig is geëscaleerd. Verdachte heeft een voor het slachtoffer uiterst bedreigende situatie in de woning doen ontstaan, terwijl dit bij uitstek een omgeving zou moeten zijn waar zij zich veilig zou moeten voelen. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer ernstig mishandeld waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer zal door een ontsierend litteken in haar gezicht vermoedelijk de rest van haar leven geconfronteerd blijven met wat verdachte haar op 30 april 2022 heeft aangedaan. Het behoeft geen betoog dat het buitensporig geweld van verdachte een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer ernstig aangetast in haar lichamelijke integriteit. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden niet alleen pijn en letsel, maar gaan vaak nog lang gebukt onder de (psychische) gevolgen daarvan, wat in dit geval ook in deze zaak blijkt uit de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring en de (onderbouwing van) de verzoeken tot schadevergoeding. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven de ernst van zijn handelen in te zien, maar vindt tegelijk dat het ook de schuld is van het slachtoffer dat het zo uit de hand is gelopen. De rechtbank vindt dit gebrek aan probleembesef zorgelijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 17 november 2023;
- het advies (en aanvulling) van Reclassering Nederland van 12 oktober 2023 en
20 december 2023 opgemaakt door [naam 1], reclasseringsmedewerker.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat behandeling van verdachte noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Verdachte dient
middels behandeling meer controle op zijn agressiehuishouding te krijgen en daarnaast lijkt het versterken van een meer kritische houding ten aanzien van partnerkeuze middels behandeling ook wenselijk. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Op enkele leefgebieden lijken de problemen groter dan in eerste instantie verondersteld werd. Daarnaast lijkt verdachte meer bij de hand te moeten worden genomen dan in eerste instantie gedacht. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis niet onttrokken aan de behandeling maar vanwege zijn, kennelijke, beperkte motivatie en daardoor meerdere afzeggingen is de behandeling door de behandelaar afgebroken. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich opnieuw te laten verwijzen naar een forensische polikliniek en is inmiddels opnieuw aangemeld bij De Tender, Transfore. De toekomst moet uitwijzen of verdachte gemotiveerd raakt en gemotiveerd blijft voor gedragsverandering. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling
.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de reclassering. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld één of meer kopsto(o)t(en) en/of schoppen tegen het hoofd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met de door de raadsman bepleite straf kan, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet worden volstaan. Gezien de persoon van verdachte is behandeling van verdachte nodig en zal verdachte daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te verkleinen. Een deel van de opgelegde gevangenisstraf zal daarom voorwaardelijk zijn om die behandeling, begeleiding en toezicht mogelijk te maken.
Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, passend is. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod opleggen zoals geëist door de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 12.962,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 93,00;
-Eigen risico 2022 € 268,08;
-Eigen bijdrage 2022 € 44,67;
-Eigen risico 2023 € 385,00;
-Reis- en kosten € 248,52;
-Verplaatste schade € 803,52;
-Telefoon € 150,00;
-Toekomstige schade € 970,00;
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [slachtoffer 1] geen afstand doet van de ‘Toekomstige schade’, maar dat de vordering op dat punt op dit moment niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.633,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-overnachting B&B € 680,00;
-reiskosten € 803,52;
-eigen risico autoverzekering € 150,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] ten tijde van het feit reeds in behandeling was bij Mediant. Hoe haar toestand toen zich verhield met de situatie na het feit staat niet vast en wordt ook niet aangetoond, laat staan dat een deskundige zich daarover heeft uitgelaten. De raadsman heeft de gevorderde reiskosten, telefoonkosten en toekomstige schade betwist. De immateriële schade wordt eveneens betwist en dient volgens de raadsman, voor zover wordt toegekend, sterk te worden gereduceerd. Verder is er volgens de raadsman sprake van eigen schuld bij de benadeelde partij zoals bedoeld in artikel 6:101 BW.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat de gevorderde shockschade niet kan worden toegewezen omdat niet wordt voldaan aan de vereisten voor toekenning van een dergelijke schade. Ook de materiële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking nu deze in direct verband staat tot de psychische schade die niet voor vergoeding in aanmerking komt en het eigen risico voor de autoverzekering reeds verschuldigd was geworden toen de ruit op een eerder tijdstip vernield werd en nog niet was hersteld. Er is geen bewijs dat er schade is geleden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Eigen schuld verweer
Hoewel uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] volgt, dat er gedurende enige tijd problemen waren tussen [slachtoffer 1] en verdachte waarin zij ieder, en dus ook [slachtoffer 1], hun aandeel hadden, is de rechtbank niettemin van oordeel dat gelet op de omstandigheden van het geval de billijkheid meebrengt dat de vergoedingsplicht aan de kant van verdachte geheel in stand blijft. Daarvoor is in het bijzonder van belang dat verdachte disproportioneel heeft gereageerd op het handelen van het slachtoffer en dat het slachtoffer er ook niet op beducht hoefde te zijn dat verdachte naar haar huis zou komen, spullen zou vernielen en haar zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partij dus niet matigen op grond van de eigen schuld van het slachtoffer.
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit (feit 1) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten Ziekenhuisdaggeldvergoeding, Eigen risico 2022, Eigen bijdrage 2022, Eigen risico 2023 en Reis- en kosten en Verplaatste schade zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ook de reis- en kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op het bezoek van [slachtoffer 1] aan haar raadsvrouw en de officier van justitie ter hoogte van € 49,38. Deze kosten betreffen namelijk geen rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade en kunnen daarom niet als vermogensschade worden gevorderd. Zij komen in dit geval ook niet voor vergoeding in aanmerking als proceskosten omdat de benadeelde partij met een raadsvrouw procedeert. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1793,41, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Een deel van de reis- en kosten – ter hoogte van € 49,38 – zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de schadeposten Telefoon en Toekomstige schade niet-ontvankelijk verklaren aangezien vernieling van de Telefoon niet aan verdachte ten laste is gelegd en de Toekomstige schade in deze procedure niet meer door de benadeelde partij wordt gevorderd.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op een andere wijze in de persoon is aangetast, zoals in deze zaak het geval is. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 7.500,-- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2]
Materiele schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit (feit 2) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost Eigen risico autoverzekering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met de mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Overige schade
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade Overnachting B&B en het bewezenverklaarde feit, terwijl door of namens verdachte het verband tussen het feit enerzijds en het daaruit voortvloeiende psychisch letsel en daarmee verband houdende kosten gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de Reiskosten afwijzen nu deze schadepost reeds wordt toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] als Verplaatste schade.
Immateriële schade
Door [slachtoffer 2] wordt gesteld dat verdachte (ook) jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de zware mishandeling van haar dochter. Van dit onrechtmatig handelen is zij slachtoffer, zodat zij op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW recht heeft op vergoeding van de als gevolg van dit handelen geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tegenover [slachtoffer 2] onrechtmatig heeft gehandeld en overweegt daartoe het volgende. [slachtoffer 2] trof haar dochter thuis, in haar eigen woning, in kritieke toestand aan nadat zij mishandeld was. [slachtoffer 2] ervaarde deze confrontatie met haar mishandelde dochter als zo heftig dat zij hierdoor psychisch letsel heeft opgelopen in de vorm van een PTSS. [slachtoffer 2] heeft zich hiervoor laten behandelen in een traumacentrum.
[slachtoffer 2] heeft haar kind niet kunnen beschermen, terwijl zij veilig had moet kunnen zijn in haar eigen woning.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] op andere wijze in haar persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 aanhef en sub b BW. Er is in het onderhavige geval sprake van shockschade die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht toekenning van een bedrag van € 2.500,-- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 81 dagen gijzeling ([slachtoffer 1]) en 36 dagen gijzeling ([slachtoffer 2]), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c,57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich na oproep meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen bij forensische polikliniek De Tender, Transfore of een soortgelijke zorgverlener, ter bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met aangeefster [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2001 in [geboorteplaats 2], wonende te [plaats], [adres] zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet bevindt in de nabije omgeving van de woning van [slachtoffer 1], [adres] in [plaats], zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 9.293,41 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 9.293,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 81 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst een bedrag van € 49,38 af;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.650,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022). Met dien verstande dat ten aanzien van de materiële schade (€ 150,-) geldt dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.650,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover het bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst een bedrag van € 803,52 af;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Frentrop zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022188549. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 30 april 2022 ben ik samen met mijn vader en mijn broer naar de woning van [slachtoffer 1] in [plaats] gegaan. Ik heb [slachtoffer 1] mishandeld. Bij de woning heb ik goederen vernield. Ik heb een steen gepakt en door de ruit gegooid en tegen een auto gegooid.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], van 2 mei 2023, pagina’s 158 t/m 160, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
"V: Je vader en je broertje waren gewoon bang voor jou. Zo wild was je. Wat gebeurde
er met je?
A: Het waren denk ik alle emoties bij elkaar. Boosheid, angst."
Of heeft VE ook op zitting gezegd dat hij op het moment zelf boos was?
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 1 mei 2022, pagina’s 14 t/m 17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op 30 april 2022 was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [plaats]. Toen ik in de schuur was hoorde ik buiten ineens een boel lawaai. Ik hoorde gelijk dat het om glasgerinkel ging. Ik had daarom meteen het vermoeden dan het mijn auto was die op dat moment vernield werd. Toen ik in de hal stond hoorde ik dat er met allerlei dingen gegooid werd en dat er van alles van glas sneuvelde.
Ik kan me nog wel ergens een moment herinneren dat ik op de grond lag en dat ze met z’n allen tegen mij aan het trappen waren.
4
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], van 3 mei 2022, pagina’s 67 t/m 70, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik zag dat de ramen van mijn woning aan de voorzijde kapot waren. Ik zag dat de auto van [slachtoffer 1],
een witte BMW 1-serie beschadigd was. Ik zag dat de ruiten aan de bestuurderszijde
kapot waren. Toen ik naar de voordeur liep zag ik dat ook de voordeur kapot was en
het glas er uit lag. Kennelijk was de voordeur open getrapt. Ik ben toen door de hal
naar de kamer gelopen en ik zag heel veel glas liggen en stenen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], van 1 mei 2022, pagina’s 172 t/m 179, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
We gingen erheen om te praten. Dat zij moest stoppen. Dat [naam 2] haar weg moest
halen. We stoppen daar en [verdachte] springt eruit. Hij flipt compleet. Hij gooide met
stenen. Ik probeerde hem rustig te houden, mijn vader ook. Ik heb [verdachte] nog nooit zo
gezien. Toen is [slachtoffer 1] eraan gekomen. En toen heeft [verdachte] haar aangevallen. Hij sloeg om zich heen. Ik werd bang van [verdachte].
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], van 2 mei 2022, pagina’s 202 t/m 204, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb op een gegeven moment [verdachte] en [medeverdachte 2] daar weggehaald. Ik struikelde
vervolgens over dat meisje. Ik wilde daar gewoon praten. Maar ik zag aan [verdachte] dat
het helemaal mis was. Ik heb [verdachte] nog nooit zo gezien, ik was gewoon bang. Ik ben er tussen gesprongen.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ([adres] [plaats]) van verbalisant [verbalisant], van 22 mei 2022, pagina’s 115 t/m 122, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op 30 april 2022 werd een forensisch onderzoek ingesteld in een woning aan
de [adres] te [plaats] naar aanleiding van een geweldsincident.
Tijdens het onderzoek werden zes gaten waargenomen in drie ruiten van de woonkamerramen in de voorgevel. In de woonkamer, die aan de voorzijde van de woning was gelegen, werden zes keien aangetroffen die soortgelijk waren als keien die in de voortuin lagen. Deze keien lagen in de woonkamer. Door de gehele woonkamer lagen glasscherven en werd er schade gezien aan de televisie, de vloer, een lamp en de muur.
7.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving betreffende [slachtoffer 1], van 18 mei 2022, pagina’s 37 t/m 66, voor zover inhoudende als bevindingen van C.A. Kruiver, forensisch arts in opleiding, onder supervisie van T. Gelderman, en collegiale review door Prof. mr. dr. Duijst, forensisch arts KNMG:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]