ECLI:NL:RBOVE:2024:340

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
08.109636.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor mishandeling en vernieling

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voor mishandeling en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 april 2022 in Enschede, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] en meerdere goederen heeft vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met een vuist in het gezicht te slaan, maar heeft niet bewezen geacht dat dit heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vernielen van ruiten en een voertuig, evenals het beschadigen van een telefoon van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van €150,- toegewezen, evenals een vordering van [slachtoffer 2] tot €150,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, maar heeft wel de bewezenverklaring van de mishandeling en vernielingen vastgesteld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.109636.22 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) voorgedragen slachtofferverklaring en/of van wat namens de benadeelde partijen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij deze persoon heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen verschillende goederen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt of weggemaakt;
feit 3:
een telefoon van [slachtoffer 1] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt of weggemaakt;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd
en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het
hoofd en/of lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een of meerdere malen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of overige delen van het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere sneeën en/of littekens aan/op/in het (aan)gezicht en/of het hoofd en/of
- een gescheurde (boven)lip en/of
- een of meerdere (deels) losse en/of loszittende tand(en) en/of
- een bloedprop in het hoofd en/of
- een of meerdere kneuzingen en/of zwellingen en/of blauwe plekken op/tegen het
hoofd ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten en/of een voertuig (BMW) en/of een of meerdere goederen op/in/aan een woning ( [adres 2] ) (te weten onder meer een lamp en/of televisie en/of vloer en/of muur/muren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Enschede, althans in Nederland, een telefoon, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor het ten laste gelegde feit, in alle varianten, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van de politie en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte op 30 april 2022 samen met zijn vader, [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), en zijn broer, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), die medeverdachten zijn in deze zaak, naar de woning van [slachtoffer 1] in [adres 2] zijn gegaan, waar [slachtoffer 1] op dat moment verbleef. Verdachte is als eerste de woning binnengegaan, gevolgd door [medeverdachte 2] en later door [medeverdachte 1] . Op enig moment is tegen [slachtoffer 1] geweld gebruikt. [slachtoffer 1] bleef achter met ernstig letsel.
Verdachte verklaart dat hij [slachtoffer 1] met geen vinger heeft aangeraakt. De rechtbank dient dus allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte geweld heeft gebruikt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in haar woning was en op enig moment glasgerinkel hoorde. Kort daarna kwam verdachte in de woning. Volgens [slachtoffer 1] liep verdachte gelijk schreeuwend naar haar toe en sloeg haar meteen met zijn vuist in haar gezicht. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van verdachte zelf dat hij, terwijl hij boos was, als eerste de woning is binnengegaan en meteen naar [slachtoffer 1] is toegelopen. De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen.
Het één keer slaan met een vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] kan, onder deze omstandigheden, niet worden gekwalificeerd als een zware mishandeling of poging daartoe nu onvoldoende blijkt dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en niet blijkt dat door de enkele vuistslag van verdachte zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Evenmin volgt uit het dossier dat verdachte bij het geweld dat daarna richting [slachtoffer 1] werd toegepast samen met medeverdachte [medeverdachte 2] is opgetrokken, zodat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld, zij het dat zij niet bewezen acht dat deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] ten gevolge had. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierna omschreven.
Feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte meerdere ruiten heeft vernield. Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen dient verdachte te worden vrijgesproken aangezien dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] en de bevindingen van de politie, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling.
Voornoemde bewijsmiddelen houden immers - voor zover relevant en kort samengevat - in dat op 30 april 2022 meerdere ruiten, een auto en meerdere goederen op/in/aan de woning van [slachtoffer 1] zijn vernield. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij met [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan waar hij vernielingen heeft gepleegd door meerdere stenen door de ruiten van de woning te gooien waarbij hij heeft gezien dat er goederen in de woning werden geraakt. [medeverdachte 2] heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij meerdere ruiten van de woning heeft ingegooid en de auto heeft vernield.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte dat er sprake is van medeplegen. Verdachte en [medeverdachte 2] , zijn samen naar de woning gegaan en waren daar constant in elkaars nabijheid toen zij vernielingen pleegden. Geen van beide heeft zich op enig moment gedistantieerd of geprobeerd de ander tegen te houden. Dat niet alle vernielingen feitelijk door verdachte zijn begaan, maakt dat oordeel niet anders.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Feit 3
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2024, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van verdachte;
  • het verhoor van getuige [medeverdachte 1] van 2 mei 2022, pagina’s 195 tot en met 204.
4.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 meer subsidiair
hij op 30 april te Enschede, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan/stompen in het gezicht.
2
hij op 30 april 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en een voertuig (BMW) en goederen
op/in/aan een woning ( [adres 2] ) (te weten onder meer een lamp en televisie en vloer en muur/muren), die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
3
hij op 30 april 2022 te Enschede, een telefoon, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite bewezenverklaring van vernieling van enkel een telefoon en een of meerdere ruiten, een geldboete een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en vernielingen. Volgens verdachte ging hier het nodige aan vooraf omdat het slachtoffer, de ex-vriendin van medeverdachte [medeverdachte 2] , al langere tijd voor onrust zou zorgen. Nadat het slachtoffer een bericht zou hebben gestuurd is verdachte samen met de medeverdachten naar haar woning gereden waar de situatie is geëscaleerd. Verdachte heeft een voor het slachtoffer uiterst bedreigende situatie in de woning doen ontstaan, terwijl dit bij uitstek een omgeving zou moeten zijn waar zij zich veilig zou moeten voelen. Het behoeft geen betoog dat het geweldsincident een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer bovendien aangetast in haar lichamelijke integriteit. Dat de gevolgen hiervan voor het slachtoffer groot waren, blijkt uit de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring en de (onderbouwing van) de verzoeken tot schadevergoeding. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven de ernst van zijn handelen in te zien, maar vindt tegelijk dat het ook de schuld is van het slachtoffer dat het zo uit de hand is gelopen. De rechtbank vindt dit gebrek aan probleembesef zorgelijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 januari 2024;
- het advies van Reclassering Nederland van 11 oktober 2023 opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringsmedewerker.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte een evenwichtige en reële indruk maakt en zijn verantwoordelijkheid neemt. Er worden geen problemen op de verschillende leefgebieden geconstateerd, met uitzondering van het leefgebied “Relatie, partner en familie”, wat als een criminogene factor wordt gezien. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte heeft geen hulp- of begeleidingsvragen. De reclassering ziet geen reden voor behandeling en/of begeleiding. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet geïndiceerd. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor oplegging van een gevangenisstraf of een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd maken dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een taakstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 12.962,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 93,00;
-Eigen risico 2022 € 268,08;
-Eigen bijdrage 2022 € 44,67;
-Eigen risico 2023 € 385,00;
-Reis- en kosten € 248,52;
-Verplaatste schade € 803,52;
-Telefoon € 150,00;
-Toekomstige schade € 970,00;
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [slachtoffer 1] geen afstand doet van de ‘Toekomstige schade’, maar dat de vordering op dat punt op dit moment niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.633,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-overnachting B&B € 680,00;
-reiskosten € 803,52;
-eigen risico autoverzekering € 150,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen uitsluitend betrekking hebben op het lichamelijk letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen. De vorderingen moeten niet-ontvankelijk worden verklaard nu verdachte alleen vernieling van een telefoon en een of enkele ruiten kan worden verweten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiele en immateriële schade
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 1 meer subsidiair). Zoals is overwogen spreekt de rechtbank verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling en subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De door [slachtoffer 1] gevorderde bedragen houden verband met het (zwaar) lichamelijk letsel dat bij haar is veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank staat onvoldoende vast dat de benadeelde partij door het ten aanzien van deze verdachte bewezen verklaarde feit rechtstreeks de gevorderde schade heeft geleden. Gelet op de betwisting van de verdediging zal er op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in haar de vordering, voor zover die ziet op Ziekenhuisdaggeldvergoeding, Eigen risico 2022, Eigen bijdrage 2022, Eigen risico 2023, Reis- en kosten, Verplaatste schade en immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij deze vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de schadepost Toekomstige schade niet-ontvankelijk verklaren aangezien deze schade in deze procedure niet meer door de benadeelde partij wordt gevorderd.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij geen rekeningen of andere stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de schade..
De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade aan de telefoon vast op € 150,-. De rechtbank zal de vordering voor dat bedrag toewijzen te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 2]
Eigen risico autoverzekering
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit (feit 2) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost Eigen risico autoverzekering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,- te vermeerderen met de verschuldigde
wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met de mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Overige schade
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 1 meer subsidiair). Zoals is overwogen spreekt de rechtbank verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling en subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling. De overige door [slachtoffer 2] gevorderde bedragen houden verband met het (zwaar) lichamelijk letsel dat bij haar dochter, [slachtoffer 1] , is veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank staat onvoldoende vast dat [slachtoffer 2] door de ten aanzien van deze verdachte bewezen verklaarde mishandeling de gevorderde schade heeft geleden. Gelet op de betwisting van de verdediging zal er op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling ( [slachtoffer 1] ) en 3 dagen gijzeling ( [slachtoffer 2] ), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 150,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022):
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 150,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Frentrop zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022188549. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 30 april 2022 ben ik samen met mijn vader en mijn broer naar de woning van [slachtoffer 1] in [adres 2] gegaan. Door mijn boosheid heb ik besloten meerdere stenen door de ruiten naar binnen te gooien. Ik heb een steen gepakt en gericht op de televisie gegooid. Het is mogelijk dat ik een lamp heb geraakt. Hierna ging ik als eerste bij de woning naar binnen. Op dat moment was ik nog boos. Toen ik [slachtoffer 1] zag ben ik naar haar toegegaan en heb ik haar telefoon afgepakt. Ik heb de telefoon doormidden gebroken.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 1 mei 2022, met bijlage en fotoblad, pagina’s 14 t/m 17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op 30 april 2022 was ik thuis in mijn woning aan de [adres 2]. Toen ik in de schuur was hoorde ik buiten ineens een boel lawaai. Ik hoorde gelijk dat het om glasgerinkel ging. Ik had daarom meteen het vermoeden dan het mijn auto was die op dat moment vernield werd. Toen ik in de hal stond hoorde ik dat er met allerlei dingen gegooid werd en dat er van alles van glas sneuvelde. Ik had geen tijd meer om
de politie te bellen of om mijn broer erbij te roepen want niet lang daarna zag ik
[verdachte] binnenkomen. [verdachte] is de jongere broer van [medeverdachte 2] . [verdachte] kwam gelijk naar mij
toe lopen en sloeg mij opzettelijk en met kracht met zijn vuist in mijn gezicht.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , van 1 mei 2022, pagina’s 143 t/m 151, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Mijn broertje [verdachte], mijn vader en ik zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer 2]
gereden. Mijn vader reed met de werk bus, een Renault Traffic, kleur grijs. Toen we
bij de woning van [slachtoffer 2] aankwamen, zag ik dat [slachtoffer 2] niet thuis was. Ik heb
namelijk door de voorruit naar binnen gekeken en zag niemand in de woning. Ik hoorde
vervolgens [slachtoffer 1] schreeuwen en toen ben ik doorgedraaid. Ik kan mij nog
herinneren dat ik een steen heb gepakt uit de voortuin en daarmee de voorruit van de
woning heb vernield. Ik heb die steen tegen de ruit aangegooid. V: Wie heeft die auto vernield? A: Ik ben de enigste die door is gedraaid. Ik zal dat gedaan hebben.
4.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2]) van verbalisant [verbalisant], van 22 mei 2022, pagina’s 115 t/m 122, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op 30 april 2022 werd een forensisch onderzoek ingesteld in een woning aan
de [adres 2] naar aanleiding van een geweldsincident.
Tijdens het onderzoek werden zes gaten waargenomen in drie ruiten van de woonkamerramen in de voorgevel. In de woonkamer, die aan de voorzijde van de woning was gelegen, werden zes keien aangetroffen die soortgelijk waren als keien die in de voortuin lagen. Deze keien lagen in de woonkamer. Door de gehele woonkamer lagen glasscherven en werd er schade gezien aan de televisie, de vloer, een lamp en de muur.