ECLI:NL:RBOVE:2024:3391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
ak_22_1228
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom voor mountainbikeroute op de Sallandse Heuvelrug

In deze zaak hebben de gemeenten Rijssen-Holten en Hellendoorn beroep ingesteld tegen een last onder dwangsom die is opgelegd aan het Recreatieschap Twente, als beheerder van de mountainbikeroute (MTB-route) op de Sallandse Heuvelrug. De last houdt in dat een gedeelte van de MTB-route moet worden afgesloten vanwege overtredingen van de Wet natuurbescherming (Wnb), specifiek artikelen 3.5 en 3.10, die betrekking hebben op het doden en verstoren van beschermde diersoorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Recreatieschap niet als overtreder kan worden aangemerkt, omdat het niet zelf de dieren doodt of verstoort, maar dat het wel de zorgplicht heeft geschonden zoals vastgelegd in artikel 1.11 van de Wnb. De rechtbank heeft het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd, maar de last onder dwangsom in stand gelaten op basis van de overtreding van de zorgplicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de last tot afsluiting van de singletracks op de MTB-route gerechtvaardigd is om de bescherming van de aanwezige diersoorten te waarborgen. De eisers hebben recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/1228

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

gemeenten Rijssen-Holten en Hellendoorn, eisers,

gemachtigde: mr. D.G.J. Sanderink,
en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1. Stichting NatuurAlert Nederlandgevestigd te Haarlem,
gemachtigde: mr. J.E. Dijk,
2. Staatsbosbeheergevestigd te Amersfoort,
gemachtigde: G. Durville.
3. Recreatieschap Twentegevestigd te Enschede,
gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort.

Procesverloop

Op 16 september 2020 heeft Stichting NatuurAlert Nederland (hierna te noemen: Natuur-Alert) aan verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de mountainbikeroute (MTB-route) in het Natura 2000-gebied de Sallandse Heuvelrug, omdat het gebruik van deze route naar haar mening in strijd is met de Wet natuurbescherming (Wnb).
Bij besluit van 8 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan het Recreatieschap Twente (voorheen Regio Twente), ook handelend onder de naam Routenetwerken Twente, een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 3.5 van de Wnb. Tegen dit besluit is door NatuurAlert en het Recreatieschap bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van NatuurAlert gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Het bezwaar van het Recreatieschap is ongegrond verklaard. De opgelegde last onder dwangsom is bij het bestreden besluit in stand gelaten en uitgebreid.
Tegen dat besluit hebben eisers, maar ook NatuurAlert en het Recreatieschap beroep ingesteld.
Bij besluit van 1 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit aangepast in die zin dat een aantal punten van de MTB-route niet afgezet of afgesloten hoeft te worden, maar dat kan worden volstaan met het verwijderen van routeaanwijzingen om aan de last te voldoen. Het beroep is van rechtswege mede gericht tegen dit wijzigingsbesluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
NatuurAlert heeft op 22 maart 2024 een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2024. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de beroepen van het Recreatieschap (zaaknummer 22/979) en NatuurAlert (zaaknummer 22/1229).
Namens eisers zijn verschenen hun gemachtigde, [naam 1] (gemeente Rijssen-Holten) en
[naam 2] (gemeente Hellendoorn). Voor het Recreatieschap zijn verschenen zijn gemachtigde en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 4] en mr. [naam 5] . Voor NatuurAlert zijn verschenen haar gemachtigde en [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] . Staatsbosbeheer is met kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden

1.1
Routenetwerken Twente (hierna: Routenetwerken) is beheerder van de MTB-routes op de Sallandse Heuvelrug. In het verleden was Routenetwerken onderdeel van het gemeentelijk samenwerkingsverband Regio Twente, een publiekrechtelijke rechtspersoon.
1.2
Regio Twente is per 1 januari 2022 opgehouden te bestaan. Haar rechten en verplichtingen zijn met ingang van die datum overgegaan naar Recreatieschap Twente, een uitvoeringsorganisatie van 14 Twentse gemeenten, waaronder eisers. Routenetwerken valt sinds 1 januari 2022 onder het Recreatieschap. Waar in deze uitspraak wordt gesproken over het Recreatieschap, wordt daaronder ook Routenetwerken verstaan.
1.3
Het Recreatieschap exploiteert en beheert in opdracht van de gemeenten recreatieparken, fietspaden en routesystemen voor fietsers, wandelaars, ruiters en autobestuurders door natuur, landschap en steden, waaronder MTB-routes.
1.4
Het Recreatieschap beheert in Twente in totaal ca. 1.000 kilometer aan MTB-routes. De MTB-routes worden door het Recreatieschap uitgezet, aangelegd en onderhouden. Eén van deze MTB-routes ligt op de Sallandse Heuvelrug. Deze route is in 2002 aangelegd en is sindsdien in gebruik. In 2015/2016 zijn onderdelen van de MTB-route aangepast en voorzien van zogenoemde singletracks, smalle zandpaden door het bos die alleen voor mountainbiken zijn bedoeld. De MTB-route op de Sallandse Heuvelrug heeft een totale lengte van ca. 35 kilometer en bestaat uit bospaden, zandwegen en singletracks. De bospaden en zandwegen zijn niet alleen toegankelijk voor mountainbikers, maar ook voor gewone fietsers en wandelaars.
1.5
Op 14 september 2020 heeft NatuurAlert bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend in verband met de risico’s die het gebruik van de MTB-route volgens haar kan opleveren voor reptielen die in het gebied voorkomen, meer in het bijzonder voor de zandhagedis, de hazelworm en de levendbarende hagedis.
1.6
NatuurAlert meent dat sprake is van overtreding van de artikelen 3.5 en 3.10 van de Wnb. Zij verwijst daarbij naar het aantal aangereden dieren van genoemde soorten in de afgelopen jaren op de MTB-route dat is vastgesteld bij onderzoek door de Nationale databank Flora en Fauna (hierna: NDFF) en door verweerder zelf, te weten 24 zandhagedis-sen in de periode van 7 april tot 24 september 2020 en 3 zandhagedissen in de periode van
23 april 2021 tot 4 juni 2021.
1.7
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek van NatuurAlert heeft verweerder bij besluit van 8 juli 2021 een last onder dwangsom aan het Recreatieschap opgelegd wegens overtreding van artikel 3.5 van de Wnb. De last houdt in dat een deel van de MTB-route, te weten het noordwestelijke gedeelte vanaf de Van Heekweg omhoog naar de Palthetoren tot en met de doorkruising van de heide, binnen twee weken na verzending van het besluit moet worden afgesloten tot en met 30 september en daarna jaarlijks in de periode van 1 april tot en met 30 september. Als alternatief wordt gegeven dat het gedeelte van de route permanent buiten gebruik wordt gesteld. Als het Recreatieschap niet aan de last voldoet, moet zij verweerder € 2.500,- per constatering per week betalen, met een maximum van een dwangsom per week en een totaalmaximum van € 15.000,-.
1.8
Het Recreatieschap kon zich met dit besluit niet verenigen en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Ook NatuurAlert heeft bezwaar gemaakt omdat zij de opgelegde last onder dwangsom niet verstrekkend genoeg vond.
1.9
Hoewel het Recreatieschap het niet eens was met opgelegde last onder dwangsom, heeft zij binnen de begunstigingstermijn aan de lastgeving voldaan en het betreffende gedeelte van de MTB-route afgesloten. Ook in het daaropvolgende seizoen van 2022 is dit gedeelte van de route afgesloten.
1.1
Op 13 april 2022 heeft verweerder aan het Recreatieschap en NatuurAlert het voornemen bekend gemaakt om de last onder dwangsom van 8 juli 2021 uit te breiden, in die zin dat de gehele MTB-route moet worden afgesloten. Tegen dit voornemen heeft het Recreatieschap op 27 april 2022 een zienswijze ingediend. Het Recreatieschap heeft op 6 mei 2022 zijn zienswijze aangevuld.
1.11
Bij het bestreden besluit van 24 mei 2022 heeft verweerder de bij het primaire besluit opgelegde last in stand gelaten en uitgebreid in die zin dat het gebruik van alle singletracks van de MTB-route moet worden gestaakt in de periode van 1 april tot en met 30 september en niet alleen sprake is van overtreding van artikel 3.5, maar ook van de artikelen 1.11 en 3.10 van de Wnb. Er kan worden voldaan aan de last door binnen drie weken na verzending van het besluit de singletracks op de door verweerder aangegeven locaties af te sluiten. Dit alles op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per constatering dat niet aan de lastgeving is voldaan, met een maximum van één constatering per week, met een totaal aan verbeurde dwangsommen van maximum € 15.000,-.
1.12
Tegen dat besluit hebben eisers, alsmede het Recreatieschap en NatuurAlert beroep ingesteld.

Wijzigingsbesluit van 1 september 2022

2.1
Met zijn besluit van 1 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit aangepast in die zin dat bij de punten A en B de route niet afgezet hoeft te worden en kan worden volstaan met het verwijderen van de routeaanwijzing naar respectievelijk het stuk tussen de Nijverdalsebergweg en de Bonteweg en richting de Noetselsebergweg. Punt C hoeft niet afgesloten te worden en komt te vervallen. Door uitvoering te geven aan het afsluiten van de punten D tot en met W en het verwijderen van de routeaanwijzingen bij de punten A en B wordt voldaan aan de last en voorkomt het Recreatieschap dat hij dwangsommen verbeurt.
2.2
Omdat verweerder het bestreden besluit van 24 mei 2022 niet handhaaft voor zover dat ziet op de afzetting van de genoemde delen van de MTB-route, komt dat besluit gedeeltelijk voor vernietiging in aanmerking en is het beroep in zoverre gegrond.

Formeel

Artikel 6:13 van de Awb
3.1
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
3.2
De rechtbank stelt vast dat eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen de primaire last onder dwangsom die aan het Recreatieschap is opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan hen dat echter redelijkerwijs niet worden verweten.
3.3
Voor de gemeente Rijssen-Holten geldt dat de bij het primaire besluit gelaste gedeeltelijke afsluiting van de MTB-route geen betrekking had op gronden waarvan zij eigenaar is. Zij was op dat moment ook anderszins geen belanghebbende bij dat besluit. De gemeente Rijssen-Holten is pas belanghebbende geworden nadat de last bij het bestreden besluit is uitgebreid tot de singletracks op de gehele MTB-route en daarmee ook tot gronden waarvan de gemeente Rijssen-Holten eigenaar is.
3.4
Voor de gemeente Hellendoorn geldt dat de bij het primaire besluit gelaste gedeeltelijke afsluiting van de MTB-route wel voor een deel betrekking had op gronden waarvan zij eigenaar is. Zij was daarom wel belanghebbende bij dat besluit. Verweerder heeft echter verzuimd de gemeente Hellendoorn van het primaire besluit in kennis te stellen. Daarom kan haar niet worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit.
3.5
De beroepen van eisers zijn daarom ontvankelijk.
Niet horen in bezwaar
3.6
Eisers stellen zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven wegens strijd met artikel 3:2 en/of artikel 7:2 van de Awb, omdat zij in bezwaar geen gelegenheid hebben gehad om hun zienswijze ten aanzien van de aan het Recreatieschap opgelegde last onder dwangsom en/of de (voorgenomen) uitbreiding daarvan, naar voren te brengen.
3.7
In het verweerschrift heeft verweerder erkend dat eisers ten onrechte niet als derde belanghebbende zijn uitgenodigd in de bezwaarfase en daardoor niet zijn gehoord. Dit procedurele gebrek kan volgens verweerder echter worden hersteld omdat eisers in beroep hun grieven alsnog volledig naar voren kunnen brengen. Overigens zouden de in beroep ingebrachte gronden volgens verweerder – ook achteraf gezien – niet hebben geleid tot een ander besluit dan de onderhavige beslissing op bezwaar.
3.8
Verweerder verzoekt de rechtbank om met toepassing van artikel 6.22 van de Awb voorbij te gaan aan het gebrek dat eisers in bezwaar niet gehoord zijn en het bestreden besluit in stand te laten.
3.9
De rechtbank overweegt dat verweerder in ieder geval de gemeente Hellendoorn in kennis had moeten stellen van het primaire besluit omdat de last onder dwangsom deels betrekking had op gronden waarvan die gemeente eigenaar is. Bovendien had verweerder beide gemeenten in de gelegenheid moeten stellen om een zienswijze in te dienen tegen de voorgenomen uitbreiding van de last omdat deze betrekking had op gronden waarvan zij eigenaar zijn.
3.1
De rechtbank ziet echter aanleiding om deze formele gebreken te passeren met artikel 6:22 van de Awb en het bestreden besluit niet om die reden te vernietigen, omdat eisers daardoor niet in hun processuele belangen zijn geschaad. Zij hebben immers in beroep alsnog de mogelijkheid om hun zienswijze tegen de last onder dwangsom schriftelijk en mondeling naar voren te brengen.
3.11
Wel hebben eisers in verband hiermee recht op vergoeding van de door hen gemaakte proceskosten.

Beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden

4.1
De inhoudelijke beroepsgronden van eisers betreffen – kort gezegd – de volgende onderwerpen:
. geen overtreding van artikel 3.5 en/of artikel 3.10 van de Wnb;
. geen overtreding van artikel 1.11 van de Wnb;
. uitbreiding van de last tot alle singletracks op de route niet deugdelijk gemotiveerd.
4.2
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Overtreding artikelen 3.5, eerste en tweede lid, en/of artikel, 3.10, eerste lid, van de Wnb (opzettelijk doden of verstoren van beschermde diersoorten)
5.1
Verweerder heeft aan het Recreatieschap een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de artikelen 3.5, eerste en tweede lid, en 3.10, eerste lid, van de Wnb.
5.2
Artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb bepaalt dat het verboden is in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage 1 bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
5.3
Op grond van artikel 3.5, tweede lid 2, van de Wnb is het verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren.
5.4
Artikel 3.10, eerste lid, aanhef en sub a, van de Wnb luidt:
Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen.
5.5
Volgens verweerder heeft het Recreatieschap door het openstellen van de singletracks op de MTB-route willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat beschermde dieren worden gedood of verstoord, waarmee voldaan is aan het vereiste van voorwaardelijk opzet. Verweerder verwijst hierbij naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 januari 2022, C-103/00 (Caretta Caretta), ECLI:EU:C:2002:60, r.o. 36, 39 e.v.
5.6
Zoals de rechtbank heeft overwogen in haar uitspraak in de zaak van het Recreatieschap, zaaknummer 22/979, volgt zij verweerder hierin niet. Daartoe heeft de rechtbank in die uitspraak het volgende overwogen.
5.7
Tussen partijen is niet in geschil dat de singletracks van de MTB-route op de Sallandse Heuvelrug lopen door het leefgebied van de zandhagedis, de hazelworm en de levendbarende hagedis en dat deze dieren op de route, althans op een gedeelte daarvan, worden dood-gereden en/of verstoord.
5.8
Het opzettelijk doden en opzettelijk verstoren van de zandhagedis, een Europees beschermde diersoort, is verboden op grond van artikel 3.5 van de Wnb.
5.9
Het opzettelijk doden van hazelwormen en levendbarende hagedissen is verboden op grond van artikel 3.10 van de Wnb.
5.1
Ingevolge artikel 5:32 van de Awb kan een last onder dwangsom alleen worden opgelegd aan de overtreder, dat wil zeggen degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
5.11
Het Recreatieschap kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet worden aangemerkt als overtreder van de artikelen 3.5 en 3.10 van de Wnb.
5.12
Niet in geschil is dat het Recreatieschap niet degene is die zelf feitelijk dieren op de route doodt of verstoord. Hij is de beheerder van de MTB-route en stelt die route open voor het gebruik daarvan door het publiek. Dat publiek, meer specifiek de MTB’ers, doodt of verstoort in voorkomende gevallen – volgens alle partijen per ongeluk – de dieren.
5.13
Daargelaten of het Recreatieschap in de gegeven omstandigheden als pleger, medepleger of functioneel dader van het doden/verstoren van de dieren kan worden aangemerkt, kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet worden gezegd dat het Recreatieschap, alleen door het openstellen van de MTB-route willen en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat beschermde dieren worden gedood of verstoord.
5.14
De enkele vaststelling dat het Recreatieschap weet dat in het gebied beschermde diersoorten voorkomen en dat door het openstellen van de MTB-route de kans bestaat dat deze dieren op de singletracks (kunnen) worden aangereden door derden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer het oordeel dragen dat het Recreatieschap die kans, voor zover deze al aanmerkelijk is, bewust heeft aanvaard. Daarbij is van belang dat de maatregelen die het Recreatieschap in de loop van de tijd heeft getroffen op en rond de singletracks, zoals het creëren van zandbanken en minder aantrekkelijk maken van de paden voor de dieren, naar het oordeel van de rechtbank niet anders kunnen worden uitgelegd dan als pogingen om het doden of verstoren van beschermde dieren juist te voorkomen.
5.15
Gelet hierop kan het Recreatieschap niet de door verweerder tegengeworpen overtreding hebben begaan. Om die reden was verweerder niet bevoegd handhavend tegen het Recreatieschap op te treden en het Recreatieschap een last onder dwangsom op te leggen ter zake van de overtreding van de artikelen 3.5, eerste en tweede lid, en 3.10, eerste lid, van de Wnb
5.16
Het bestreden besluit komt daarom in zoverre in aanmerking voor vernietiging.
5.17
Dit betekent dat de eerste beroepsgrond van eisers slaagt.

Overtreding artikel 1.11 van de Wnb (zorgplicht)

6.1
Artikel 1.11, eerste lid, van de Wnb bepaalt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
6.2
Op grond van artikel 1.11, tweede lid, van de Wnb houdt de zorg, bedoeld in het eerste lid, in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten:
a. dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,
b. indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke
maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
c. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of
ongedaan maakt.
6.3
Ten aanzien van de overtreding van artikel 1.11 van de Wnb (zorgplicht) stelt verweerder zich op het standpunt dat voorafgaand aan de aanleg en het wijzigen van de MTB-route geen uitvoering is gegeven aan de verplichting die uit dit artikel volgt.
6.4
Verweerder stelt dat het Recreatieschap bij de aanleg van de MTB-route onderzoek had moeten doen naar de aanwezigheid van bedreigde diersoorten in het gebied. De MTB-route is in 2002 aangelegd en in 2015/2016 gewijzigd door de aanleg van singletracks. De wijzigingen aan de route zijn volgens verweerder wel getoetst op gebiedsbescherming maar niet op soortenbescherming. Nu blijkt dat er dieren gedood worden door het gebruik van de MTB-route, is het naar de mening van verweerder onzorgvuldig om zonder onderzoek naar soortenbescherming de route open te stellen en te houden in de periode van 1 april tot en met 30 september.
6.5
Weliswaar heeft het Recreatieschap in samenwerking met grondeigenaren acties uitgevoerd om overtreding van artikel 1.11 van de Wnb te voorkomen, maar het uitvoeren van mitigerende maatregelen, zoals het creëren van zandbanken en minder aantrekkelijk maken van de paden voor de dieren, heeft volgens verweerder niet geleid tot beëindiging van de overtredingen en kan geen vervanging zijn voor onderzoek naar soortenbescherming. Naar de mening van verweerder heeft het Recreatieschap daarmee zijn zorgplicht op grond van artikel 1.11 van de Wnb overtreden.
6.6
Deze overtreding is naar de mening van verweerder ontstaan bij de aanleg van de MTB-route in 2002 maar duurt nog steeds voort, omdat bekend is dat de route door geschikt leefgebied loopt en de verschillende dieren op de verschillende locaties voorkomen. Ondanks dat ad-hoc aanpassingen zijn gedaan na die constateringen, is volgens verweerder geen uitvoering gegeven aan artikel 1.11 van de Wnb voor de singletracks in de aangegeven route. Daarvoor moet eerst het onderzoek worden uitgevoerd dat noodzakelijk is voor soortenbescherming.
6.7
Aangezien naar de mening van verweerder voor alle singletracks geldt dat geen uitvoering is gegeven aan de zorgplicht die volgt uit artikel 1.11 van de Wnb, is volgens verweerder sluiting van de singletracks de enige manier waarop deze overtreding kan worden gestaakt, in ieder geval totdat een soortenonderzoek is uitgevoerd.
Hoe oordeelt de rechtbank?
7.1
De rechtbank is in haar uitspraak in de zaak van het Recreatieschap (zaaknummer 22/979) tot het oordeel gekomen dat het Recreatieschap de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb heeft overtreden. Daartoe heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
7.2
De rechtbank heeft in de eerste plaats vastgesteld dat het Recreatieschap als beheerder van de MTB-route op de Sallandse Heuvelrug zich heeft te houden aan de zorgplicht van 1.11 van de Wnb.
7.3
Het Recreatieschap heeft noch bij de oorspronkelijke aanleg van de MTB-route in 2002, noch bij de wijziging van de route in 2015/2016, toen de singletracks zijn aangelegd, onderzoek gedaan naar de gevolgen daarvan voor beschermde diersoorten. De wijzigingen aan de route zijn wel getoetst op gebiedsbescherming maar niet op soortenbescherming.
7.4
Nu uit onderzoek door de NDFF en door verweerder blijkt dat er daadwerkelijk beschermde dieren, te weten zandhagedissen, hazelwormen en levendbarende hagedissen, in het hele gebied aanwezig zijn en dus overal op de MTB-route gedood of verstoord kunnen worden, wat ook daadwerkelijk gebeurt, terwijl het Recreatieschap daarnaar geen onderzoek heeft verricht ten tijde van de aanleg en ingebruikname van die MTB-route, noch in een later stadium, heeft het Recreatieschap de op hem rustende zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb geschonden.
7.5
Het Recreatieschap heeft voorts onvoldoende maatregelen genomen om het doodrijden van beschermde dieren te voorkomen. Weliswaar heeft zij in samenwerking met de Staatsbosbeheer en grondeigenaren een aantal voorzieningen getroffen, zoals het creëren van zandbanken en minder aantrekkelijk maken van de paden voor de dieren door het aanbrengen van schelpengrit, maar deze hebben niet kunnen voorkomen dat er nog steeds beschermde dieren worden doodgereden op de singletracks. Dat het Recreatieschap de getroffen voorzieningen blijkbaar zelf ook niet toereikend vindt, blijkt uit het feit dat zij, toen er een discussie ontstond over het risico op het doden van reptielen door het gebruik van de MTB-route, niet alleen het deel van de route waarop de last uit het primaire besluit zag, maar uit voorzorg ook uit eigen beweging andere delen van de route heeft afgesloten.
7.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Recreatieschap de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb heeft overtreden, zodat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden door eiseres te gelasten alle singletracks van de MTB-route af te sluiten en afgesloten te houden gedurende de periode van 1 april tot en met 30 september, zijnde de periode waarin de genoemde dieren – in ieder geval – actief zijn.
7.7
Het Recreatieschap kan de overtreding ongedaan maken door alsnog onderzoek te doen en zo nodig adequate maatregelen te treffen om het doodrijden van beschermde dieren tegen te gaan. Weliswaar is dit in het bestreden besluit alleen vermeld in het kader van de overtreding van de artikelen 3.5 en 3.10 van de Wnb, maar gelet op wat daarover is vermeld op bladzijde 4 van het bestreden besluit gaat de rechtbank ervan uit dat dit eveneens geldt voor de overtreding van artikel 1.11 van de Wnb. Uit het onderzoek zou kunnen blijken dat de beschermde dieren op delen van de route niet voorkomen of dat maatregelen kunnen worden getroffen om doodrijden/verstoring te voorkomen, bijvoorbeeld in de vorm van zonering.
Uitbreiding van de last tot alle singletracks op de route niet deugdelijk gemotiveerd
8.1
Eisers stellen zich op het standpunt dat de last zich ten onrechte uitstrekt over de singletracks op gehele MTB-route, nu slechts op een beperkt deel van de route dode dieren zijn aangetroffen. De last gaat volgens eisers daarmee verder dan noodzakelijk is voor het beëindigen of voorkomen van herhaling van een eventuele overtreding. Om die reden is het bestreden besluit naar hun mening in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
8.2
De rechtbank volgt eisers hierin niet.
8.3
Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor de gehele MTB-route dat sprake is van een overtreding van de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb. Immers noch bij de aanleg in 2002 noch bij de wijziging van de route door de aanleg van singletracks in 2015/2016, is een soortenonderzoek uitgevoerd door het Recreatieschap. Ook zijn door het Recreatieschap onvoldoende maatregelen getroffen om het doodrijden van beschermde dieren op de route te voorkomen. Deze beschermde diersoorten komen in het hele gebied waarin de MTB-route ligt voor en kunnen dus ook overal op de route worden doodgereden.
8.4
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder bevoegd was tot het opleggen van de last tot afsluiting van alle singletracks op de MTB-route wegens overtreding van de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb.
8.5
Verder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de last niet geschikt zou zijn voor de bescherming van de aanwezige soorten of verder gaat dan noodzakelijk is voor het beëindigen of voorkomen van herhaling van de overtreding. Door gedeeltelijke afsluiting van de route wordt de overtreding van artikel 1.11 van de Wnb immers niet volledig opgeheven.
8.6
Gelet op het voorgaande wordt de tweede beroepsgrond van eisers verworpen.

Eindconclusie

9.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 24 mei 2022 voor zover dat ziet op de afzetting van de in het besluit van 2 september 2022 genoemde delen van de MTB-route, alsmede voor zover de last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van de artikelen 3.5 en 3.10 van de Wnb. Voor het overige is het beroep ongegrond en wordt het (gewijzigde) bestreden besluit in stand gelaten.
9.1
Dit betekent dat de last onder dwangsom als zodanig – ondanks de gegrondverklaring van het beroep en de gedeeltelijk vernietiging van het bestreden besluit – in stand kan blijven op grond van de overtreding van de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb door het Recreatieschap.
9.3
Hierbij wijst de rechtbank erop dat zij in haar uitspraak in de zaak van NatuurAlert (zaaknummer 22/1229) heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de afsluiting van de singletracks op de MTB-route gedurende de periode van 1 april tot en met 30 september toereikend is om het doodrijden/verstoren van beschermde reptielsoorten te voorkomen. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat verweerder – zo nodig op basis van nader (deskundig) onderzoek – een nieuw besluit moet nemen over de sluitingsperiode van de route. De rechtbank heeft in dat beroep een voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat de singletracks op de MTB-route moeten worden afgesloten van 1 maart tot en met 31 oktober totdat opnieuw op het bezwaar van NatuurAlert is beslist.

Griffierecht en proceskosten

10.1
Omdat eisers gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10.2
Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover de last onder dwangsom ziet op de afzetting van de in het besluit van 1 september 2022 genoemde delen van de MTB-route, alsmede voor zover de last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van de artikelen 3.5 en 3.10 van de Wnb;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en mr. B.A.J. Haagen, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.