ECLI:NL:RBOVE:2024:3389

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
AWB_24_1928
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOO-verzoek tot openbaarmaking van documenten in het kader van de Wet natuurbescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van Groen Gas Goor B.V. (GGG) tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel. GGG had een WOO-verzoek ingediend om documenten openbaar te maken die verband houden met hun aanvraag onder de Wet natuurbescherming. Het college had besloten om bepaalde documenten gedeeltelijk openbaar te maken, maar had ook een aantal documenten met een beroep op uitzonderingsgronden van de WOO niet openbaar gemaakt. GGG heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de documenten openbaar worden gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. GGG stelde dat de openbaarmaking van bepaalde documenten grote en onomkeerbare gevolgen voor hen zou hebben. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de openbaarheid van informatie onomkeerbaar is. De voorzieningenrechter heeft besloten het bestreden besluit te schorsen tot de uitspraak op het beroep van GGG, wat betekent dat de documenten nog niet openbaar mogen worden gemaakt. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het college het griffierecht en proceskosten aan GGG moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1928

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

Groen Gas Goor B.V. (verder: GGG) uit Goor, verzoeker,

(gemachtigde: mr. M.W. Cobussen),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.C. Pietermaat).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
a.
[naam 1]en
[naam 2](verder: [naam 2] ) uit [woonplaats] , gemachtigde mr. F.H. Damen, en
b.
BEL3.

Inleiding

1. Besluitvorming
Op 24 mei 2023 heeft Damen namens haar cliënten bij verweerder een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend, strekkende tot het openbaar maken van:
  • de aanvraag die GGG op of omstreeks 3 oktober 2022 in het kader van de Wet natuurbescherming (Natura 2000) bij verweerder heeft ingediend, inclusief alle daaraan ten grondslag liggende en/of bijbehorende stukken;
  • alle correspondentie tussen verweerder, Omgevingsdienst Twente en GGG daarover.
Verweerder heeft bij primair besluit van 17 augustus 2023 besloten om naar aanleiding van dit Woo-verzoek 21 documenten (gedeeltelijk) openbaar te maken. Bij het primaire besluit is de gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten met de nummers 0001, 0002, 0004, 0005, 0006 en 0007 uitgesteld. Een gedeelte van deze zes documenten zou niet openbaar worden gemaakt omdat de uitzonderingsgronden van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e en/of artikel 5.1, zesde lid van de Woo aan de orde werden geacht. De documenten met de nummers 0003 en 0008 tot en met 0021 zijn bij het primaire besluit feitelijk (gedeeltelijk) direct openbaar gemaakt.
Tegen het primaire besluit is door zowel GGG als door [naam 2] bezwaar gemaakt bij verweerder. Het door GGG daarnaast ingediende verzoek om een voorlopige voorziening is bij uitspraak van de voorzieningenrechter op 13 september 2023 toegewezen. Daarbij is de openbaarmaking van de documenten 0001, 0002 en 0007 opgeschort tot twee weken na de beslissing op de bezwaren.
Op 29 november 2023 heeft verweerder bij vijf derde-belanghebbenden een zienswijze gevraagd, naar aanleiding van de bezwaren. Een van hen heeft een zienswijze ingediend. Op 19 december 2023 heeft verweerder bij nog een andere derde-belanghebbende om een zienswijze gevraagd. Deze derde-belanghebbende heeft eveneens een zienswijze ingediend. Op 7 februari 2024 heeft verweerder op het bezwaar van GGG beslist (verder: het bestreden besluit).
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herzien en besloten:
 bepaalde informatie in de documenten 0001, 0002, 0004, 0005 en 0006 verder te openbaren,
 bepaalde informatie in document 0002 niet te openbaren, omdat deze ter inzage ligt,
 de documenten 0022 en 0023 gedeeltelijk openbaar te maken, en
 voor bepaalde informatie in de documenten 0008 en 0021 artikel 5.2 van de Woo toe te voegen als weigeringsgrond.
Voor zover daarbij is besloten om documenten (gedeeltelijk) openbaar te maken heeft verweerder de openbaarmaking met twee weken na de bekendmaking uitgesteld.
2. Het verloop van deze procedure
Zowel GGG (zaak 24/1897) als [naam 2] (zaak 24/2171) hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft GGG aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, met als doel te voorkomen dat de documenten 0001, 0002, 0005, 0006, 0007 en 0022 openbaar worden gemaakt.
Op 23 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld de betreffende documenten niet openbaar te zullen te maken tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Op 29 februari 2024 heeft verweerder de stukken waarop de (gedeeltelijke) openbaarmaking ziet, onder voorbehoud van de beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) daarvan door de voorzieningenrechter, in het geding gebracht. De voorzieningenrechter heeft daarvan als enige kennis genomen.
Derde-partij [naam 2] heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening inhoudelijk gereageerd. Verweerder heeft aangegeven zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter te refereren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens GGG haar gemachtigde en mr. [naam 3] en namens verweerder [naam 4] , mr. [naam 5] en mr. [naam 6] . De derde-partijen en gemachtigde mr. F.H. Damen zijn met kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De toetsing
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van GGG gericht tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter gaat op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de beroepsprocedure – niet kan worden afgewacht (spoedeisend belang). Zij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij zij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit.
De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
4. Spoedeisend belang
In artikel 4.4, vijfde lid van de Woo is bepaald dat – indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht – de openbaarmaking wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken. GGG heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt, om te voorkomen dat – in haar verzoekschrift specifiek genoemde documenten – openbaar worden gemaakt.
GGG stelt in haar verzoek om een voorlopige voorziening, dat de openbaarmaking van deze documenten voor wat betreft de informatie die daarvan niet is uitgezonderd voor haar grote en onomkeerbare gevolgen heeft.
Omdat de openbaarheid van informatie onomkeerbaar is als de documenten waarin die informatie is weergegeven eenmaal openbaar zijn gemaakt, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening gegeven.
5. Geheimhouding
In haar verzoekschrift heeft GGG de voorzieningenrechter expliciet verzocht de processtukken niet met anderen dan verweerder te delen, teneinde te voorkomen dat het belang van een goede rechtspleging wordt geschaad.
Ten aanzien hiervan wijst de voorzieningenrechter GGG op het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb. In het zesde lid van dit artikel is bepaald, dat in een beroep tegen een besluit op grond van de Woo uitsluitend de bestuursrechter kennis neemt van de stukken waarvan om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming van partijen, bedoeld in het vijfde lid van dit artikel, is van rechtswege verleend. Hieruit volgt, dat de door verweerder ingediende processtukken niet met anderen worden gedeeld.
Om dezelfde reden heeft GGG de voorzieningenrechter ook verzocht om haar anoniem aan de procedure te laten deelnemen en het onderzoek ter zitting geheel achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij schrijven van 7 juni 2024 afgewezen, omdat niet gebleken is van een situatie waarin de openbaarheid van de zitting een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
Bel3 is door de voorzieningenrechter vooralsnog in de gelegenheid gesteld om anoniem aan deze procedure deel te nemen, omdat diens NAW-gegevens in deze procedure door verweerder onder de werking van artikel 8:29 van de Awb in het geschil zijn gebracht en alleen de voorzieningenrechter daarvan kennis mag nemen.
6. Direct uitspraak op het beroep van GGG
De voorzieningenrechter kan naast de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening direct een uitspraak doen op het beroep. Dit wordt “kortsluiten” genoemd en staat in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. De mogelijkheid tot kortsluiten bestaat, als nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in beroep.
Het verzoek om een voorlopige voorziening strekt er – gelet op de in het verzoekschrift aangevoerde gronden – toe dat de documenten 0001, 0002, 0005, 0006, 0007 en 0022 in het geheel niet openbaar worden gemaakt. Hieraan legt GGG de in het beroepschrift aangevoerde gronden mede ten grondslag. De voorzieningenrechter stelt vast, dat het beroep verder strekt dan het verzoek om een voorlopige voorziening. Het beroep ziet immers ook op de 15 documenten die volgens GGG bij het primaire besluit ten onrechte door verweerder feitelijk al gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt.
De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om niet kort te sluiten.
7. Beoordeling van de documenten 0001, 0002, 0005, 0006, 0007 en 0022
De Woo gaat ervan uit dat het recht op openbaarmaking het publieke belang van een goede en democratische besluitvorming dient. Uitgangspunt is dan ook dat informatie openbaar wordt gemaakt, tenzij er sprake is van een uitzondering. In artikel 5.1 e.v. van de Woo zijn de gronden voor uitzondering opgenomen. [1]
GGG heeft ten aanzien van de documenten 0001, 0002, 0005, 0006, 0007 en 0022 ter zitting specifiek aangeduid, welke informatie in haar visie in die documenten van openbaarmaking (verder) zou moeten worden uitgezonderd. De voorzieningenrechter beperkt zich hiertoe en zal een en ander op hoofdlijnen beoordelen.
a.
Document 0001 (“aanvraag met gegevens”)
Verweerder heeft bij het bestreden besluit ten aanzien van document 0001 besloten om de daarin opgenomen informatie deels niet openbaar te maken door deze gegevens weg te lakken.
GGG stelt dat verweerder daarnaast ook had moeten besluiten om de in de bijlage bij document 0001 aan verweerder verstrekte bedrijfs- en fabricagegegevens (een schematische overzichtstekening van het perceel van GGG en de maximale tonnagegegevens) had moeten weg lakken, omdat die, zeker in samenhang bezien met andere, buiten deze procedure om verkregen of te verkrijgen productie-informatie, inzicht geven in het vergistingsproces en de verwerkingscapaciteit van GGG. GGG beroept zich daarbij op de uitzonderingsgronden (primair) in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo, omdat die gegevens vertrouwelijk aan verweerder zijn verstrekt, dan wel (subsidiair) in artikel 5.1, tweede lid, onder f van de Woo, omdat het gaat om concurrentiegevoelige gegevens.
De voorzieningenrechter stelt vast, dat in de vorenbedoelde bijlage geen expliciete aanwijzing is te vinden van GGG dat het hierbij gaat om productie- en fabricagegegevens noch dat deze expliciet vertrouwelijk aan verweerder zijn verstrekt. Pas later en voor wat betreft de overzichtstekening is pas eerst ter zitting duidelijk geworden, dat volgens GGG deze informatie, bezien in samenhang met andere informatie, iets kan zeggen over het productieproces en de capaciteit van GGG. Evenwel komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat bij de huidige stand van zaken niet kan worden uitgesloten dat de overzichtstekening en tonnages moeten worden gezien als bedrijfs- of fabricagegegevens.
b.
Document 0001 in samenhang met document 0002 (“aanvullende gegevens”)
Vertrouwelijkheid
Met document 0002 heeft GGG een aanvulling op document 0001 gegeven. GGG heeft in de opmerkingen in document 0002 verweerder nadrukkelijk op het vertrouwelijke karakter gewezen.
Verweerder heeft document 0002 bij het bestreden besluit echter niet getoetst op de toepasselijkheid van de uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid onder c van de Woo. Nu document 0002 bij verweerder is ingediend in aanvulling op document 0001 (de aanvraag met gegevens) geldt het vorenstaande naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter eveneens voor document 0001, ook al wordt de aanduiding “vertrouwelijk” daarin niet expliciet genoemd. Omdat document 0001 en document 0002 behoren tot één en dezelfde aanvraag had verweerder er naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter van moeten uitgaan dat beide documenten een vertrouwelijk karakter dragen, met name ook ten aanzien van de daarin gegeven tonnagegegevens.
De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat verweerder alsnog zal moeten beoordelen, of openbaarmaking van deze gegevens in document 0001 achterwege dient te blijven op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c en/of artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f van de Woo.
c.
Document 0002
Emissiegegevens
GGG stelt ten aanzien van document 0002 verder, dat verweerder daarnaast ook de locatiegegevens (adressen, kadastrale gegevens en de perceelindeling) van haar contractpartners had moeten weglakken. GGG betoogt dat locatiegegevens nog geen emissiegegevens zijn, als deze worden vermeld in een vergunningsaanvraag waar nog niet (definitief) op is beslist. Tot dat moment dienen deze gegevens volgens GGG onder toepassing van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e van de Woo van openbaarmaking te worden uitgezonderd.
Tussen partijen is niet in geschil, dat een locatiegegeven naar vaste rechtspraak (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2021; ECLI:NL:RVS:2021:153) dient te worden aangemerkt als een emissiegegeven, waarop de uitzonderingsgronden van artikel 5.1 van de Woo niet van toepassing zijn (zie artikel 5.1, zevende lid van de Woo).
Er is sprake van een emissiegegeven als het gaat om daadwerkelijke óf concreet voorzienbare emissie. Daarover verschillen partijen van mening en de vraag of daarvan sprake is kan binnen het kader van deze voorlopige voorzieningen procedure niet worden beantwoordt. Daarmee staat niet vast of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de contractpartners van GGG in die fase in de weg staat aan de openbaarheid van de locatiegegevens van deze derden. De voorzieningenrechter acht nader onderzoek daarvoor noodzakelijk, maar daar leent de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet voor.
Gevaar
GGG voert ten aanzien van de openbaarmaking van de locatiegegevens in document 0002 van haar contractpartijen verder aan, dat hun persoonlijke levenssfeer en de marktpositie van GGG daardoor wordt aangetast. Haar contractpartners kunnen worden bedreigd of geïntimideerd dan wel een beter aanbod krijgen van een concurrent van GGG, waardoor zij er voor moet vrezen dat zij zich daarvan zullen terugtrekken en de plannen van GGG dan wel haar continuïteit in gevaar komen.
De voorzieningenrechter begrijpt hieruit, dat GGG zich hierbij beroept op het bepaalde in artikel 5.1, vijfde lid van de Woo, waaruit volgt dat in uitzonderlijke gevallen openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege kan blijven als openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in artikel 5.1, eerste of tweede lid van de Woo en het algemeen belang van openbaarheid daar niet tegen opweegt.
Artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo voorziet in de behoefte om de Woo te kunnen toepassen in zeer verschillende, niet voorspelbare situaties. Van belang is dat deze uitzonderingsgrond alleen in uitzonderlijke situaties kan worden gebruikt. Gelet daarop geldt er voor toepassing van deze grond een verzwaarde motiveringsplicht. De voorzieningenrechter concludeert dat GGG niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een reële kans dat haar contractpartners bedreigd of geïntimideerd zullen worden, noch dat concurrenten van GGG hen een aanbod zullen doen waardoor de marktpositie van GGG ernstig wordt aangetast. De voorzieningenrechter volgt GGG hierin dan ook niet.
d.
Document 0005 “RE Dossier Groen Gas Goor”, Document 0006 “FW Dossier Groen Gas Goor”, en Document 0007 “RE Zaaknummer 2022-013018 Groen Gas Goor eerste opzet addendum natuurwinst (2)”
Verweerder heeft bij het bestreden besluit ook ten aanzien van de documenten 0005, 0006 en 0007 besloten om de daarin opgenomen informatie deels niet openbaar te maken door deze gegevens weg te lakken.
GGG stelt dat verweerder daarnaast de in deze documenten neergelegde informatie ten behoeve van haar overleg met verweerder over haar vergunningsaanvraag van openbaarmaking had moeten uitzonderen gelet op het bepaalde in 5.1, eerste lid, aanhef en onder c dan wel artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f van de Woo. Zij beroept zich er daarbij op dat deze gegevens in mailberichten en notities zijn vastgelegd en moeten worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens van GGG. Deze mailberichten en notities bevatten volgens GGG bovendien informatie ten behoeve van intern beraad met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen als bedoeld in artikel 5.2 van de Woo.
Op grond van artikel 5.2, eerste lid van de Woo wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter. Onder “intern beraad” wordt naar vaste rechtspraak verstaan: interne mededelingen, die niet buiten de muren van het bestuursorgaan (in dit geval de Provincie Overijsel) terecht komen en zijn bedoeld ter bescherming van de meningsvorming van ambtenaren.
De voorzieningenrechter stelt gelet op de tekst in de mailberichten en de notities vast, dat het hier – voor zover het al gaat om persoonlijke beleidsopvattingen – geen informatie betreft die binnen de muren van de provinciale organisatie is gebleven. De uitwisseling van adviezen, visies en standpunten vonden in de mailberichten en notities immers plaats tussen de provinciale organisatie en derden, die niet zijn aan te merken als bij intern beraad betrokken externe partijen. Hieruit volgt, dat artikel 5.2 van de Woo niet in de weg staat aan openbaarmaking van de overige in deze documenten neergelegde informatie.
Anders ligt het naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van de in deze documenten uitgewisselde informatie inzake afroomfactoren. Hiervan stelt GGG dat deze gegevens in samenhang bezien met andere informatie (niet verkregen in deze procedure) inzicht kunnen geven over – onder meer – haar productieproces. Ook om die reden zou deze informatie van openbaarheid moeten worden uitgezonderd. Daarmee beroept GGG zich hierbij om dezelfde redenen op de uitzonderingsgrond zoals zij die voor de documenten 0001 en 0002 heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter sluit voor deze gegevens dan ook aan bij haar afwegingen zoals zij die heeft gemaakt voor de uitzondering van openbaarmaking van de documenten 0001 en 0002, daar waar het gaat om bedrijfs- en fabricagegegevens.
e. Document 0022 (“vergunningenoverzicht”)
Verweerder heeft bij het bestreden besluit ten aanzien van document 0022 besloten om de daarin opgenomen informatie deels niet openbaar te maken door deze gegevens weg te lakken op grond van de uitzonderingen in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e van de Woo. Het betreft hier een vergunningenoverzicht waarin namen, adressen en kadastrale gegevens zijn opgenomen van verschillende bedrijven c.q. (potentiële) contractpartners van GGG, waarvan verweerder heeft besloten deze deels openbaar te maken.
Ten aanzien van de in document 0022 opgenomen gegevens sluit de voorzieningenrechter aan bij haar eerdere conclusies zoals die hiervoor zijn weergegeven bij document 0002 onder het onderdeel “emissiegegevens”, nu dit dezelfde problematiek betreft.

Conclusie en gevolgen

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient te worden geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in beroep niet (volledig) in stand zal kunnen blijven. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit dan ook schorsen tot op het beroep van GGG uitspraak is gedaan.
Dat betekent dat de documenten 0001, 0002, 0005, 0006, 0007 en 0022 nog niet openbaar mogen worden gemaakt.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan GGG vergoeden.
Daarom krijgt GGG ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt GGG een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op het beroep;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371 aan GGG moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan GGG.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage 1
Wet Open Overheid (voor zover relevant)
Artikel 2.5
Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.
Artikel 5.1
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 5.2
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

Voetnoten

1.Voor een overzicht van de hiervoor relevante bepalingen verwijst de voorzieningenrechter naar de bijlage bij deze uitspraak.