ECLI:NL:RBOVE:2024:3379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
08/050522-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in woningen en winkeldiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in twee woningen had ingebroken en goederen had gestolen, waaronder telefoons en bankpassen. Daarnaast had hij in een Albert Heijn gestolen, terwijl hem een winkelverbod was opgelegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de benadeelde partijen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde de straf op met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om zijn leven te beteren en zijn deelname aan een traumabehandeling. De benadeelde partijen vorderden schadevergoeding, waarvan de rechtbank een deel toewijsde aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter hoogte van € 260,00, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/050522-24 (P)
Datum vonnis: 27 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:de woning van [slachtoffer 2] is binnengegaan en uit die woning een telefoon, meerdere bankpassen en een rijbewijs heeft gestolen;
feit 2:met een gestolen bankpas een geldbedrag van € 76,00 van de rekening van [slachtoffer 2] heeft opgenomen;
feit 3:de woning van [slachtoffer 1] is binnengegaan en uit die woning een portemonnee, meerdere bankpassen, een zorgpas, een NS-Business Card, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een nektasje en een paspoort heeft gestolen;
feit 4:met een gestolen bankpas een bedrag van € 64,00 van de rekening van [slachtoffer 1] heeft opgenomen;
feit 5:meerdere verpakkingen wasmiddel en/of flessen wasspray heeft gestolen van de Albert Heijn;
feit 6:zich schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk, door de Albert Heijn aan de Vlotenlaan te Deventer binnen te gaan, terwijl aan hem een winkelverbod was opgelegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Deventer, in ieder geval in Nederland, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de
[adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon, een of meerdere bankpassen en/of een rijbewijs, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Deventer, in ieder geval in Nederland, een of meerdere geldbedragen (in totaal 76 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [slachtoffer 2] ;
feit 3
hij in de periode van 18 juli 2023 tot en met 20 juli 2023 te Zwolle, in ieder geval in Nederland, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee, een of meerdere bankpassen, een zorgpas, een
NS-Business Card, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een nektasje en/of een paspoort, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Zwolle, in ieder geval in Nederland, een of meerdere geldbedragen (in totaal 64 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [slachtoffer 1] ;
feit 5
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Deventer een of meerdere verpakkingen wasmiddel en/of een of meerdere flessen was spray, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Deventer n het besloten lokaal gevestigd op/aan de Johannes van Vlotenlaan bij Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 september 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 24 maanden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. De raadsman heeft zich, ten aanzien van het bewijs, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
13 juni 2024;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 4 november 2023 (pagina’s
28 tot en met 30);
3. een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] op 22 november 2023 (pagina 40);
4. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 27 juli 2023 (pagina’s 7 tot en met 9);
5. het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens Albert Heijn 1440, van
6 november 2023 (pagina’s 48 tot en met 50);
6. proces-verbaal van aangifte door [aangever] , namens Albert Heijn 1440, van
8 november 2023 (pagina’s 58 en 59).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 4 november 2023 te Deventer uit een woning aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, een telefoon, meerdere bankpassen en een rijbewijs, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op 4 november 2023 te Deventer geldbedragen (in totaal 76 euro), die aan
[slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [slachtoffer 2] ;
feit 3
hij in de periode van 18 juli 2023 tot en met 20 juli 2023 te Zwolle uit een woning aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, een portemonnee, meerdere bankpassen, een zorgpas, een NS-Business Card, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een nektasje en een paspoort, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op 20 juli 2023 te Zwolle meerdere geldbedragen (in totaal 64 euro), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [slachtoffer 1] ;
feit 5
hij op 5 november 2023 te Deventer meerdere verpakkingen meerdere flessen was spray, die geheel aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6
hij op 5 november 2023 te Deventer in het besloten lokaal gevestigd aan de Johannes van Vlotenlaan, bij Albert Heijn in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 september 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 en 3
telkens, het misdrijf:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feiten 2 en 4
telkens, het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 5
het misdrijf:
diefstal;
feit 6
het misdrijf:
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 63 Sr van toepassing is en wel zodanig dat dat van invloed moet zijn op de op te leggen straf. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het in detentie nu goed gaat met verdachte. Hij volgt een EMDR-behandeling en ‘de knop’ lijkt nu echt om te zijn gegaan. De raadsman heeft verzocht om een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan insluiping in twee woningen en heeft vervolgens met gestolen bankpassen, gestolen uit die woningen, geld van de rekeningen van de gedupeerden gehaald. Ook heeft verdachte gestolen van de Albert Heijn en heeft hij zich in die winkel opgehouden, terwijl hem de toegang tot de winkel was ontzegd. Dergelijke feiten leveren niet alleen materiële schade op, maar brengen ook overlast en ongemak met zich mee. Voor insluipingen geldt bovendien dat, doordat zij de persoonlijke levenssfeer van de gedupeerden raken, ook gevoelens van onbehagen en onveiligheid teweeg worden gebracht. Verdachte heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 april 2024. Hierop is te lezen dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank stelt voorts vast dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 mei 2024. Verdachte is al jaren bekend bij de reclassering en men spreekt van een patroon van vermogensdelicten. Alle eerder ingezette interventies en strafmodaliteiten hebben niet geleid tot een recidivebeperking. De reclassering noemt het middelengebruik, de financiën en het psychosociale functioneren (diagnose met een licht verstandelijke beperking en ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis) van verdachte als risicoverhogende factoren. Verdachte kampt met trauma’s vanuit zijn jeugd en dempt zijn emoties met cocaïne, heroïne en cannabis. Er zijn verschillende trajecten ingezet om toe te werken naar abstinentie, maar verdachte is tot op heden steeds weer teruggevallen. De reclassering acht het positief dat verdachte sinds zijn huidige detentie een gemotiveerde houding en veranderwens laat zien. Hij volgt sinds het begin van zijn detentie een traumabehandeling, is elke dag actief aanwezig bij de dagbesteding en is abstinent gebleven van middelen, ook na afbouw van methadon. Er wordt binnen het vrijwillig kader een traject opgestart voor na zijn detentie, gericht op de eerdergenoemde risicofactoren. Het verleden wijst uit dat verdachte een figuurlijke ‘stok achter de deur’ nodig heeft om gemotiveerd te werken aan een delictvrij leven. Ook is het voor verdachte van belang dat hij binnen een begeleid wonen setting ondersteuning ontvangt bij het organiseren van structuur. Hierbij is een zinvolle dagbesteding noodzakelijk en is het noodzakelijk dat er grip komt op zijn financiële situatie. Vanuit de [locatie] wordt een begeleid wonen setting georganiseerd en ligt er een plan van aanpak bij budgetbeheer voor na de detentie. Verdachte heeft een werkplek bij zijn zoon en een plan om in de toekomst te gaan werken als kok. De reclassering is van mening dat verdachte na detentie binnen de vrijwillige hulpverlening al voldoende wordt gekaderd en vreest dat het opnieuw opleggen van reclasseringsinterventies een negatief effect zouden kunnen hebben op de gemotiveerde houding van verdachte. Gelet daarop acht de reclassering interventies niet geïndiceerd.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die zien op insluiping en winkeldiefstal. Voor insluiping wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 6 maanden, afhankelijk van de mate van recidive, gehanteerd. Voor winkeldiefstal is het uitgangspunt bij veelvuldige recidive 1 maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het strafblad van verdachte, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden aangewezen zijn.
De rechtbank ziet echter reden om van de genoemde oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank leest in het reclasseringsrapport dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven op orde te krijgen en dat hij daartoe ook daadwerkelijk stappen onderneemt. Ook ter terechtzitting heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte zijn verleden, met name zijn (actieve) verslaving, achter zich wil laten. Verdachte zit momenteel een gevangenisstraf van in totaal vijftien maanden uit voor meerdere feiten en de rechtbank is van oordeel dat de toegevoegde waarde van een extra detentieperiode nadien niet opweegt tegen de goede weg die door verdachte is ingezet. Een langere detentieperiode zou deze goede weg kunnen doorkruizen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet ook op de toepasselijkheid van artikel 63 en de persoonlijke omstadingheden van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De rechtbank zal, in plaats daarvan, aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen. De rechtbank zal verdachte daarnaast, als een forse stok achter de deur, veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 492,41 (zegge: vierhonderd tweeënnegentig euro en eenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- een Samsung telefoon (€ 482,41);
- een schooletui met inhoud (€ 10,00).
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.915,66 (tweeduizend negenhonderdvijftien euro en zesenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- de eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024 (€ 770,00);
- ingehouden loon vanwege langdurige ziekte (€ 943,00);
- ingehouden toeslagen vanwege langdurige ziekte (€ 99,31);
- in te houden loonkorting en toeslag voor de maand juni 2024 (€ 303,35).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 800,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de nieuwwaarde van de Samsung telefoon heeft gevorderd. Voor het overige heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat verdachte heeft meegedeeld de geleden schade te willen vergoeden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het gaat om de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman de causaliteit tussen het feit en de schade betwist en heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij te ingewikkeld is om in de strafprocedure af te doen. De raadsman heeft daarom primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in zijn vordering en subsidiair om de vordering te matigen, mede gelet op het feit dat de door de benadeelde partij gevreesde identiteitsfraude inmiddels vrijwel is uit te sluiten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde schadepost ‘Samsung telefoon’ is de rechtbank echter van oordeel dat niet de nieuwwaarde maar de dagwaarde voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten en schat deze op € 250,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De schadepost ‘schooletui met inhoud’ zal in zijn geheel worden toegewezen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de gevorderde schade toewijzen tot een totaalbedrag van € 260,00. De rechtbank zal voor het overige de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
7.4.2
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat alle opgevoerde schadeposten (zowel materieel als immaterieel) voortvloeien uit de psychische klachten waarmee de benadeelde partij te kampen had en nog heeft. De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen de insluiping en diefstal enerzijds en de psychische klachten van de benadeelde partij anderzijds niet is komen vast te staan. De overgelegde brief van de GZ-psycholoog maakt dat niet anders. Daarin is immers te lezen dat de angstklachten die na een inbraak in huis zijn ontstaan, de reden van aanmelding waren en niet (ook) dat de vastgestelde stressor of traumagerelateerde stoornis het rechtstreekse gevolg is van enkel die inbraak. De opgevoerde schade is gelet op het bovenstaande, onvoldoende onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met tien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3, telkens, het misdrijf:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feiten 2 en 4, telkens, het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 5, het misdrijf:
diefstal;
feit 6, het misdrijf:
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (feit 1)toe tot een bedrag van
€ 260,00(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1): van een bedrag van
€ 260,00 (tweehonderdzestig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van tien dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 3) in het geheel niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk en mr. E.M.A. van den Hoek, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
mr. Ter Riet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023532410 van 15 februari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.