ECLI:NL:RBOVE:2024:3378

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
08/324840-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een helm in Zwolle

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 23 juni 2023 te Zwolle, waarbij de verdachte geprobeerd zou hebben om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meerdere keren met een helm tegen het hoofd te slaan. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar stelde dat het subsidiair ten laste gelegde feit, mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er is geen bewijsverweer gevoerd door de verdediging.

De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende processtukken in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit, maar dat het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn psychosociale situatie. De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat niet was komen vast te staan dat de verdachte schade had toegebracht aan de benadeelde partij.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen en de beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kosten van de procedure op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/324840-23 (P)
Datum vonnis: 27 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem meerdere malen met een helm tegen het hoofd te slaan. Subsidiair is dit feit als mishandeling tenlastegelegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Zwolle er uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen met een helm, althans een (zwaar) voorwerp tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meermalen met een helm, althans een (zwaar)voorwerp tegen op het lichaam en/of hoofd te slaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit en heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Er is geen sprake geweest van opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring subsidiair feit
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
1. De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
13 juni 2024;
2. het proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer], van 4 juli 2023 (pagina 24);
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van
13 september 2023 (pagina’s 135 en 136).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juni 2023 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met een helm tegen het lichaam te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft verzocht een volledig voorwaardelijke straf op te leggen. Ook heeft zij kenbaar gemaakt dat verdachte, vanwege zijn beperkingen, niet goed in staat is om een taakstraf uit te voeren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) door hem meerdere keren met een helm tegen zijn lichaam te slaan. In het procesdossier is te lezen, en dat kwam ook ter terechtzitting naar voren, dat [slachtoffer] die bewuste dag gedrag liet zien dat door verdachte als grensoverschrijdend werd ervaren. Ondanks meerdere verzoeken van verdachte stopte [slachtoffer] daar niet mee. De rechtbank acht het invoelbaar dat het gedrag van [slachtoffer] tot frustratie heeft geleid bij verdachte., maar rekent het verdachte aan dat hij er voor gekozen heeft om geweld te gebruiken om het gedrag van [slachtoffer] te stoppen..
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder, in juli 2018, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 5 juni 2024. Daarin is te lezen dat de reclassering de houding van verdachte, zijn psychosociaal functioneren, zijn middelengebruik en zijn sociaal netwerk als directe delictgerelateerde factoren ziet. Vanuit het verleden is bekend dat verdachte in sociaal complexe situaties snel het overzicht kwijt is vanwege een beperkt cognitief functioneren. Hij reageert dan vanuit emotie. Als gevolg van een motorongeluk in 2010 is bij verdachte voorts sprake van niet aangeboren hersenletsel, dat van negatieve invloed is op zijn beoordelingsvermogen. Beschermende factoren zijn volgens de reclassering dat de verdachte zowel stabiele huisvesting als financiën heeft. Hij ontvangt ambulante begeleiding, laat zich over het algemeen goed begeleiden en heeft zich gemotiveerd getoond om zijn leven op een
pro-sociale wijze in te richten. Het huidige reclasseringstoezicht van verdachte loopt af op
9 juni 2024. Verdachte heeft kenbaar gemaakt geen motivatie meer te hebben voor het verlengen van huidig reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert de zaak af te doen zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank acht, al het bovenstaande in acht genomen, een taakstraf van 30 uren passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.751,21 (achtduizend zevenhonderdeenenvijftig euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico ziekenhuis (€ 331,21);
- ziekenhuis daggeld (€ 420,00);
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 8.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de benadeeldepartij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Niet is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
30 (dertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/301517-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Riet, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk en mr. E.M.A. van den Hoek, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
mr. Ter Riet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023284573 (onderzoek Makibeer) van 29 november 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.