In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen per 6 juli 2023. Eiseres, die als junior juridisch medewerker werkte, heeft zich op 8 juli 2021 ziekgemeld. Het Uwv heeft haar een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, maar eiseres is van mening dat het vastgestelde WIA-maandloon te laag is. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl de gemachtigde van het Uwv zich afmeldde.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv de referteperiode voor de berekening van het maatmaninkomen heeft gewijzigd, maar deze wijziging niet heeft doorgevoerd naar het WIA-maandloon. Dit leidt tot de conclusie dat het WIA-maandloon op een onjuiste manier is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, omdat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het bedrag van € 2.436,- aan inkomsten dat aan eiseres is toegerekend, is gebaseerd.
De rechtbank verplicht het Uwv om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,- voor rechtsbijstand en € 39,30 voor reiskosten. Het griffierecht van € 50,- moet ook aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter T.J. Thurlings-Rassa en griffier C.L.M. Celie, en is openbaar uitgesproken.