ECLI:NL:RBOVE:2024:3226

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
08.041922.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken met betrekking tot methamfetamine en MDMA

Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen de veroordeelde, die betrokken was bij de productie van methamfetamine en MDMA. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 39.450,-- aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie, die het bedrag vaststelde op basis van de bewezen feiten en de betrokkenheid van de veroordeelde bij een drugslaboratorium dat op 1 februari 2022 werd aangetroffen.

De ontnemingsvordering maakt deel uit van het onderzoek Electra22, waarin naast de veroordeelde ook andere medeverdachten betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit haar strafbare activiteiten, waaronder het ontvangen van contante bedragen op haar bankrekening en het aantreffen van een aanzienlijk geldbedrag bij een grenscontrole. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van deze bedragen, waardoor het vermoeden van wederrechtelijk verkregen voordeel is bevestigd.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de betalingsverplichting vastgesteld op € 39.450,--, gebaseerd op de ontvangen contante bedragen en het geldbedrag dat bij de grenscontrole is aangetroffen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te vorderen. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald, die maximaal 789 dagen kan bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.041922.22
Datum vonnis: 20 juni 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres 1]
.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 39.450,--.

2.De procedure

De ontnemingsvordering tegen de veroordeelde (verder ook [veroordeelde]) maakt onderdeel uit van het onderzoek Electra22. In dat onderzoek zijn naast [veroordeelde] ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verdachte. Zij zijn op 20 juni 2022 veroordeeld voor onder meer het medeplegen van de productie van methamfetamine en MDMA alsmede de voorbereiding daarvan. Tegen [veroordeelde], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft de officier van justitie een ontnemingsvordering ingediend.
De vordering tegen [veroordeelde] is behandeld op de openbare terechtzittingen van 14 mei 2024, 16 mei 2024 en 6 juni 2024. [veroordeelde], bijgestaan door haar raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem, is verschenen op de terechtzitting van 16 mei 2024 en op de vordering gehoord. Op de zitting van 14 mei 2024 is alleen de raadsman verschenen. Op de terechtzitting van 6 juni 2024 zijn de veroordeelde en de raadsman – met kennisgeving – niet verschenen.
Op de terechtzitting van 16 mei 2024 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.
De verdediging heeft, indien de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring van onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit – de medeplichtigheid aan de productie van de drugs – zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
De veroordeling
[veroordeelde] is bij vonnis van deze rechtbank van 20 juni 2024 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B en D, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] en het in deze zaak opgemaakte rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 27 september 2022 [2] , het aannemelijk dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit het plegen van de voornoemde strafbare feiten die voortkomen uit het op
1 februari 2022 op het perceel aan de [adres 2] aangetroffen (deels ontmantelde) drugslaboratorium.
Voor de berekening van dat wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank de bewezenverklaarde feiten en periode als uitgangspunt. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde, die in de bewezenverklaarde periode pachter was van het perceel aan de [adres 2], in die periode zowel voorbereidingshandelingen voor het drugslaboratorium als werkzaamheden ten behoeve van het drugslaboratorium heeft verricht en dat zij daarvoor vergoedingen heeft ontvangen.
Ontvangen contante geldbedragen op bankrekening
In de bewezenverklaarde periode, meer specifiek in de maanden oktober en november 2021, heeft [veroordeelde] via [medeverdachte 2] de volgende geldsommen op haar bankrekening gestort gekregen [3] :
Op 10 oktober 2021 € 4.000,--;
Op 17 oktober 2021 € 2.000,--;
Op 28 oktober 2021 € 8.450,--;
Op 4 november 2021 € 2.000,--;
Op 9 november 2021 € 2.000,--;
Op 13 november 2021 € 2.000,--;
-------------
Totaal € 20.450,--.
Over de herkomst van de gestorte bedragen op haar bankrekening heeft [veroordeelde] geen verklaring gegeven.
[medeverdachte 2] daarentegen heeft verklaard [4] dat [veroordeelde] hem heeft gevraagd geld te storten op haar rekening, dat [veroordeelde] hem al dat geld heeft gegeven en dat hij dat voor haar heeft gestort op haar bankrekening bij de ING-bank. Samen met [veroordeelde] is hij bij [medeverdachte 1] geweest waar zij herhaaldelijk contante bedragen ontvingen. Ook heeft [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] geld gekregen dat hij op de bankrekening van [veroordeelde] heeft gestort.
Aanwezig hebben contant geldbedrag
Op 12 oktober 2021 is [veroordeelde] met haar toenmalige partner [medeverdachte 3] bij de grensovergang Nederland-Duitsland bij Bad Bentheim gecontroleerd door de politie. Hierbij was zij in het bezit van een contant geldbedrag van € 19.000,--.
Als verklaring voor de herkomst van dit bedrag heeft zij verklaard dat dit de opbrengst van de verkoop van een paard betreft en dat zij de overeengekomen verkoopprijs van
€ 20.000,-- contact heeft ontvangen. Ter onderbouwing van haar verklaring heeft [veroordeelde] een factuur laten overhandigen. Ter zitting heeft [veroordeelde] haar verklaring gehandhaafd.
Uit het dossier volgt dat de door [veroordeelde] aan de politie overgelegde factuur vals is en dat de vermeend kopende partij heeft verklaard dat hij geen paard van haar heeft gekocht. [5] De verklaring van [veroordeelde] wordt aldus ontkracht zodat zij voor het aantreffen van het geldbedrag van € 19.000,-- geen aannemelijke verklaring heeft.
Nu [veroordeelde] geen verklaring heeft gegeven voor de door haar op haar rekening ontvangen contante geldbedragen en het contante geldbedrag dat zij bij zich had, is de rechtbank van oordeel dat zij het bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten gelet op haar betrokkenheid bij de productie van methamfetamine en MDMA.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het voorgaande volgt:
gestorte contante geldbedragen € 20.450,--;
contante geldbedragen € 19.000,--;
--------------
totaal € 39.450,--.
Kosten
Niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt waarmee bij de berekening van het voordeel rekening moet worden gehouden.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat, vast op € 39.450,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 39.450,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 39.450,--;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 39.450,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 789 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2024.
Mr. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R022005/Electra22 van 29 september 2022. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van G. Marsman van 27 september 2022.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 11 mei 2022 (pag. 1359).
4.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 11 mei 2022 (pag.1360).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 14 juni 2022 (pag. 1703).