ECLI:NL:RBOVE:2024:3201

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10691742 \ CV EXPL 23-2017
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden aan een oldtimer

In deze zaak heeft eiser, wonende in Frankrijk, gedaagde, die een eenmanszaak heeft die zich richt op werkzaamheden aan klassieke auto’s, opdracht gegeven voor specifieke werkzaamheden aan zijn oldtimer, een Reliant Scimitar. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat door gedaagde wordt betwist. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond welke verplichtingen op gedaagde rusten en in hoeverre gedaagde tekort is geschoten. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af, omdat er geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van gedaagde. Eiser had de Scimitar laten inspecteren door een derde partij, maar de kantonrechter oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat de tekortkomingen die in het rapport zijn vermeld, betrekking hebben op de werkzaamheden waarvoor gedaagde was ingeschakeld. De kantonrechter concludeert dat de overeenkomst niet is ontbonden en dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de gevorderde schadevergoeding. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10691742 \ CV EXPL 23-2017
Vonnis van 18 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te Frankrijk,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D.F. Briedé,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. A. Hoekman.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] heeft aan [gedaagde] opdracht verstrekt tot het verrichten van specifieke werkzaamheden aan zijn oldtimer. Volgens [eiser] is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Dit wordt door [gedaagde] betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] onvoldoende aangetoond welke verplichtingen op [gedaagde] rusten en ten aanzien van welke verplichtingen [gedaagde] tekort is geschoten. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af.
1.2.
Haar beslissing licht de kantonrechter hieronder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 augustus 2023 met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 7 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- spreekaantekeningen namens [eiser];
- spreekaantekeningen namens [gedaagde].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak, onder de naam [bedrijf], die zich bezighoudt met verscheidene werkzaamheden aan klassieke auto’s. [bedrijf] is specialist op het gebied van het automerk Reliant.
3.2.
[gedaagde] heeft op 1 juli 2021 een offerte (verder: offerte) uitgebracht aan [eiser] voor de aankoop, levering, conversie en controle van een Reliant Scimitar GTE met kenteken [kenteken] uit de modelreeks 1976/1979.
3.3.
Na het uitbrengen van de offerte heeft [eiser] in Zweden een Reliant Scimitar uit 1981 gekocht (verder: Scimitar). De Scimitar is ten tijde van de aankoop RHD (Right Hand Drive).
3.4.
Op 5 juli 2021 hebben [eiser] en [gedaagde] telefonisch contact gehad over de ombouw van de Scimitar van RHD naar LHD (Left Hand Drive) en herstel van twee gebreken. Op dezelfde dag heeft [eiser] ook een bedrag van € 2.000,00 aan [gedaagde] betaald in verband met de aanschaf van het stuurhuis voor de ombouw van RHD naar LHD.
3.5.
Op 17 juli 2021 is de Scimitar in opdracht van [eiser] aan een technische inspectie onderworpen door de heer [naam 1]. Uit die inspectie is naar voren gekomen dat de Scimitar nog drie andere gebreken heeft, die ook hersteld moeten worden. [eiser] heeft de Scimitar naar Nederland laten transporteren en de Scimitar is op 19 juli 2021 bij [gedaagde] aangekomen.
3.6.
[gedaagde] heeft de werkzaamheden verricht en de Scimitar is op 2 juli 2022 aan [eiser] opgeleverd.
3.7.
[eiser] heeft de Scimitar op 25 augustus 2022 laten inspecteren en verschillende tekortkomingen geconstateerd. [gedaagde] heeft daarop de Scimitar weer teruggenomen om die tekortkomingen te herstellen en op 4 maart 2023 is de Scimitar (weer) aan [eiser] opgeleverd.
3.8.
Nadien heeft [eiser] de Scimitar opnieuw laten inspecteren. Uit deze inspectie is gebleken dat de Scimitar nog steeds tekortkomingen heeft.
3.9.
[gedaagde] is niet (meer) bereid (herstel)werkzaamheden te verrichten.
3.10.
[eiser] heeft bij brief van 2 juni 2023 de overeenkomst ontbonden en [gedaagde] gesommeerd tot nakoming van de dientengevolge ontstane ongedaanmakingsverplichtingen. [gedaagde] is hiertoe niet bereid.

4.Het geschil

Wat wil [eiser]?
4.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] tekort is geschoten en de overeenkomst bij brief d.d. 2 juni 2023 is ontbonden; en
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 13.448,92 + PM stallingskosten vanaf september 2023 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 jun i2023 tot de dag van algehele voldoening.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het erover eens dat er tussen hen mondeling een overeenkomst van aanneming van werk (verder: de overeenkomst) tot stand is gekomen met betrekking tot de Scimitar.
5.2.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden doordat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Om die vordering te kunnen beoordelen is eerst van belang vast te stellen welke verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst op [gedaagde] rusten.
Wat is de omvang van de werkzaamheden?
5.3.
[eiser] stelt dat hij opdracht heeft gegeven aan [gedaagde] voor de ombouw van de Scimitar van RHD naar LHD en het rijdbaar en veilig maken van de auto zodanig dat deze de Nederlandse APK kan doorstaan. Als uitgangspunt voor deze opdracht geldt volgens [eiser] de offerte. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij de offerte heeft opgevraagd als richtlijn voor de kosten. Verder is volgens [eiser] afgesproken dat aangetroffen gebreken hersteld en verbeteringen uitgevoerd zouden worden door [gedaagde], nadat overleg met [eiser] had plaatsgevonden. [gedaagde] zou wekelijks factureren aan [eiser].
5.4.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat de offerte een algemene offerte is voor herstel c.q. restauratiewerkzaamheden van een Reliant Scimitar met kenteken [kenteken], waarbij een globale inschatting is gegeven van de werkzaamheden en daarmee gepaard gaande tijd. Deze scimitar komt uit een andere modelreeks dan de Scimitar. Tussen de modellen zitten diverse verschillen, waardoor de offerte volgens [gedaagde] niet kan worden gebruikt voor de Scimitar. Bovendien heeft de offerte als vervaldatum 16 juli 2023 en is de offerte voor die datum niet geaccepteerd door [eiser]. Daardoor is volgens [gedaagde] de offerte komen te vervallen. Nadat [eiser] een andere scimitar heeft aangeschaft zijn partijen mondeling overeengekomen welke specifieke werkzaamheden door [gedaagde] worden verricht.
Volgens [gedaagde] bestaan die werkzaamheden uit de ombouw van RHD naar LHD, het opnieuw afstellen van één van de autodeuren en het herstellen van het uitlaatsysteem, de tankdop, de lak op drie punten en twee scheuren in het hangmechanisme van de rechterdeur. Deze werkzaamheden volgen ook uit de facturen.
Volgens [gedaagde] zijn partijen niet overeengekomen dat [gedaagde] werkzaamheden zou verrichten om er voor te zorgen de Scimitar de Nederlandse APK zou kunnen doorstaan. Evenmin is aan [gedaagde] opdracht verstrekt om een volledige inspectie van de Scimitar te doen. Als tijdens de werkzaamheden zou blijken van aanvullende gebreken, dan hadden partijen afgesproken dat [gedaagde], alvorens deze gebreken te herstellen, overleg zou plegen met [eiser].
5.5.
In artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt. Dit betekent dat [eiser] in beginsel moet aantonen wat door partijen is overeengekomen.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is aan [gedaagde] in ieder geval opdracht verstrekt om de auto om te bouwen van RHD naar LHD, één van de autodeuren opnieuw af te stellen en het herstellen van het uitlaatsysteem, de tankdop, de lak op drie punten en twee scheuren in het hangmechanisme van de rechterdeur. Deze werkzaamheden volgen ook uit de facturen die door [gedaagde] zijn gestuurd en door [eiser] zonder protest zijn gehouden en betaald. Ook in de e-mail van [eiser] d.d. 27 februari 2023 aan [gedaagde] (in reactie op de mail van [gedaagde] d.d. 23 februari 2023) blijkt dat deze werkzaamheden zijn overeengekomen. In deze e-mail geeft [eiser] het volgende aan:
‘Wij hebben met elkaar telefonisch (mondeling) afgesproken dat jij een opdracht zou uitvoeren mbt het omzetten van mijn RHD Scimitar naar LHD Scimitar.
Wij hebben het gehad over de werkzaamheden, en extra werkzaamheden die er in de loop van tijd bij kunnen komen bij het uitvoeren. Defecten, verbeteringen, zaken die jij als specialist kunt onderkennen. Dit heb je ook gedaan, bv tankdop, rubbers deuren, etc.’
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet heeft aangetoond dat aan [gedaagde] opdracht is verstrekt voor het rijdbaar en veilig maken van de auto zodanig dat de auto de Nederlandse APK-keuring kan doorstaan. De offerte kan niet als uitgangspunt dienen voor de werkzaamheden waarvoor [eiser] opdracht heeft verstrekt aan [gedaagde], omdat de offerte betrekking heeft op een andere scimitar dan de Scimitar die [eiser] uiteindelijk heeft gekocht. De offerte heeft immers betrekking op een ander model dan de Scimitar en uit de offerte blijkt dat die scimitar tien jaar heeft stilgestaan, waardoor alles moet worden nagelopen en worden hersteld. Dit is bij de door [eiser] gekochte Scimitar niet het geval geweest. Bovendien blijkt niet uit de facturen dat die werkzaamheden zijn verricht en [eiser] heeft dit ook niet benoemd in zijn e-mail van 27 februari 2023. De kantonrechter neemt daarbij ook in aanmerking dat de Scimitar ten tijde van het verstrekken van de opdracht in juli 2021 nog over een Zweedse APK beschikte die tot 31 maart 2023 geldig was.
Is er sprake van oneerlijke bedingen?
5.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] gesteld dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken, als bedoeld in richtlijn 2005/29 EU en oneerlijke bedingen als bedoeld in richtlijnen 93/13/EEG en 2011/83/EU. Volgens [eiser] is sprake van schending van essentiële inlichtingenverplichtingen door [gedaagde], omdat de opdracht beperkter is dan in de offerte omschreven. [gedaagde] heeft nagelaten [eiser] daarover vooraf te informeren. [gedaagde] had volgens [eiser] hem moeten informeren dat de werkzaamheden zich zouden beperken tot de ombouw van RHD naar LHD, de deur en de uitlaat. Daarnaast is sprake van een oneerlijke handelspraktijk omdat [gedaagde] geen of onvoldoende informatie aan [eiser] heeft verstrekt over welke werkzaamheden, wanneer en tegen welk bedrag, [gedaagde] zou gaan uitvoeren.
5.9.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat [eiser] steeds is ingelicht en op de hoogte is gehouden. Door [eiser] is aan [gedaagde] een opdracht verstrekt om specifieke werkzaamheden uit voeren. Als bij de uitvoering van die werkzaamheden verdere gebreken zouden worden geconstateerd, zouden partijen met elkaar in overleg treden of aan [gedaagde] opdracht werd verstrekt die gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft [eiser] ook steeds geïnformeerd over de voortgang van de werkzaamheden. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de consumentenverhouding moet worden genuanceerd. [eiser] verzamelt auto’s, waaronder oldtimers, en heeft daar enige kennis van. [gedaagde] oefent zijn werkzaamheden aan oldtimers parttime uit. [gedaagde] voert verder aan dat hij [eiser] vooraf heeft geïnformeerd dat hij beperkt beschikbaar is voor het verrichten van werkzaamheden aan oldtimers.
5.10.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] niet heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf maar als consument. Dat [eiser] meerdere auto’s in zijn bezit heeft, maakt dit niet anders. [eiser] houdt deze auto’s niet het kader van de uitoefening van zijn beroep op bedrijf. De kantonrechter zal daarom aandacht besteden aan de regels van Europees consumentenrecht. Niet is van belang of partijen de regels van het consumentenrecht aan de orde hebben gesteld. Van de kantonrechter wordt verwacht dat zij deze regels uit eigener beweging toetst (ambtshalve toetsing) [1] . Het Europees consumentenrecht is (voornamelijk) vastgelegd in richtlijnen, die in Nederlands recht zijn omgezet. Richtlijn 2005/29 EU inzake oneerlijke handelspraktijken is opgenomen in artikel 6:193a van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) tot en met 6:193j BW. De richtlijnen 93/13/EEG en 2011/83/EU zijn opgenomen in afdeling 6.5.2b BW. Voor de beoordeling dient dus het Nederlandse recht te worden toegepast.
Oneerlijke handelspraktijken
5.11.
In artikel 6:193b lid 1 BW is bepaald dat een handelaar ten opzichte van een consument onrechtmatig handelt indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Als handelaar wordt in artikel 6:193a sub b BW aangemerkt een natuurlijk persoon of rechtspersoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf of degene die ten behoeve van hem handelt. Als handelspraktijk wordt aangemerkt in artikel 6:193a sub d BW iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten. Onder product wordt in artikel 6:193a BW verstaan een goed of dienst.
5.12.
De kantonrechter heeft al geoordeeld dat [eiser] moet worden gekwalificeerd als een consument. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] moet worden aangemerkt als een handelaar als bedoeld in artikel 6:193a sub b BW. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden uitgevoerd in de uitoefening van zijn bedrijf [bedrijf]. Dat [gedaagde] zijn werkzaamheden parttime heeft uitgeoefend, heeft niet tot gevolg dat [gedaagde] niet wordt aangemerkt als handelaar. Ook is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193a sub d BW. Het gaat immers om iedere handeling die rechtstreeks verband houdt met de verkoop of levering van een product aan consumenten. Het verrichten van werkzaamheden aan een oldtimer is een product in de zin van artikel 6:193a sub c BW.
Is er sprake van een misleidende of agressieve handelspraktijk?
5.13.
In artikel 6:193b lid 3 BW is bepaald dat een handelspraktijk in het bijzonder oneerlijk is indien een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in artikel 6:193c tot en met 6:193g BW.
5.14.
De kantonrechter zal daarom eerst beoordelen of de artikelen 6:193c tot en met 6:193g BW in deze zaak van toepassing zijn.
5.15.
In artikel 6:193g BW en artikel 6:193i BW is een zogenaamde zwarte lijst van handelspraktijken uit bijlage 1 bij de richtlijn 2005/29 opgenomen. Deze lijst bevat concrete gedragingen die onder omstandigheden onrechtmatig zijn. De kantonrechter heeft de onderhavige zaak aan deze concrete gedragingen getoetst en is van oordeel dat er geen sprake is van een handelspraktijk die op de lijsten staat zoals opgenomen in de artikelen 6:193g en artikel 6:193i BW.
5.16.
In artikel 6:193c lid 1 is bepaald dat een handelspraktijk misleidend is indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie, bijvoorbeeld ten aanzien van de prijs en de wijze waarop de prijs wordt berekend (sub d.) en de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of reparatie (sub e.). Het gaat er hierbij om dat de handelaar foutieve informatie verstrekt of informatie verstrekt die door de wijze van presenteren, hoewel feitelijk gezien correct, op de een of andere manier de consument bedriegt. Beslissend daarbij is of deze informatie de gemiddelde consument er toe kan brengen om een besluit over een overeenkomst te nemen dat hij anders niet had genomen.
5.17.
In artikel 6:193d BW is bepaald dat een handelspraktijk misleidend is indien sprake is van een misleidende omissie. Dat is iedere handelspraktijk waarbij essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Van een misleidende omissie is ook sprake als voornoemde essentiële informatie verborgen wordt gehouden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze verstrekt wordt. Bij de beoordeling of essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden, worden de feitelijke context, de beperkingen van het communicatiemedium alsook de maatregelen die zijn genomen om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen, in aanmerking genomen.
5.18.
In artikel 6:193h BW zijn omstandigheden opgenomen die kwalificeren als een misleidende of agressieve handelspraktijk. Als sprake is van een van deze omstandigheden, dan is sprake van een oneerlijke handelspraktijk.
5.19.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de omstandigheden als genoemd in de artikelen 6:193c, 6:193d en 6:193h BW en beoordeeld of in deze zaak sprake is van één van die omstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat die omstandigheden zich hier niet voordoen. [eiser] heeft de Scimitar gekocht in Zweden en de Scimitar laten transporteren naar Nederland. [eiser] heeft de Scimitar na aankoop laten inspecteren door [naam 1]. [gedaagde] was daar niet bij betrokken. Aan [gedaagde] heeft [eiser] opdracht verstrekt om specifieke werkzaamheden te verrichten. Dit blijkt uit de e-mail van 27 februari 2023 die [eiser] aan [gedaagde] heeft gestuurd. [eiser] geeft daarbij aan welke werkzaamheden partijen zijn overeengekomen. De kantonrechter leidt hieruit af dat het voor [eiser] duidelijk was welke werkzaamheden door [gedaagde] zouden worden verstrekt. In de omstandigheid dat [eiser] een specifieke opdracht verstrekt aan [gedaagde], had naar het oordeel van de kantonrechter van [gedaagde] niet verwacht hoeven worden dat [gedaagde] [eiser] erop zou wijzen dat zijn werkzaamheden beperkt waren. Die beperking vloeit voort uit de opdracht tot het verrichten van specifieke werkzaamheden. Uit de facturen die door [gedaagde] zijn verstuurd volgt dat deze werkzaamheden zijn verricht, welke facturen [eiser] heeft behouden en betaald. In de e-mail van 27 februari 2023 schrijft [eiser] ook dat de termijn van oplevering is besproken en dat die termijn door omstandigheden niet is gehaald. Daarbij heeft [gedaagde] ook kenbaar gemaakt dat hij maximaal 20 uur per week werkzaamheden aan oldtimers kon verrichten. De kantonrechter leidt hieruit af dat [eiser] door [gedaagde] is geïnformeerd over de tijd die [gedaagde] maximaal beschikbaar heeft voor werkzaamheden. Daarnaast neemt de kantonrechter in aanmerking dat de omvang van de opdracht niet op voorhand vast stond, waardoor aannemelijk is dat ook de termijn niet op voorhand duidelijk is. Als [gedaagde] tijdens de uitvoering van de opdracht nieuwe gebreken zou vaststellen, zouden [gedaagde] en [eiser] daarover met elkaar in overleg treden.
Oneerlijke bedingen
5.20.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] de informatieverplichting voortvloeiende uit richtlijnen 93/13/EEG en 2011/83/EU is nagekomen, dient eerst de vraag te worden beantwoord of de verkoop binnen de verkoopruimte heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake als de verkoop niet op afstand of buiten de verkoopruimte heeft plaatsgevonden.
5.21.
In artikel 6:230g sub e BW is bepaald dat van een overeenkomst op afstand sprake is als de overeenkomst wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand. Een georganiseerd systeem betreft het stelselmatige gebruik van een systeem. Het toevallige gebruikmaken van een communicatiemiddel op afstand is onvoldoende.
5.22.
In artikel 6:230 sub f BW is bepaald dat van een overeenkomst buiten de verkoopruimte sprake is als
  • een overeenkomst wordt gesloten op een andere plaats dan de verkoopruimte en zowel de consument en de handelaar aanwezig zijn;
  • de overeenkomst wordt gesloten in de verkoopruimte van de handelaar, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is;
  • de overeenkomst wordt gesloten tijdens een excursie die door de handelaar is georganiseerd met als doel of effect de promotie en de verkoop van zaken of diensten aan de consument.
5.23.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een overeenkomst op afstand, omdat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van een georganiseerd systeem. Ook van een overeenkomst buiten de verkoopruimte is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. [eiser] heeft telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] voor het verrichten van werkzaamheden, nadat [eiser] de Scimitar heeft gekocht in Zweden. Hieruit leidt de kantonrechter af dat [eiser] en [gedaagde] niet in de dezelfde ruimte aanwezig waren. Tevens leidt de kantonrechter hieruit af dat [eiser] niet door [gedaagde] is aangesproken. [eiser] heeft juist zelf contact opgenomen met [gedaagde]. Evenmin was sprake van een excursie.
5.24.
Dit betekent dat voor de beoordeling of [gedaagde] heeft voldaan aan zijn informatieverplichtingen moet worden gekeken naar artikel 6:230l BW. Dit artikel verplicht de handelaar om informatie te verschaffen aan [eiser] in de periode voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, voor zover die informatie niet uit de context blijkt, zodat de consument een weloverwogen besluit kan nemen. In dit artikel worden geen eisen gesteld aan de wijze waarop de informatie wordt verstrekt. Voor de vaststelling van de omvang van de informatieplicht van de handelaar is ook van belang welke informatie de consument aan de handelaar geeft.
5.25.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zijn informatieverplichting is nagekomen. [eiser] heeft bij e-mail van 27 februari 2023 een duidelijke omschrijving gegeven van de werkzaamheden waarvoor opdracht is verstrekt aan [gedaagde]. Uit de facturen blijkt deze werkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft ook helder verwoord op welke wijze partijen zouden omgaan met gebreken die [gedaagde] zou constateren tijdens zijn werkzaamheden. Tevens volgt uit deze e-mail dat [eiser] steeds is geïnformeerd dat de werkzaamheden langer zouden duren. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voor [eiser] voldoende duidelijk geweest welke werkzaamheden [gedaagde] zou uitvoeren, wanneer en tegen welk bedrag, op basis waarvan [eiser] een weloverwogen besluit heeft kunnen nemen.
Is [gedaagde] tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden?
5.26.
Volgens [eiser] zijn de werkzaamheden door [gedaagde] niet goed uitgevoerd en [eiser] heeft een lijst met tekortkomingen verstrekt aan [gedaagde]. [eiser] mocht verwachten dat [gedaagde] het werk voortvarend en naar eisen van goed vakmanschap zou uitvoeren. Daarvan is volgens [eiser] geen sprake, omdat [gedaagde] een onveilige auto oplevert die niet de APK-keuring kan doorstaan. Nadat [gedaagde] aan [eiser] heeft bericht dat volgens hem alles naar behoren is uitgevoerd en [gedaagde] de opdracht als afgesloten heeft beschouwd, heeft [eiser] [naam 2] van Scimitar & TVR Centre The Workshop (verder [naam 2]) ingeschakeld om het door [gedaagde] uitgevoerde werk nader te inspecteren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij aan [naam 2] opdracht heeft verstrekt te onderzoeken of de auto APK-waardig was en/of de ombouw goed is gebeurd en dat de opdracht aan [naam 2] ruimer is dan de werkzaamheden waarvoor opdracht is verstrekt aan [gedaagde]. Door [naam 2] is een rapport (verder: het rapport) opgesteld van de door hem uitgevoerde inspectie. Uit het rapport volgt volgens [eiser] onder meer dat de ombouw slecht is uitgevoerd en er diverse punten c.q. gebreken zijn aan de Scimitar die ertoe leiden dat de Scimitar niet door de APK komt.
5.27.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat hij de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd en de overeenkomst volledig en correct is nagekomen. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde] aan [eiser] kenbaar gemaakt dat hij naar schatting ongeveer tien uren per week beschikbaar is om werkzaamheden te verrichten aan de Scimitar. Tussen partijen is ook geen fatale termijn overeengekomen. Dit is volgens [gedaagde] ook lastig, omdat de staat waarin de oldtimer zich bevindt en de beschikbaarheid van onderdelen van wezenlijke invloed daarop kunnen zijn. De gebreken die [naam 2] heeft opgenomen in het rapport zien op werkzaamheden waarvoor aan [gedaagde] geen opdracht is verstrekt.
5.28.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn partijen geen fatale termijn overeengekomen voor de werkzaamheden. Aan [gedaagde] is opdracht verstrekt werkzaamheden te verrichten, waarbij [gedaagde] tevens overleg diende te plegen met [eiser] als hij tijdens de werkzaamheden nieuwe gebreken zou vaststellen. Dit impliceert naar het oordeel van de kantonrechter dat de duur van de opdracht op voorhand niet vast kon staan. Bovendien heeft [gedaagde] voorafgaand aan de opdracht kenbaar gemaakt dat hij beperkt beschikbaar is, waardoor het enkele tijdsverloop er niet toe kan leiden dat geen sprake is van voortvarendheid. [eiser] heeft voor de onderbouwing van de tekortkomingen aan de Scimitar verwezen naar het rapport. De inspectie die [naam 2] heeft verricht omvat meer dan het inspecteren van de werkzaamheden waarvoor aan [gedaagde] opdracht is verstrekt. Het had op de weg van [eiser] gelegen om te onderbouwen en te motiveren welke punten uit het rapport betrekking hebben op de door [gedaagde] overeengekomen en verrichte werkzaamheden. Nu [eiser] dit niet heeft gedaan, heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter niet aangetoond dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde].
Wat betekent dit voor de vorderingen van [eiser]?
5.29.
[eiser] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] tekort is geschoten en de overeenkomst bij brief van 2 juni 2023 is ontbonden.
5.30.
In artikel 6:251 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.31.
Om een overeenkomst te mogen ontbinden dient sprake te zijn van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de overeenkomst. Zoals de kantonrechter reeds heeft geoordeeld is er geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde], waardoor er ook geen grond bestaat voor ontbinding van de overeenkomst. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.
5.32.
Daarnaast heeft [eiser] gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van
€ 13.448,92 + PM stallingskosten vanaf september 2013.
5.33.
In artikel 6:74 BW is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplichting om de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
5.34.
Ook voor de vordering uit hoofde van schadevergoeding wordt in de wet als voorwaarde gesteld dat sprake moet zijn van een tekortkoming. Zoals reeds door de kantonrechter is geoordeeld, is er aan de zijde van [gedaagde] geen sprake van een tekortkoming. Dit betekent dat de vordering tot betaling van € 13.448,92 + PM stallingskosten vanaf september 2023 zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.35.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
832,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 832,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Egberink en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.

Voetnoten

1.HvJ EG 27 juni 2000, ECLI:EU:C:2000:346, HvJ EU 16 november 2010, ECLI:EU:C:2010:68 en HvJ EU 4 juni 2015, ECLI:EU:C:2015:357.