ECLI:NL:RBOVE:2024:3199

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
C/08/304465 / HA ZA 23-405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en verkoop van een woning in het kader van een nalatenschap tussen broers en zussen

In deze zaak zijn [partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2] broers en zussen die gezamenlijk de erfgenamen zijn van hun overleden moeder. De nalatenschap omvat onder andere een woning, waar [partij B] momenteel woont. [partij A] heeft in conventie gevorderd dat [partij B] de woning ontruimt, meewerkt aan de verkoop en levering van de woning, en indien nodig, machtiging krijgt om de woning te verkopen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [partij A] toewijsbaar zijn, aangezien alle partijen het erover eens zijn dat de woning verkocht moet worden. [partij B] heeft erkend dat hij niet in staat is om de woning op korte termijn te onderhouden, wat de verkoop bemoeilijkt. De rechtbank heeft een ontruimingstermijn van drie maanden vastgesteld, zodat [partij B] de tijd heeft om een andere woning te vinden.

In reconventie heeft [partij B] gevorderd dat [partij A] bepaalde documenten aan hem ter beschikking stelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] geen gerechtvaardigd belang heeft bij de nog niet overgelegde bankafschriften en dat de inboedelzaken niet vaststaan als onderdeel van de nalatenschap. Daarom zijn de vorderingen van [partij B] afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/304465 / HA ZA 23-405
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. K. Dijks-Bouwknegt,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
advocaat: mr. M.A. Schuring,
en opgeroepen op grond van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
[verweerster 1],
te [woonplaats 3],
hierna te noemen: [verweerster 1],
niet verschenen,
[verweerster 2],
te [woonplaats 4],
hierna te noemen: [verweerster 2],
niet verschenen.

1.Samenvatting

1.1.
[partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2] zijn broers en zussen. De moeder van [partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2] is overleden en zij zijn gezamenlijk haar erfgenamen. De nalatenschap van de moeder omvat onder andere een woning, waar [partij B] op dit moment nog in woont. [partij A] vordert in conventie onder meer ontruiming van de woning, medewerking van [partij B] aan de verkoop en levering van de woning en – indien [partij B] zijn medewerking niet verleent – een machtiging om de woning te verkopen.
1.2.
Deze vorderingen worden toegewezen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat de woning verkocht moet worden. Daarnaast is het voor partijen belangrijk dat de woning in een zo gunstig mogelijke staat te koop wordt aangeboden en [partij B] heeft erkend dat het hem niet lukt om (op korte termijn) herstel en onderhoud aan de woning uit te voeren. De rechtbank wijst een ontruimingstermijn van drie maanden toe, zodat [partij B] de tijd heeft om een andere woning te zoeken.
1.3.
[partij B] vordert in reconventie dat [partij A] een aantal stukken aan hem ter beschikking stelt. Bij conclusie van antwoord in reconventie is een groot deel van deze stukken al overgelegd. Van de nog niet overgelegde bankafschriften valt niet in te zien welk gerechtvaardigd belang [partij B] daarbij heeft en voor de inboedelzaken die [partij A] volgens [partij B] heeft meegenomen, geldt dat niet vaststaat dat deze tot de nalatenschap behoren of dat [partij A] heeft verklaard dat [partij B] deze mag hebben. De vorderingen van [partij B] worden daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 18 oktober 2023,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 24 januari 2024,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties van 3 april 2024,
- de oproepingsexploten van 11 en 16 april 2024, waarbij [verweerster 1] en [verweerster 2] zijn opgeroepen om ter zitting te verschijnen, en als verweersters in reconventie mee te procederen,
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen namens [partij A],
- de pleitaantekeningen namens [partij B].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2] zijn broers en zussen.
3.2.
Op [overlijdensdatum] 2022 is hun moeder (mevrouw [erflaatster]) overleden. Op 23 januari 1997 heeft zij een testament opgesteld. Haar erfgenamen zijn [partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2].
3.3.
Op 6 september 2023 is een verklaring van erfrecht opgesteld waarin [verweerster 2] een volmacht heeft verleend aan [partij A] en [verweerster 1] om haar te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder.
3.4.
De nalatenschap van de moeder omvat de woning aan de [adres], de roerende zaken die zich in de woning bevinden en haar banksaldo’s.
3.5.
[partij B] is vóór het overlijden van de moeder bij haar in komen wonen en woont nog steeds in de woning aan de [adres].

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij B] te veroordelen om de woning binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen, op straffe van een dwangsom,
II. [partij B] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en op eerste verzoek van [partij A] mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, door tussenkomst van een door [partij A] (en [verweerster 1]) aan te wijzen makelaar, tegen een door die makelaar redelijk geachte koopprijs, en alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop, op straffe van een dwangsom,
en om – wanneer veertien dagen na betekening van het vonnis zijn verstreken en [partij B] zijn medewerking na het eerste verzoek van [partij A] niet verleent – [partij A] te machtigen om de woning mede namens de overige erfgenamen en bij uitsluiting van [partij B] te verkopen, door een door [partij A] (en [verweerster 1]) aan te wijzen makelaar, tegen een door die makelaar redelijke geachte koopprijs, en [partij A] bij uitsluiting van [partij B] te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop en levering van de woning,
en te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [partij B],
III. [partij B] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
IV. [partij B] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in reconventie
4.2.
[partij B] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [partij A] te veroordelen:
1. om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [partij B] ter beschikking te stellen:
- de bankafschriften van de bankrekeningen van de moeder vanaf een half jaar voor overlijden tot aan het moment van wijzen van het vonnis,
- de laatste aangifte inkomstenbelasting van de moeder,
- de locatie en eventuele waarde, dan wel verkoopopbrengst van de door [partij A] meegenomen inboedelzaken,
- de koopovereenkomst en notariële afrekening van de verkoop van de woning in Spanje,
op straffe van een dwangsom,
2. in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
Op de standpunten van partijen zal de rechtbank, voor zover van belang, ingaan.
in conventie
Ontvankelijkheid
5.2.
[partij B] voert aan dat [partij A] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens hem zijn de vorderingen van [partij A] om de woning te kunnen verkopen ter verdeling van de nalatenschap aan te merken als ondeelbare vorderingen, waarbij alle rechthebbenden betrokken moeten worden. Dat is volgens hem niet gebeurd, aangezien [verweerster 1] en [verweerster 2] niet als procespartij in de procedure zijn betrokken, terwijl zij ook erfgenamen van hun moeder zijn.
5.3.
Dit standpunt wordt niet gevolgd. [verweerster 1] en [verweerster 2] zijn na de dagvaarding bij exploot opgeroepen op grond van artikel 118 Rv. Artikel 118 Rv geeft regels over de oproeping van derden als partij in een procedure. In een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding dienen alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen in de procedure te worden betrokken. Dat is met hun oproeping gebeurd. [verweerster 1] en [verweerster 2] hebben zich niet gesteld in de procedure. Tegen hen zal verstek worden verleend.
5.4.
Dat zij in het exploot zijn opgeroepen als ‘verweersters in reconventie’ merkt de rechtbank aan als een verschrijving, waardoor zij niet geacht worden in hun belangen te zijn geschaad. [partij B] heeft onbetwist gesteld dat hij met medeweten en goedkeuring van de beide zussen deze procedure is gestart. Daarnaast waren de beide zussen bij de mondelinge behandeling aanwezig. Dat zij zich niet hebben gesteld in de procedure, neemt niet weg dat zij kennis hebben genomen van deze procedure en procespartij zijn geworden en dat dit vonnis ook tegenover hen geldt.
5.5.
[partij A] is ontvankelijk in zijn vorderingen.
Verkoop woning
Bewoond of onbewoond
5.6.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de woning verkocht moet worden waarna de opbrengst onder de erfgenamen moet worden verdeeld. Het belangrijkste geschilpunt betreft de vraag of de woning in bewoonde staat, namelijk bewoond door [partij B], moet worden verkocht of in onbewoonde staat, nadat [partij B] uit de woning is vertrokken. [partij A] meent dat de woning, vanwege de moeizame samenwerking met zijn broer en de staat waarin de woning verkeert, niet goed kan worden verkocht zolang [partij B] erin woont. Dit is bevestigd door een makelaar die hij heeft ingeschakeld en die de woning heeft bezichtigd. [partij B] voert aan dat de woning prima verkocht kan worden als hij er nog in woont. Hij heeft op de mondelinge behandeling erkend dat er nog een aantal klusjes gedaan moeten worden, maar heeft verklaard dat hij de woning zodanig kan schoonmaken dat deze voor verkoop geschikt is.
5.7.
Op de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat het voor [partij B] erg moeilijk is om concrete afspraken te maken over het verkoop klaar maken van de woning. Voor [partij A] is het belangrijk dat de woning te koop wordt gezet nádat [partij B] de woning heeft verlaten. Voor [partij B] is het echter belangrijk dat hij zo lang mogelijk in de woning kan blijven wonen en dat hij pas andere woonruimte hoeft te zoeken wanneer de verkoopopbrengst van de woning bekend is, zodat hij weet voor welk bedrag hij woonruimte kan zoeken. Zonder die opbrengst kan hij geen koopwoning betalen en vanwege eerdere problemen kan hij geen aanspraak maken op een sociale huurwoning in de regio.
5.8.
Uit artikel 3:169 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat het gebruik en genot van een woning toekomt aan de mede-eigenaren tezamen. Hierbij dienen de redelijkheid en billijkheid – die de rechtsbetrekking tussen de deelgenoten in een gemeenschap op grond van artikel 3:166 lid 3 BW beheerst – tot maatstaf.
5.9.
De rechtbank weegt de argumenten van de deelgenoten af en oordeelt dat [partij B] de woning moet ontruimen vóórdat deze in de verkoop komt. Het is voor alle partijen namelijk belangrijk dat de woning in een zo gunstig mogelijke staat te koop wordt aangeboden en [partij B] heeft erkend dat het hem, gelet op zijn gezondheid en drukte, niet lukt om (op korte termijn) herstel en onderhoud aan de woning uit te voeren. Dat [partij B] zonder concrete opbrengst van de woning geen andere woning zou kunnen kopen, is weliswaar een reëel argument, maar moet worden afgewogen tegen het gegeven dat hij al sinds oktober 2022 weet dat de woning moet worden verkocht. Het genoemde belang van [partij B] weegt daarom niet op tegen het recht van [partij A], [verweerster 1] en [verweerster 2] op verdeling. Niemand hoeft namelijk in een onverdeelde boedel te blijven. Wel zal een langere ontruimingstermijn worden toegekend, namelijk drie maanden, zodat [partij B] de tijd heeft om een andere woning te zoeken.
5.10.
De gevorderde dwangsom zal worden opgelegd als prikkel tot vrijwillige ontruiming, nu de erfgenamen belang hebben bij een voortvarende afwikkeling van de nalatenschap, terwijl [partij B] al langere tijd de verkoop tegenhoudt. Wel zal de dwangsom worden beperkt tot een bedrag van € 500,00 per dag dat [partij B] in gebreke blijft met de ontruiming, tot een maximum van € 25.000,00.
Medewerking, machtiging en indeplaatstreding vonnis
5.11.
[partij B] zal ook worden veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis, op eerste verzoek van [partij A], mee te werken aan de verkoop en levering van de woning. Voor de toelichting op de termijn wordt verwezen naar overweging 5.9. laatste zin.
5.12.
Voor het geval [partij B] geen medewerking verleent aan de verkoop en levering van de woning zal de rechtbank bepalen dat [partij A] in dat geval gemachtigd is om de woning, mede namens de overige erfgenamen, te verkopen en zal worden bepaald dat dit vonnis in dat geval in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning vereiste toestemming, wilsverklaring en/of handtekening van [partij B].
5.13.
De vordering om een dwangsom aan de veroordeling tot medewerking te verbinden, zal worden afgewezen. De verkoop en levering van de woning is namelijk al voldoende gewaarborgd met de toegewezen ontruiming, machtiging en indeplaatstreding van het vonnis.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.14.
[partij A] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Er is in dit geval echter geen sprake van een te betalen geldsom waarvoor incassowerkzaamheden zijn verricht. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
Overleggen stukken
5.16.
Bij conclusie van antwoord in reconventie is een groot deel van de door [partij B] verzochte stukken overgelegd. Volgens [partij B] ontbreken van de bankafschriften alleen nog de afschriften 1 tot en met 8 van de SNS Extra Ruimte Hypotheek met bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van de nabestaanden van [erflaatster]. Dit betreft een hypotheekrekening waar maandelijks twee hypotheekbedragen op geïncasseerd worden. De afschriften 9 tot en met 13 – die betrekking hebben op de periode van 8 augustus 2023 tot en met 8 december 2023 – zijn wel overgelegd. Aangenomen kan worden dat in de periode tot 8 augustus 2023 dezelfde bedragen zijn geïncasseerd, zodat niet valt in te zien welk belang [partij B] heeft bij het overleggen van de ontbrekende bankafschriften.
5.17.
Daarnaast ontbreekt volgens [partij B] nog een opgave van de waarde van de door [partij A] meegenomen inboedelzaken. Volgens [partij B] heeft [partij A] een yin en yang beeldje en één of mogelijk twee schilderijen meegenomen. [partij A] heeft verklaard dat hij het beeldje in zijn bezit heeft en dat [partij B] dit mag hebben als hij dat graag wil. Eén van de twee genoemde schilderijen betreft een schilderij van de kunstenaar Paul Citroen. [partij A] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat dit schilderij al meer dan tien jaar geleden door zijn moeder aan hem is gegeven. [partij B] heeft dit niet betwist. Er kan daarom niet van uit worden gegaan dat dit schilderij tot de nalatenschap van hun moeder behoort. Met betrekking tot het tweede schilderij heeft [partij B] onvoldoende onderbouwd welk schilderij het betreft en wanneer het schilderij naar [partij A] zou zijn gegaan, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of dit schilderij onderdeel van de nalatenschap van hun moeder is.
5.18.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [partij B] worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verleent verstek tegen [verweerster 1] en [verweerster 2],
in conventie
6.2.
veroordeelt [partij B] om de woning aan het [adres], binnen drie maanden na betekening van dit vonnis, te ontruimen en leeg en opgeruimd op te leveren aan [partij A], en al hetgeen tot de woning behoort ter vrije en algehele beschikking van [partij A] te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 25.000,00, indien [partij B] niet aan deze veroordeling voldoet,
6.3.
veroordeelt [partij B] om – als wijze van verdeling van de woning – binnen drie maanden na betekening van dit vonnis, op eerste verzoek van [partij A], mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, door middel van tussenkomst van een door [partij A] (en [verweerster 1]) aan te wijzen makelaar, tegen een door die makelaar redelijk geachte koopprijs, en alles te doen wat noodzakelijk is voor deze verkoop en levering,
6.4.
machtigt [partij A] om – indien drie maanden na betekening van dit vonnis zijn verstreken en [partij B] na het eerste verzoek van [partij A] geen medewerking aan de verkoop en levering van de woning verleent – mede namens de overige erfgenamen, de woning te verkopen door middel van tussenkomst van een door [partij A] (en [verweerster 1]) aan te wijzen makelaar, tegen een door die makelaar redelijk geachte koopprijs, en machtigt [partij A] in dat geval om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop en levering van de woning aan de koper, inclusief het ondertekenen, mede namens [partij B], van de koopovereenkomst en leveringsakte, en bepaalt dat dit vonnis in dat geval in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming, wilsverklaring en/of handtekening van [partij B],
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.8.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.