Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 24 januari 2024,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak zijn [partij A], [partij B], [verweerster 1] en [verweerster 2] broers en zussen die gezamenlijk de erfgenamen zijn van hun overleden moeder. De nalatenschap omvat onder andere een woning, waar [partij B] momenteel woont. [partij A] heeft in conventie gevorderd dat [partij B] de woning ontruimt, meewerkt aan de verkoop en levering van de woning, en indien nodig, machtiging krijgt om de woning te verkopen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [partij A] toewijsbaar zijn, aangezien alle partijen het erover eens zijn dat de woning verkocht moet worden. [partij B] heeft erkend dat hij niet in staat is om de woning op korte termijn te onderhouden, wat de verkoop bemoeilijkt. De rechtbank heeft een ontruimingstermijn van drie maanden vastgesteld, zodat [partij B] de tijd heeft om een andere woning te vinden.
In reconventie heeft [partij B] gevorderd dat [partij A] bepaalde documenten aan hem ter beschikking stelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] geen gerechtvaardigd belang heeft bij de nog niet overgelegde bankafschriften en dat de inboedelzaken niet vaststaan als onderdeel van de nalatenschap. Daarom zijn de vorderingen van [partij B] afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.