ECLI:NL:RBOVE:2024:3182

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
11005774 \ CV EXPL 24-706
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand. [gedaagde] huurt een woning van [eiser] voor een huurprijs van € 751,90 per maand. Ten tijde van de dagvaarding was er een huurachterstand van € 12.244,00, die inmiddels is opgelopen tot € 12.987,80. [eiser] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, terwijl [gedaagde] erkent dat er een achterstand is, maar zich verzet tegen de ontbinding en ontruiming vanwege persoonlijke en financiële omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] als professioneel verhuurder moet worden aangemerkt, aangezien hij meerdere woningen verhuurt en afhankelijk is van de huurinkomsten. De rechter heeft ambtshalve getoetst of er oneerlijke bedingen in de huurovereenkomst aanwezig zijn, maar heeft geen onredelijke bepalingen gevonden. De betalingsachterstand is van zodanige omvang dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, ondanks de aanwezigheid van een minderjarig kind bij [gedaagde]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] geen overmacht vormen en dat zij verantwoordelijk is voor de huurbetalingen.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor ontruiming. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11005774 \ CV EXPL 24-706
Vonnis van 11 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 maart 2024;
- de brief van 27 april 2024 van [gedaagde], die is aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de brief van de griffier van 1 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 mei 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van wat is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] de woning gelegen aan de [adres]
tegen een huurprijs van op dit moment € 751,90 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de dagvaarding € 12.244,00 bedroeg, berekend tot en met maart 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand maar zij is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. [gedaagde] woont met haar minderjarige zoon van 16 jaar in de woning. [gedaagde] voert aan dat zij vanwege persoonlijke en financiële omstandigheden niet in staat is de achterstallige huurpenningen te voldoen.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsen

4.1.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord is of [eiser] de woning heeft verhuurd als professioneel verhuurder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] naar voren gebracht dat hij in totaal 4 zelfstandige woningen verhuurt om onder meer in zijn pensioenvoorziening te voorzien. Daarnaast heeft [eiser] een eigen bedrijf (gehad) als bemiddelaar in collectieve ziektekostenverzekeringen, maar is hij door ziekte niet meer zakelijk actief.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] moet worden aangemerkt als professioneel verhuurder. Hij heeft daarbij betrokken dat [eiser] 4 zelfstandige woningen verhuurt en voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van de inkomsten uit deze verhuur.
4.3.
Voordat de kantonrechter verder aan de inhoudelijke beoordeling toekomt moet de kantonrechter, nu in dit geval sprake is van een huurovereenkomst tussen de [eiser] als professioneel verhuurder en [gedaagde] als consument, op grond van de Europese richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 1993/13) ambtshalve toetsen of sprake is van bedingen in de huurovereenkomst en/of de op die overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden oneerlijk zijn voor [gedaagde] als consument.
4.4.
De verplichting tot ambtshalve toetsing op grond van de hiervoor genoemde richtlijn berust op de gedachte dat een consument zich tegenover een professionele partij in een zwakke onderhandelingspositie bevindt, over minder informatie beschikt dan de professionele partij en dat er een niet te verwaarlozen gevaar bestaat dat de consument, met name uit onwetendheid, geen beroep zal doen op rechtsregels die hem beschermen. Daarom moet de kantonrechter de consument helpen en de consumentenbeschermende bepalingen uit zichzelf toepassen (ook) als de consument daar niet om vraagt.
4.5.
De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
4.6.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] naar voren gebracht dat [gedaagde] de huur voor de maanden april en mei 2024 ook nog niet heeft betaald. [gedaagde] heeft naar voren gebracht dat zij op 27 mei 2024 nog één betaling heeft verricht. [eiser] heeft vervolgens een betaling van € 760,00 bevestigd. De huurachterstand tot en met mei 2024 komt daarmee op een bedrag van € 12.987,80 (€ 12.244,00 (achterstand tot en met maart 2024) plus € 751,90 (huur april 2024) plus € 751,90 (huur mei 2024) minus betaling van
€ 760,00). [gedaagde] heeft de hoogte van de huurachterstand niet weersproken.
4.8.
Omdat [gedaagde] erkent dat zij de huurachterstand van € 12.987,80 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.9.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Weliswaar woont [gedaagde] samen met haar minderjarige kind in de woning maar de kantonrechter is van oordeel dat gelet op de hoogte van de huurachterstand van [eiser] niet mag worden verlangd dat [gedaagde] nog langer in de woning kan blijven. Ouders van minderjarige kinderen zijn in principe zelf verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van [gedaagde] zelf om de nadelige effecten van de ontruiming van haar kind zoveel mogelijk te beperken. De door [gedaagde] genoemde financiële omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan [gedaagde] niet van de verplichting om de huur tijdig te voldoen. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat een langere termijn niet wenselijk is, gelet op de hoogte van de huurachterstand.
4.11.
[eiser] vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
De wettelijke rente zal, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
4.13.
[eiser] heeft een bedrag van € 1.076,80 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.14.
[gedaagde] zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 706,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punt x tarief € 406,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.790,38.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege haar bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [eiser]:
1. € 12.987,80 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 12.244,00 vanaf 20 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
2. € 623,43 € 623,43 aan wettelijke rente, berekend tot 20 maart 2024;
2. € 623,43 € 1.076,80 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
2. € 623,43 een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 juni 2024 en de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.790,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024. (ak)