ECLI:NL:RBOVE:2024:3171

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
314712 KG RK 24-231
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in civiele procedure

Op 13 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van [verzoekster] tegen rechter mr. H.W.H. Oude Aarninkhof. Het verzoek tot wraking werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 8 mei 2024, waar de advocaat van [verzoekster] een mondeling verzoek tot wraking indiende. [verzoekster] stelde dat mr. Oude Aarninkhof een eigen opvatting had geventileerd in de procedure tussen [verzoekster] en [betrokkene], wat leidde tot de indruk van partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard, omdat mr. Oude Aarninkhof geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter een kritische houding moet hebben en dat het normaal is dat zij haar gedachten ter toetsing op tafel legt, zodat partijen daarop kunnen reageren. De wrakingskamer concludeerde dat de onvrede van [verzoekster] voortkwam uit eerdere uitlatingen van de rechter, maar dat deze niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 314712 KG RK 24-231
Beslissing van 13 juni 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. I. Mercanoglu te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting op 8 mei 2024 heeft de advocaat van [verzoekster] (namens [verzoekster] ) een mondeling verzoek tot wraking van de rechter mr. H.W.H. Oude Aarninkhof gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting (met zaaknummer C/08/313999 / FA RK 24-1080).
1.2.
Mr. Oude Aarninkhof heeft niet berust in de wraking. Zij heeft per brief, ter griffie ontvangen op 3 juni 2024, een schriftelijke reactie ingediend.
1.3.
Het wrakingsverzoek van [verzoekster] is op 6 juni 2024 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. I. Mercanoglu, voornoemd;
- [betrokkene] , bijgestaan door mr. I. Akkaya, advocaat te Eindhoven.
Mr. Oude Aarninkhof heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

Aan het wrakingsverzoek heeft [verzoekster] – samengevat – ten grondslag gelegd dat
mr. Oude Aarninkhof in de procedure die tussen [verzoekster] en [betrokkene] aanhangig is, een eigen opvatting heeft en die heeft geventileerd in de loop van de zaak. Daarbij verwijst [verzoekster] vooral naar de zitting van 20 december 2023 en de uitlatingen die
mr. Oude Aarninkhof toen heeft gedaan over het voornemen van [verzoekster] om in 2024 een aantal maanden naar Turkije te gaan. Als gevolg van de uitlatingen van
mr. Oude Aarninkhof heeft [betrokkene] zijn toestemming voor die reis van [verzoekster] (samen met het minderjarige kind van [verzoekster] en [betrokkene] ) ingetrokken. Die lijn is door
mr. Oude Aarninkhof doorgezet en [verzoekster] ervaart daardoor geen eerlijke behandeling te krijgen. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de schijn van partijdigheid en het gebrek in neutraliteit en onafhankelijkheid in de procedure tussen [verzoekster] en [betrokkene] .

3.Het standpunt van mr. Oude Aarninkhof

In haar schriftelijke reactie bevestigt mr. Oude Aarninkhof dat aan het einde van de zitting van 20 december 2023 de voorgenomen reis van vier maanden naar Turkije van [verzoekster] en de minderjarige ter sprake is gekomen. Mr. Oude Aarninkhof heeft daarover destijds gezegd dat dit wel een bom was zo aan het einde van de zitting, omdat dit in het proces van opbouw van een hechtingsrelatie tussen [betrokkene] en de minderjarige niet handig leek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft iets in gelijke zin gezegd. Omdat het op dat moment niet voorlag is er niet verder op ingegaan. De zorg- en contactregeling die op de zitting was besproken, is in de beschikking van 19 februari 2024 uitgewerkt. Daarin is een opbouwregeling opgenomen.
Tijdens de zitting van 8 mei 2024 is aan de orde geweest wat voorrang zou moeten krijgen: het voortzetten van de omgang tussen de minderjarige en [betrokkene] of dat [verzoekster] voor een medische behandeling samen met de minderjarige een maand in Turkije mocht zijn. Het enige voorlopige oordeel dat mr. Oude Aarninkhof heeft gegeven is dat een verblijf van de minderjarige bij [betrokkene] vooralsnog niet in het belang van de minderjarige lijkt, omdat er nog geen overnachting bij hem heeft plaatsgevonden. Mr. Oude Aarninkhof heeft tijdens de zitting van 8 mei 2024 een stevig gesprek gevoerd met partijen, hetgeen zij gepast acht gezien het onderwerp en de belangen die daarbij spelen. Zij heeft kritische vragen gesteld, hetgeen zij ook als de taak van de rechter ziet. Noch in deze zitting noch in de zitting van
20 december 2023 heeft mr. Oude Aarninkhof de grens van het toelaatbare overschreden en van vooringenomenheid blijk gegeven.

4.Het standpunt van [betrokkene]

heeft ter zitting verklaard dat hij mr. Oude Aarninkhof altijd onpartijdig en kritisch vindt. Mr. Oude Aarninkhof stelt over en weer kritische vragen, waarvan sommige vragen minder leuk en lastig zijn. [betrokkene] ziet geen aanleiding voor gegrondverklaring van het wrakingsverzoek.

5.De beoordeling

De wrakingskamer is van oordeel dat mr. Oude Aarninkhof geen blijk heeft gegeven van enige vorm van vooringenomenheid of partijdigheid en zal het verzoek daarom ongegrond verklaren. Het volgende wordt daartoe overwogen.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of mr. Oude Aarninkhof partijdig is of dat de bij [verzoekster] bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dat wil zeggen dat bij een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók de indruk kan zijn ontstaan dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege haar aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat zij vooringenomen is.
Uit de stukken en de behandeling van het wrakingsverzoek op de zitting van 6 juni 2024 is gebleken dat de onvrede over het optreden van mr. Oude Aarninkhof bij [verzoekster] is aangevangen door de uitlatingen die mr. Oude Aarninkhof tijdens de eerdere zitting van
20 december 2023 heeft gedaan. Hetgeen op eerdere zittingen, in een andere context, besproken is, werkt niet door op de wijze zoals [verzoekster] dat voor ogen heeft. Daarnaast is gebleken dat [betrokkene] het (op onderdelen) eens is met mr. Oude Aarninkhof. [verzoekster] lijkt dat mr. Oude Aarninkhof te verwijten, maar het gegeven dat een partij het (deels) eens is met een rechter maakt niet dat die rechter vooringenomen of partijdig is, dan wel die indruk heeft gewekt. Daar komt bij dat tevens is gebleken dat mr. Oude Aarninkhof zich zowel ten opzichte van [verzoekster] als van [betrokkene] kritisch heeft opgesteld, hetgeen ook hoort bij de taak van een rechter. Een rechter hoort immers een kritische houding te hebben en partijen kritisch te bevragen. Het is tevens passend dat een rechter tijdens een zitting zijn of haar gedachten ter toetsing op tafel legt, zodat partijen daarop kunnen reageren. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan aan de wijze waarop mr. Oude Aarninkhof aan haar taak invulling heeft gegeven niet de conclusie worden verbonden dat sprake is van vooringenomenheid van mr. Oude Aarninkhof en evenmin dat zij die indruk heeft gewekt.

5.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, E. Venekatte en H. Stam in tegenwoordigheid van de griffier A.B. Knook en in openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.