ECLI:NL:RBOVE:2024:3170

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
11136983 \ CV EXPL 24-1235
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van huurwoning door Woningstichting Tubbergen

In deze zaak heeft Woningstichting Tubbergen een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met als doel de ontruiming van een huurwoning. De procedure begon met een dagvaarding waarin Woningstichting Tubbergen haar vordering uiteenzette. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2024 waren de gedaagden niet aanwezig, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen Woningstichting Tubbergen en [gedaagde 1], die sinds 1 mei 2018 van kracht is. [gedaagde 1] heeft op 6 mei 2024 aan Woningstichting Tubbergen laten weten dat zij niet meer in de woning verblijft en geen huur meer zal betalen. Woningstichting Tubbergen heeft daarop [gedaagde 1] gesommeerd de huurovereenkomst op te zeggen, wat op 31 mei 2024 is gebeurd, maar met een onjuiste einddatum. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 2] zonder recht of titel in de woning verblijft en dat [gedaagde 1] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt. De kantonrechter heeft de vordering van Woningstichting Tubbergen toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11136983 \ CV EXPL 24-1235
Vonnis in kort geding van 14 juni 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING TUBBERGEN,
te Tubbergen,
eisende partij,
hierna te noemen: Woningstichting Tubbergen,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
In deze procedure ontving de rechtbank de dagvaarding met producties 1 tot en met 13 en een nadere akte met producties 14 tot en met 21 van Woningstichting Tubbergen. Op 13 juni 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij waren aanwezig: namens Woningstichting Tubbergen de heer [naam] , klantconsulent en mr. M. Douwenga. [gedaagden] zijn niet verschenen, tegen hen is tijdens de mondelinge behandeling verstek verleend.
1.2.
De kantonrechter is voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
Tussen Woningstichting Tubbergen als verhuurster en [gedaagde 1] als huurster bestaat sinds 1 mei 2018 een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) voor de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning).
2.2.
[gedaagde 1] heeft kinderen. Deze kinderen zijn niet woonachtig bij [gedaagde 1] .
2.3.
Op 6 mei 2024 stuurt [gedaagde 1] aan Woningstichting Tubbergen een brief (productie 6). Daarin schrijft zij (samengevat) dat zij vanaf 2 mei 2024 niet meer in de woning verblijft, dat zij geen huur meer zal betalen en dat haar ex-partner [gedaagde 2] nu alleen in de woning woont. Uit een uittreksel van de basisregistratie personen van 15 mei 2024 blijkt dat [gedaagde 1] ingeschreven staat op een woonadres aan de [adres 2] (productie 7).
2.4.
Op 27 mei 2024 stuurt (de advocaat van) Woningstichting Tubbergen een brief aan [gedaagde 1] , waarin zij wordt gewezen op de op [gedaagde 1] rustende verplichting om de woning zelf te bewonen en dat het op grond van de algemene voorwaarden niet is toegestaan om de woning in gebruik te geven aan [gedaagde 2] . Woningstichting Tubbergen geeft [gedaagde 1] zeven dagen de tijd om de huurovereenkomst op te zeggen tegen 25 juni 2024.
2.5.
Op 31 mei 2024 heeft [gedaagde 1] de huurovereenkomst opgezegd en op het daarvoor bestemde formulier als einddatum contract 2 mei 2024 ingevuld. Diezelfde dag heeft Woningstichting Tubbergen aan [gedaagde 1] per brief laten weten dat er een wettelijke opzegtermijn van één maand geldt, en dat de einddatum daarom wordt aangepast naar 30 juni 2024. Bij haar opzegging heeft [gedaagde 1] laten weten niet in staat en bereid te zijn de woning te ontruimen en op te leveren.
2.6.
Op 3 juni 2024 stuurt (de advocaat van) Woningstichting Tubbergen aan [gedaagde 2] een brief, waarin hij wordt gesommeerd de woning uiterlijk op 5 juni 2024 om 15:00 uur te ontruimen en ontruimd te houden. Dat heeft [gedaagde 2] niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Woningstichting Tubbergen vordert samengevat - ontruiming van de woning aan [adres 1] en oplevering daarvan in goede staat, onder afgifte van de sleutels binnen drie dagen na betekening van dit vonnis. Ook vordert Woningstichting Tubbergen veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Woningstichting Tubbergen baseert deze vordering op het volgende. Woningstichting Tubbergen is eigenaresse en verhuurster van de woning. [gedaagde 2] is geen huurder en verblijft zonder titel of recht in de woning. [gedaagde 1] heeft de huurovereenkomst opgezegd en heeft daarbij laten weten niet te kunnen of willen ontruimen. Volgens Woningstichting Tubbergen treden de gevolgen van niet-nakoming daardoor nu al in en vordert Woningstichting Tubbergen primair nakoming van de opleveringsverplichting door [gedaagde 1] . Subsidiair voert Woningstichting Tubbergen aan dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die uit hoofde van de huurovereenkomst op haar rusten, door niet langer haar hoofdverblijf in de woning te hebben, het gehuurde zonder toestemming in gebruik te geven aan [gedaagde 2] en door overlast te veroorzaken.
3.3.
[gedaagden] zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Verstek
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [gedaagden] niet zijn verschenen en dat zij op juiste wijze zijn opgeroepen. De kantonrechter heeft daarom tijdens de mondelinge behandeling verstek verleend tegen [gedaagden] .
Het kader van een kort geding
4.2.
In een kort geding procedure kan de kantonrechter een voorlopige voorziening geven. Dat is een voorlopige maatregel die vooruit loopt op de verwachte beslissing in een gewone rechtszaak, die op het kort geding kan volgen. Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt, in dit geval Woningstichting Tubbergen, hierbij zoveel spoed heeft dat zij de uitkomst van een gewone rechtszaak niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet het belang worden meegewogen dat Woningstichting Tubbergen heeft bij toewijzing van de vordering. Verder geldt het uitgangspunt dat in een kort geding procedure in het algemeen geen ruimte is voor uitgebreide bewijslevering.
4.3.
De kantonrechter volgt Woningstichting Tubbergen in haar stelling dat sprake is van een spoedeisend belang nu [gedaagde 1] niet langer in de woning verblijft en [gedaagde 2] daar verblijft zonder recht of titel, terwijl Woningstichting Tubbergen de woning op korte termijn beschikbaar wil stellen aan andere huurders die zijn aangewezen op een sociale huurwoning. Bovendien is het spoedeisend belang ook niet betwist.
De gevorderde ontruiming
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde 2] geen huurder is van de woning en daarmee zonder recht of titel in de woning verblijft. Daarmee maakt [gedaagde 2] een inbreuk op het eigendomsrecht van Woningstichting Tubbergen en handelt hij onrechtmatig ten opzichte van Woningstichting Tubbergen.
4.5.
Ten aanzien van [gedaagde 1] geldt dat zij gelet op productie 6 vanaf 2 mei 2024 niet meer in de woning verblijft en zij gelet op productie 7 inmiddels staat ingeschreven op een ander adres. Verder heeft zij de huurovereenkomst opgezegd en heeft zij daarbij aangegeven dat zij niet kan en/of wil ontruimen.
4.6.
De kantonrechter acht het daarom op grond van het bovenstaande aannemelijk dat de gevorderde ontruiming ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat betekent dat de in dit kort geding de gevorderde ontruiming tegen [gedaagden] niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en de tegen hen gerichte vorderingen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
4.7.
Daarbij zal de ontruimingstermijn worden gesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis. Woningstichting Tubbergen heeft tijdens de mondelinge behandeling voldoende onderbouwd welk (financieel) belang zij en ook [gedaagden] hebben bij spoedige ontruiming. Hiertegen is geen verweer gevoerd.
Proceskosten
4.8.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woningstichting Tubbergen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
274,94
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
967,94
4.9.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om de woning aan de [adres 1] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen en in goede staat en onder afgifte van sleutels aan Woningstichting Tubbergen op te leveren en vervolgens ontruimd te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten (inclusief nakosten) van € 967,94, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.(mjd)