ECLI:NL:RBOVE:2024:3168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
08.325768.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, bedreiging en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 17 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 170 dagen en een schadevergoeding van in totaal € 3115,05 aan de benadeelde partijen. De verdachte is schuldig bevonden aan mishandeling van zijn ex-partner, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en vernieling van goederen. De mishandeling vond plaats op 5 december 2023, waarbij de verdachte zijn ex-partner meerdere keren heeft geslagen en bedreigd. Tijdens de zitting op 3 juni 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook verbalisanten heeft bedreigd en beledigd tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de feiten in chronologische volgorde besproken en de bewijsvoering beoordeeld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van politieambtenaren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op basis van de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoedingen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.325768.23 (P)
Datum vonnis: 17 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in [locatie]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Michels (die heeft waargenomen voor zijn kantoorgenoot mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Enschede), naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na twee wijzigingen van de tenlastelegging tijdens de zitting op 3 juni 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 1), vernieling (feit 2), bedreiging (feit 3), bedreiging van politieambtenaren (feit 4) en belediging van politieambtenaren (feit 5).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Almelo zijn (ex-)partner, althans een persooon, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) bij de keel/hals vast te pakken en/of vast te houden en/of (met kracht) aan de haren te trekken;
2
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een klok en/of een televisie en/of een gasstel en/of een of meer andere goederen / huisraad, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op en of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 4
december 2023, althans in 2023, te Almelo, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] (via/middels een of meer (whatsapp- en/of sms-) berichten), dreigend de woorden toe te voegen: "Oké, we spreken af, mocht een van ons twee ooit vreemd gaan, dan er achter komen of wel betrappen, dat de kans groot is dat je leven voorbij is en je vermoord. Eerlijk, ga je met deze voorwaarde akkoord" en/of "... Zeker nu we plannen hebben om te gaan trouwen, mocht ik er achter komen of je betrappen, wat ik hoop dat nooit zal gebeuren, zal dat ook het laatste zijn wat er is; weet klinkt ziek, maar met deze voorwaarde kan ik leven", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 december 2023 te Almelo [slachtoffer 2] , agent van politie en/of [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood" en/of "Je bent niet meer veilig" en/of "Ik zoek je op", en/of
- die [slachtoffer 3] (indirect en/of tegenover collega's van die [slachtoffer 3] ) dreigend de woorden toe te voegen: “Die vrouwelijke collega had geluk dat ze een vrouw is. Anders had ze geen kans gehad en had ik haar opgegeten.” En/of "Ze had geluk dat ze een vrouw is, anders had ik haar helemaal in elkaar gestompt" en/of door (op korte afstand en/of met kracht) een (glazen en/of gevuld) theeglas in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] te gooien,
althans (telkens) woorden en/of (een) handeling(en) van gelijke dreigende aard of
strekking;
5
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 december 2023 te Almelo (telkens) opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] , agent van politie en/of [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door hem/haar/hen een of meerdere malen de woorden toe te voegen: "Kankerwout" en/of "Kankermongool" en/of "Kankerwouten" en/of "Kankerwijf" en/of door een of meerder malen tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te spugen, althans (telkens)
woorden en/of (een) handeling(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van feit 1 te komen. De bij feit 5 ten laste gelegde uitingen zijn onbeheerste uitingen van woede en onmacht geweest, omdat de verdachte kort voor deze uitingen door het pijltje van een stroomstootwapen in zijn knie was geraakt. Daarom dient hij ook van dat feit te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2, 3 en 4 zijn geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde bespreken.
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat de verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Die bewijsmiddelen zijn:
- de verklaring van de verdachte tijdens de zitting van 3 juni 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 74;
- een printscreen van de Whatsapp-berichten, pagina 86. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
Feit 1 en feit 2: bewijsmiddelen
Op 5 december 2023 (de rechtbank begrijpt gezien de overige inhoud van het dossier dat ‘5 november’ een kennelijke verschrijving betreft) kregen verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] [2] de melding dat een vrouw, later bleek aangeefster [slachtoffer 1] , een winkel tegenover haar woning in [plaats] was binnengerend omdat zij in haar woning door, zo bleek later, de verdachte zou zijn geslagen. Ook zou de verdachte ‘
de woning kort en klein aan het slaan zijn’. Ter plaatse ziet verbalisant [slachtoffer 2] dat de woning overhoop was gehaald en dat het één grote rotzooi was. Nadat de verdachte was aangehouden is verbalisant [slachtoffer 3] naar de aangeefster gelopen. Verbalisant [slachtoffer 3] hoorde haar vertellen: ‘
Hij heeft mij geslagen op mijn hoofd en ook bij mijn keel gepakt. Ik ben heel misselijk nu en heb ook erge hoofdpijn’.
Aangeefster heeft hierover onder meer verklaard [3] : ‘
Ik voelde dat ik een klap in mijn gezicht kreeg. (..). Ik werd geraakt op rechter slaap. (..) Ik kreeg toen wederom een klap in mijn gezicht. Deze klap kwam weer aan mijn rechter zijde. Vervolgens voelde ik dat hij mij bij de keel pakte. (..) Tijdens dit hele gevecht ben ik ook nog aan de haren getrokken. (..) Vervolgens zag ik dat hij naar mijn klok liep. Ik zag dat hij deze kapot sloeg. Ik zag dat hij deze met de rechter vuist kapot sloeg. Ik had mijn trui gepakt, mijn sleutels, die naast me lagen op tafel, en ik liep in mijn bh de straat op, naar de overburen, (..) een winkel’. Na afloop moest aangeefster mee naar het politiebureau om aangifte te doen, maar heeft ze in haar woning nog gezien dat in ieder geval de klok, de tv en het gasstel kapot waren.
De winkelmedewerkster heeft onder meer tegen verbalisant [verbalisant 1] verteld [4] dat ‘
ze zag dat de vrouw binnen kwam in haar BH. Ze zag dat de vrouw hysterisch was en heel bang. Ze zag dit aan haar houding. Ze zag dat de vrouw huilde, zwarte vlekken onder haar ogen had van de make up en een rode wang aan de rechterkant van haar gezicht. (..). Ze hoorde dat de vrouw zei dat haar vriend alles kort en klein had geslagen. Dat hij haar ook had geslagen’.
In het ‘schadeopgaveformulier’ wordt door de aangeefster vermeld dat – naast de wandklok, de televisie en het gasfornuis – een babyfoon [5] , Wifi-versterker [6] en binnendeur [7] zijn vernield.
Feit 1: bewijsoverwegingen
De winkelmedewerkster heeft alleen anoniem tegen verbalisant [verbalisant 1] willen vertellen wat zij heeft gezien. De rechtbank komt tot de conclusie dat haar verklaring betrouwbaar is. Zo volgt uit de uitlatingen van de winkeleigenaar tegenover verbalisant [verbalisant 1] (opgenomen op pagina 34 van het proces-verbaal) dat de anonieme getuige in de winkel aanwezig was toen de aangeefster in de winkel kwam: er is daarom geen reden om te twijfelen aan het kúnnen waarnemen door de anonieme getuige. En ook inhoudelijk is geen reden om te twijfelen aan de waarneming waarover de anonieme getuige heeft verklaard, omdat deze bevestiging vindt in de verklaring van de aangeefster én de bevindingen van verbalisant [slachtoffer 3] . Nu de bewezenverklaring in belangrijke mate steun vindt in ander bewijsmateriaal én omdat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de verklaring van de anonieme getuige betrouwbaar is, zal de rechtbank deze bezigen als bewijsmiddel.
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan feit 1 wettig en overtuigend worden bewezen. Het bewijsverweer van de verdediging wordt daarmee verworpen. De rechtbank heeft immers geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster. Hoewel de verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat hij aangeefster niet heeft aangeraakt, valt te betwijfelen of de verdachte eigen herinneringen heeft aan de gebeurtenissen op 5 december 2023. Hij was toen fors onder invloed van GHB en uit zijn verklaring tijdens de zitting lijkt te volgen dat hij de gebeurtenissen achteraf is gaan reconstrueren (aan de hand van gesprekken met de aangeefster en wellicht na het lezen van het dossier). In zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 8 december 2023, dus een paar dagen na het incident, heeft de verdachte bijvoorbeeld verklaard: ‘
ik kan het voor mijzelf niet meer terughalen wat er is gebeurd’. Daarbij komt dat voor de verklaring van de aangeefster voldoende steunbewijs is: de verklaring van de winkelmedewerkster (die uit haar eigen waarneming verklaart over de gemoedstoestand van de aangeefster en de rode rechterwang die zij bij de aangeefster heeft waargenomen) en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 3] (over de uitlatingen die de aangeefster direct na het voorval deed).
Feit 2: bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan feit 2 wettig en overtuigend worden bewezen. De aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat de verdachte haar televisie, klok en gasstel heeft vernield. In haar schadeopgaveformulier heeft ze opgenomen dat daarnaast een babyfoon, Wifi-versterker en binnendeur zijn vernield. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van het schadeopgaveformulier. Dat zij hierover in haar aangifte niet verklaard doet daaraan geen afbreuk. In haar aangifte heeft zij namelijk verklaard ‘
ik heb niet alles goed kunnen zien. Ik ben namelijk daarna mee gegaan naar het politiebureau. Het kan dus zijn, dat er meer kapot is’ (pagina 8). Op de bij de aangifte gevoegde foto’s is te zien dat het een ravage is in haar woning. Daarnaast lijkt op pagina 22 (rechts, deels onder de keuken) op de grond de Wifi-versterker te zien. Dat betekent dat de rechtbank ook het ten laste gelegde ‘
en andere goederen’bewezen zal verklaren.
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer op grond van artikel 51b lid 2 Sv kan verzoeken stukken aan het dossier toe te voegen die hij relevant acht voor de beoordeling van de zaak tegen de verdachte of van zijn vordering op de verdachte. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat aan het dossier toegevoegd stuk – waaronder het schadeopgaveformulier bedoeld in art. 51g lid 1 Sv – als bewijsmiddel wordt gebruikt. De rechtbank zal het schadeopgaveformulier daarom als bewijsmiddel bezigen.
Feit 4 en feit 5: bewijsmiddelen
Nadat verbalisant [slachtoffer 3] bij de woning van de aangeefster was gearriveerd, zag zij de verdachte lopen. Zij heeft hierover bij haar aangifte [8] onder meer het volgende verklaard: ‘
hierop heb ik tegen [verdachte] gezegd dat hij staan moest blijven omdat hij was aangehouden terzake vernieling. Ik zag dat [verdachte] hier geen gehoor aangaf en hoorde hem zeggen dat ik een kankerwijf was. Ik zag dat [verdachte] een theeglas had van dik glas welke gevuld was met een bruine substantie, Vermoedelijk thee. (..) Ik hoorde hem de gehele tijd schreeuwen en schelden. Ik hoorde dat ik een kankerwijf was en dat hij schreeuwde dat hij toch niet mee ging werken. (..) Ik riep vervolgens nogmaals dat hij moest blijven staan omdat hij was aangehouden. Ik zag hierop dat hij daar geen gehoor aangaf en dat hij vervolgens het theeglas met kracht in mijn richting gooide, doormiddel van een bovenhandse worp. Het theeglas spatte met kracht voor mijn voeten uit elkaar. (..) Ik hoorde hem zeggen dat hij niet mee zou gaan werken en dat ik een kankerwijf was en op moest donderen. (..) Ik hoorde hem zeggen dat wij zielig waren, kankerwouten waren (..) Ik hoorde en zag hem diverse keren spugen in de richting van mijn collega [slachtoffer 2] . Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] steeds strak aankeek in de ogen en uitspaken deed als; ik onthoud je gezicht en ik weet je te vinden, jij moet oppassen, of woorden van gelijke strekking”.Later hoorde verbalisant [slachtoffer 3] van collega’s dat de verdachte, toen hij werd vervoerd, had gezegd ‘
dat ik geluk had dat ik een vrouw was want anders had hij mij helemaal in elkaar gestompt’.
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte [9] hierover onder meer het volgende verklaard: “
ik hoorde hem meerdere bedreigingen uitten: dat hij mij wel op zou zoeken en dat ik op moest passen. Ik zag en hoorde dat erg agressief was en ik zag dat hij naar mij keek op het moment dat hij dit tegen mij zei. Ik zag dat hij spuugde in mijn richting. Ik voelde de spuug spetters in mijn gezicht en ik zag het op mijn broek terecht komen. (..) Ik zag dat hij mij recht aankeek. Ik zag dat hij wederom spuugde in mijn richting. Ik hoorde dat hij zei dat hij mij op ging zoeken en dat hij mij wel zou herkennen. Ik hoorde ook dat hij mij een kankerwout noemde en een kankermongool. Ik hoorde dat hij zei dat hij mij dood ging maken en dat ik niet meer veilig ben. Ik zag dat hij wederom naar mij spuugde en ik voelde wederom spuug spetters op mijn hand”. Na het aanbrengen van de transportboeien “
spuugde hij wederom in mijn richting. Ik had het idee dat [verdachte] gefixeerd op mij was. Hierom hield ik enigszins afstand. [verdachte] bleef mij bedreigen”.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben hierover het volgende gerelateerd [10] : “
Wij hoorden dat [verdachte] meerdere bedreigende uitspraken deed tegen collega [slachtoffer 2] , de precieze woorden zijn verbalisanten niet bijgebleven. (..) Tijdens het vervoeren van de verdachte [verdachte] hoorden wij hem zeggen: "Die vrouwelijke collega had geluk dat ze een vrouw is. Anders had ze geen kans gehad en had ik haar opgegeten."
Feit 4: bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan feit 4 wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 5: bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan feit 5 wettig en overtuigend worden bewezen. De uitingen van de verdachte hebben op zichzelf zonder meer een beledigend karakter. In het bezigen van dergelijke, in het algemeen gebruik erkende, scheldwoorden ligt de strekking (en daarmee het opzet) om te beledigen besloten. In dat verband kunnen de uitingen van de verdachte niet slechts als een onbeheerste uiting van woede of onmacht worden gezien. Het handelen van beide verbalisanten gaf daarvoor ook geen enkele aanleiding: het was de verdachte die ondanks meerdere sommaties weigerde mee te werken en een voor verbalisanten zeer dreigende situatie creëerde. Bovendien volgt uit de verklaring van verbalisant [slachtoffer 3] dat de verdachte haar al beledigde vóór hij was geraakt door een pijltje van een stroomstootwapen. Het verweer wordt daarom verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 5 december 2023 te Almelo zijn ex-partner, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd en het lichaam te slaan en (met kracht) bij de keel vast te pakken en (met kracht) aan de haren te trekken;
2
hij op 5 december 2023 te Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een klok en een televisie en een gasstel en andere goederen, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield;
3
hij in 2023, in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 1] (via whatsapp-berichten), dreigend de woorden toe te voegen: "Okee we spreken af mocht 1 van ons 2 ooit vreemd gaan dan en er achter komen of wel betrappen dat de kans groot is dat je leven voorbij is en je vermoord. Eerlijk, ga je met deze voorwaarde akkoord" en " Zeker nu we plannen hebben om te gaan trouwen mocht ik er achter komen of je betrapen war hoop ik dat nooit zal gebeuren zal dat ook het laatse zijn wat er is weet klinkt ziek maar met deze voorwaarde kan ik leven";
4
hij op 5 december 2023 te Almelo [slachtoffer 2] , agent van politie en [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood" en "Je bent niet meer veilig" en "Ik zoek je op", en
- die [slachtoffer 3] (indirect) dreigend de woorden toe te voegen: “Die vrouwelijke collega had geluk dat ze een vrouw is. Anders had ze geen kans gehad en had ik haar opgegeten.” en door een theeglas in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] te gooien;
5
hij 5 december 2023 te Almelo (telkens) opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] , agent van politie en [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door hem/haar een of meerdere malen de woorden toe te voegen: "Kankerwout" en "Kankermongool" en "Kankerwouten" en "Kankerwijf" en door meerder malen tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te spugen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 266, 267, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling
Tijdens haar voordracht heeft de officier van justitie opgemerkt dat sprake is van een mishandeling met strafverzwarende omstandigheden (‘mishandeling van zijn levensgezel’). Hoewel dat niet expliciet in de tenlastelegging is vermeld, is de officier van justitie bevoegd dat op grond van artikel 312 Sv alsnog mondeling ten laste leggen.
De rechtbank overweegt dat uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2002/03, 28 484, nr. 5, p. 5) volgt dat de volgende aspecten van belang zijn bij de beoordeling of sprake is van een ‘levensgezel’:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Verder volgt uit de kamerstukken: ‘
doorslaggevend is in het begrip ‘levensgezel’ evenwel, als gezegd, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de aangeefster tijdens de mishandeling al ongeveer acht maanden van elkaar gescheiden woonden (pagina 69) en dat hun relatie sinds tien weken voorbij was (pagina 7). Onder die omstandigheden kon de aangeefster ten tijde van de mishandeling naar het oordeel van de rechtbank niet (meer) als ‘levensgezel’ van de verdachte worden aangemerkt, en wordt het feit als ‘mishandeling’ gekwalificeerd.
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 4
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd
feit 5
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
Nadat de verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling te kennen heeft gegeven niet meer te willen meewerken aan een klinische opname, heeft de officier van justitie een onherroepelijke gevangenisstraf van 170 dagen geëist, zonder ambulante behandelverplichting. De reclassering heeft immers expliciet te kennen gegeven de verdachte niet ambulant te kunnen begeleiden zonder voorafgaande klinische opname. Ook uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering de verdachte in een ambulant kader niet te behandelen acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Als de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten komt, dan acht de raadsman een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk en een ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarde, een passende straf.
De verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling te kennen gegeven niet meer te willen meewerken aan een klinische opname in een verslavingskliniek, omdat hij daar inmiddels al ruim 120 dagen op aan het wachten is in een penitentiaire inrichting. Er zijn toezeggingen gedaan, maar die worden niet waargemaakt. Er is nog steeds geen opnamedatum bekend. De verdachte heeft zijn auto en een horloge moeten verkopen om zijn woning niet te verliezen. Wel wil de verdachte graag ambulante hulp zodra hij op vrije voeten komt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich aan meerdere strafbare feiten schuldig gemaakt. Allereerst heeft hij zijn ex-vriendin mishandeld. Zij maakte zich steeds meer zorgen om de verdachte en had om die reden al hun op dat moment tweejarige dochtertje op voorhand overgebracht naar een veilige plek. In de periode daarvoor had de verdachte beangstigende uitlatingen gedaan als ‘
ga een zorgboerderij regelen voor onze dochter. Ik ga je vermoorden. Ik snij je de strot los’ en haar ook via Whatsapp bedreigd. Op 5 december 2023 heeft hij in haar woning, terwijl hij fors onder invloed van GHB was, meerdere dreigende uitlatingen tegen zijn ex-vriendin gedaan. Zijn ex-vriendin zag dat de verdachte op dat moment ‘
het schuim op zijn mond had staan’. Vervolgens heeft hij haar meerdere keren geslagen en aan haar haren getrokken terwijl hij dreigende uitlatingen deed als ‘
ik snij je strot door’. Uiteindelijk heeft zijn ex-vriendin, toen de verdachte aan haar trui trok, haar trui kunnen uittrekken en haar woning in haar bh kunnen ontvluchten. Met name vanwege het gedrag en de uitlatingen van de verdachte moet dit voor haar een bijzonder beangstigende ervaring zijn geweest. Vervolgens heeft de verdachte een ravage veroorzaakt in haar woning en van alles vernield. Toen politiemedewerkers ter plaatse kwamen heeft hij hen meermalen bedreigd en beledigd, onder andere door één van hen meermalen te bespugen. Ook de verbalisanten – die het nodige gewend zullen zijn – beschrijven hoe onvoorspelbaar de verdachte zich op dat moment gedroeg, hoe onveilig de situatie voor hen is geweest en hoe smerig één van hen zich voelde na het bespugen door de verdachte. Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan daarom niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De (beangstigende) context waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden zal de rechtbank nadrukkelijk in strafverzwarende zin meewegen. Ook verdachtes justitiële documentatie zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen, omdat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook huiselijk geweld, zij het wel enige tijd geleden.
Uit het reclasseringsadvies van 21 mei 2024 blijkt dat de verdachte is gediagnosticeerd met PTSS, waarvoor hij in november 2022 een behandeling positief heeft afgerond. In de penitentiaire inrichting heeft hij zich meewerkend en open opgesteld tegenover de reclassering. Na schorsing van zijn voorlopige hechtenis verliep het toezicht vrijwel direct moeizaam. De reclassering vermoedde een terugval in middelengebruik door het verwarde en geagiteerde gedrag van de verdachte. Dit vermoeden werd bevestigd na een afgebroken intake bij de forensische poli. De reclassering schat in dat er sprake is van ernstige middelenproblematiek en dat deze een zeer negatieve werking heeft op de aanwezige PTSS van de verdachte. Hiermee wordt het risico op recidive en letsel ingeschat als hoog. De verdachte heeft zich in het schorsingstoezicht niet meewerkend en open opgesteld, zoals hij in de penitentiaire inrichting aangaf te kunnen en willen. Tactus Reclassering heeft binnen de mogelijkheden en de beperkingen van het schorsingstoezicht meebewogen in de complexiteit van zijn problematiek. Echter, het overtreden van het contactverbod en het grensoverschrijdende gedrag tegenover reclassering hebben gemaakt dat Tactus Reclassering de risico's te hoog vond om het toezicht voort te zetten. De forensische verslavingspoli heeft na een afgebroken intake aangegeven dat de verdachte niet te behandelen is in ambulant kader. De reclassering sluit zich hierbij aan. De verdachte is op een wachtlijst geplaatst bij de Piet Roordakliniek in Zutphen. Ondanks diverse inspanningen van de reclassering is een opnamedatum tot op heden onbekend. Vanuit de Piet Roordakliniek kan geen toezegging worden gegeven of een opnamedatum binnen een paar weken haalbaar is. Er is nog overleg geweest over een overbruggingsplek, maar dat is vanwege krapte in de klinieken niet haalbaar op korte termijn.
Tijdens de zitting heeft de verdachte te kennen gegeven niet meer te willen meewerken aan een klinische opname, omdat hij naar eigen zeggen inmiddels lang genoeg gedetineerd zit. Hij heeft zijn woning kunnen behouden en kan weer bij zijn voormalige werkgever aan de slag. Hij zou wel hulp in een ambulant kader van de reclassering willen. Naar aanleiding daarvan heeft de officier van justitie tijdens een onderbreking van de zitting telefonisch overleg gehad met de reclassering. Daarbij heeft de reclassering expliciet te kennen gegeven de verdachte niet ambulant te kunnen begeleiden zonder voorafgaande klinische opname. Om die reden, en gelet op wat hierover in het reclasseringsadvies is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat een ambulante behandelverplichting niet werkbaar is en (daarom) geen oplossing kan zijn voor de (verslavings)problematiek van de verdachte. In deze strafzaak is daar ook op een andere wijze geen ruimte voor.
Alles afwegende is de rechtbank daarom van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Zij zal de verdachte dan ook veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 170 dagen.

7.De schade van benadeelden

7.1.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert (in haar herstelvoeging van 15 maart 2024) om de verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.203,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Babyfoon (€ 194,65);
- Wandklok (€ 168,--);
- Televisie (€ 292,77);
- Wifi-versterker (€ 109,--);
- Gasfornuis (€ 149,50);
- Binnendeur (€ 39,13).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,-- gevorderd.
7.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade toewijsbaar is wat betreft de klok, de televisie en het gasfornuis. Verder kan niet worden vastgesteld dat schadeposten tijdens het incident zijn ontstaan. Voor de immateriële schade kan een bedrag van € 750,-- worden toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.3 Het standpunt van de verdediging
Wat betreft de materiële schade is de raadsman het eens met de officier van justitie. Voor immateriële schade is een vergoeding van € 500,-- passend, aldus de raadsman.
7.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten wandklok, televisie en gasfornuis zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ook de opgevoerde schadeposten babyfoon, Wifi-versterker en binnendeur zijn, hoewel betwist, voldoende aannemelijk geworden, omdat uit de bewijsmotivering al blijkt dat de verdachte ook deze goederen heeft vernield.
De rechtbank zal het gevorderde (€ 953,05) daarom volledig toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Gelet op de aard en de ernst van de lichamelijke en psychische gevolgen voor de benadeelde, is een vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats. Onder de omstandigheden waaronder de tegen de aangeefster gepleegde strafbare feiten zijn begaan, die blijken uit de strafmaatoverwegingen, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade (€ 1.250,--) toewijsbaar. Door de benadeelde partij is onderbouwd – onder meer met verwijzing naar andere strafzaken – waarop de gevorderde immateriële schade is gebaseerd. Daarentegen is bij de betwisting niet onderbouwd waarop het gematigde bedrag zou zijn gebaseerd.
De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 5 december 2023, omdat onduidelijk is gebleven op welke datum de onder feit 3 ten laste gelegde bedreigingen zijn geuit en omdat uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de immateriële schade grotendeels op die datum is ontstaan.
7.1.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
7.2.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich (middels casemanager [naam] ) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert om de verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 362,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag ziet op immateriële schade.
7.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde toewijsbaar is en heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
7.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Immateriële schade
Gelet op de aard en de ernst van de psychische gevolgen voor de benadeelde, is een vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats. Onder de omstandigheden waaronder de tegen de benadeelde partij gepleegde strafbare feiten zijn begaan, die blijken uit de strafmaatoverwegingen, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade toewijsbaar.
De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
7.3.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich (middels casemanager [naam] ) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert om de verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 550,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag ziet op immateriële schade.
7.3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde toewijsbaar is en heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
7.3.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Immateriële schade
Gelet op de aard en de ernst van de psychische gevolgen voor de benadeelde, is een vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats. Onder de omstandigheden waaronder de tegen de benadeelde partij gepleegde strafbare feiten zijn begaan, die blijken uit de strafmaatoverwegingen, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade toewijsbaar.
De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 4
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd
feit 5
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
170 (honderdzeventig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.203,05 (bestaande uit € 953,05 voor materiële schade en € 1.250,-- voor immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.203,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.203,05 (zegge: tweeduizend tweehonderddrie euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 362,--, (voor immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 362,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 362,-- (zegge: driehonderdtweeënzestig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 550,--, (voor immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 550,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 550,-- (zegge: vijfhonderdenvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.
Buiten staat
Mr. J.P. Ponsteen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het digitale dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met bestandsnaam: ‘ON00000_2023561238_Pv voorgeleiding op eind-pv.pfd’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 36 tot en met 40.
3.Pagina 7 en 8.
4.Pagina 34.
5.Het schadeopgaveformulier onder punt 4a, en bijlagen 1, 8 en 9. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
6.Het schadeopgaveformulier onder punt 4a, en bijlagen 1, 8 en 13. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
7.Het schadeopgaveformulier onder punt 4a, en bijlagen 1, 15 en 16. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
8.Pagina 101 tot en met 103.
9.Pagina 117 en 118.
10.Pagina 51 en 52.