3.1.[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen:
A. tot betaling aan [eiser] van zijn achterstallig loon, tot periode 05-2024 begroot op een bedrag van € 22.508,10 bruto en tot hervatting van de loonbetalingen aan [eiser] vanaf periode 05-2024 gelijk aan een bedrag van € 4.601,75 bruto per periode van 4 weken (tijdens arbeidsongeschiktheid) inclusief 8% vakantiegeld onder gelijktijdige afgifte van de bijbehorende loonstroken op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dan wel een bedrag dat naar het oordeel van de kantonrechter redelijk is, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat gedaagde na betekening van het door de kantonrechter te wijzen vonnis in gebreke blijft om [eiser] de hiervoor bedoelde loonstroken te overleggen.
B. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW van € 11.254,05 bruto;
C. tot vergoeding aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW van € 1.084,87;
D. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de onder A en B gevorderde bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
voor het geval de kantonrechter oordeelt dat [eiser] niet arbeidsongeschikt is als gevolg van een bedrijfsongeval:
E. tot betaling aan [eiser] van zijn achterstallig loon, tot periode 05-2024 begroot op een bedrag van € 19.545,66 bruto en tot hervatting van de loonbetalingen aan [eiser] vanaf periode 05-2024 gelijk aan een bedrag van € 3.838,39 bruto per periode van 4 weken (tijdens arbeidsongeschiktheid) inclusief 8% vakantiegeld, onder gelijktijdige afgifte van de bijbehorende loonstroken op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dan wel een bedrag dat naar het oordeel van de kantonrechter redelijk is, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat gedaagde na betekening van het door de kantonrechter te wijzen vonnis in gebreke blijft om [eiser] de hiervoor bedoelde loonstroken te overleggen;
F. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging ad 50% ex artikel 7:625 BW van € 9.727,33 bruto;
G. tot vergoeding aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW van € 1.028,50;
H. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de onder E en F gevorderde bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
I. tot afgifte aan [eiser] van zijn geschoonde urenverantwoordingsstaten c.q. rittenstaten vanaf 7 september 2020 zoals bedoeld in artikel 26a lid 2d cao op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dan wel een bedrag dat naar het oordeel van de kantonrechter redelijk is, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat gedaagde na betekening van het door de kantonrechter te wijzen vonnis in gebreke blijft om [eiser] de hiervoor bedoelde geschoonde urenverantwoordingsstaten te overleggen;
J. in de kosten van het geding, inclusief het salaris van de gemachtigde;
K. tot betaling aan [eiser] van de nakosten van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening.
3.1.1.[eiser] heeft, kort samengevat, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagden] het loon niet tijdig en volledig betaalt.