Uitspraak
[overledene],
1.Samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Overijssel
In deze zaak staat de vraag centraal of de vader van eiser geld heeft uitgeleend aan zijn zoon in privé of aan de B.V. van de zoon, die inmiddels failliet is. De executeur-testamentair, die de belangen van de overledene behartigt, heeft een leenovereenkomst overgelegd waaruit zou blijken dat het geld aan de zoon in privé is uitgeleend. De gedaagde, de zoon, betwist dit en stelt dat het geld enkel aan zijn B.V. is uitgeleend. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat deze niet voldoende heeft onderbouwd dat het geld daadwerkelijk aan de gedaagde in privé is verstrekt.
De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 27 mei 2024. Tijdens deze behandeling zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. De vader, die in 2022 is overleden, had zijn zoon benoemd tot executeur. De gedaagde was eigenaar van een B.V. die op 5 september 2012 een lening van € 45.000,- bij de vader heeft afgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat het geld aan de gedaagde in privé is uitgeleend, en dat de rentebetalingen die zijn gedaan, afkomstig waren van de onderneming van de gedaagde.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat voor het bestaan van een afdwingbare geldleningsovereenkomst tussen privépersonen vereist is dat het uitgeleende geld daadwerkelijk aan de lener is verstrekt. Aangezien de eiser niet heeft aangetoond dat dit het geval was, heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 18 juni 2024.