ECLI:NL:RBOVE:2024:3144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
10886325 \ CV EXPL 24-111
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en afwijzing van verrekening in een civiele procedure

In deze civiele procedure vordert [eiser] B.V. betaling van openstaande facturen van [gedaagde], die producten heeft (na)besteld. [gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de facturen, maar doet een beroep op verrekening vanwege twee posten: de inventarisatie van de voorraad Sikkens en een factuur voor herstelwerkzaamheden aan een Porsche. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op verrekening niet slaagt, omdat niet aan de vereisten voor verrekening is voldaan. De samenwerkingsovereenkomst tussen partijen is niet ondertekend, maar de kantonrechter stelt vast dat de bestellingen van [gedaagde] nabestellingen zijn waarvoor facturen zijn verstuurd. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe, inclusief incassokosten en wettelijke handelsrente, en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 11 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10886325 \ CV EXPL 24-111
Vonnis van 11 juni 2024
in de zaak van
[eiser] B.V., h.o.d.n. [eiser]
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Breyta incasso,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf 1],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 januari 2024 met producties
- de conclusie van antwoord van 6 februari 2024 met bijlagen
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de aanvullende producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 5 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De inleiding: waar de zaak over gaat

[eiser] vordert in deze procedure facturen van [gedaagde], omdat [gedaagde] producten heeft (na)besteld. [gedaagde] heeft erkend dat hij de facturen moet betalen, maar doet een beroep op verrekening. Het beroep op verrekening slaagt niet, omdat niet aan de vereisten van verrekening is voldaan. Dit betekent dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.

3.De feiten

3.1.
Tussen [eiser] en [gedaagde] is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld. Deze overeenkomst is niet ondertekend. Een kopie van de samenwerkingsovereenkomst is overgelegd als bijlage 1 van de aanvullende producties.
3.2.
[gedaagde] krijgt startproducten op consignatie basis geleverd. Voor die producten hoeft [gedaagde] niet te betalen. De daaropvolgende bestellingen van [gedaagde] bij [eiser], zijn nabestellingen. De nabestellingen moet [gedaagde] wel betalen.
3.3.
[gedaagde] heeft bij de start van de samenwerking een mengmachine en bijbehorende producten van het merk Wanda geleverd gekregen. [gedaagde] heeft vanaf het begin problemen gehad met Wanda, omdat de gespoten auto’s allemaal een kleurverschil hadden.
3.4.
Vanwege de problemen heeft [eiser] de heer [naam 1] van AkzoNobel ingeschakeld en samen zijn zij bij [gedaagde] geweest. In onderling overleg is afgesproken dat [gedaagde] producten van Sikkens kon afnemen tegen de prijzen van Wanda, voor een periode van dertien maanden.
3.5.
[bedrijf 2] B.V. heeft bij factuur van 23 december 2021 een bedrag van
€ 2.541,00 in rekening gebracht aan [gedaagde] terzake herstelwerkzaamheden van verkeerd gespoten delen bij de Porsche.
3.6.
[eiser] wilde na afloop van de dertien maanden (r.o. 3.4.) weer overgaan op Wanda. Daarom heeft er op 16 augustus 2022 een inventarisatie plaatsgevonden bij [gedaagde] van de Sikkensverf in de mengmachine. De Sikkens-producten zijn door [naam 1]/AkzoNobel meegenomen.
3.7.
Bij e-mail van 22 augustus 2022 heeft [naam 2] van [eiser] [gedaagde] aangeschreven over de inventarisatie. Verder is [gedaagde] er van op de hoogte gebracht dat [eiser] stopt met Sikkens en dat ze weer overgaan op Wanda. Ook heeft [naam 2] verzocht om betaling van de openstaande facturen die zien op de nabestellingen.
3.8.
Bij e-mail van 21 oktober 2022 heeft [naam 2] [gedaagde] laten weten dat ondanks de betalingstoezeggingen, geen betaling is ontvangen.
3.9.
Daarop heeft [gedaagde] bij e-mail van 22 oktober 2022 gereageerd, voor zover van belang als volgt:
‘(…)
Wanneer we de concrete inventarisatie hebben gezien en nadat het verrekend is met de openstaande posten en dan ook nog niet te vergeten de factuur van de Porsche te hebben verrekend zijn wij bereid het eindbedrag te betalen. Zolang dit niet is gebeurd zijn wij ook niet in staat om te betalen..(…)’.
3.10.
Bij e-mail van 26 oktober 2022 heeft [naam 2] aan [gedaagde] laten weten dat de betaling voor 1 november 2022 binnen moet zijn, bij gebreke waarvan zij de zaak uit handen zal geven.
3.11.
Bij e-mail van 1 december 2023 heeft [gedaagde], samengevat, bij [eiser] een creditfactuur opgevraagd, omdat er een mengmachine en producten zijn opgehaald door [naam 3] en [naam 4]. Ook heeft [gedaagde] een creditfactuur opgevraagd ten aanzien van de herstelwerkzaamheden van de Porsche. Zolang deze creditnota’s niet komen, zal [gedaagde] de facturen niet betalen. [gedaagde] schrijft ook dat hij hele zware schade heeft geleden.

4.Het geschil

De vordering4.1.[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 17.982,91, bestaande uit:
- de hoofdsom van € 15.364.85,
- de incassokosten van € 928,65,
- de wettelijke handelsrente tot 27 december 2023 van € 1.689,41,
Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 27 december 2023 moet betalen. Ook vindt [eiser] dat [gedaagde] de proceskosten moet betalen.
4.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser] kort samengevat dat de in rekening gebrachte facturen nabestellingen zijn. [gedaagde] heeft erkend dat hij deze facturen moet betalen, maar is van mening dat hij credit-facturen zou krijgen vanwege twee verrekenposten. [eiser] betwist dat [gedaagde] een beroep toekomt op verrekening.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] erkent de openstaande facturen, maar stelt dat er twee verrekenposten zijn. De eerste verrekenpost betreft de inventarisatie/de voorraad die is opgehaald en de tweede post betreft de factuur van de Porsche. Volgens [gedaagde] is Keuning van [eiser] daarmee akkoord gegaan. Als [eiser] die twee posten verrekent, zal [gedaagde] het restant betalen. [gedaagde] brengt ook naar voren dat hij veel schade heeft geleden.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Een woord vooraf
5.1.
De samenwerkingsovereenkomst is door geen van beide partijen ondertekend. Tijdens de mondelinge behandeling is desgevraagd door partijen uiteengezet wat de samenwerking precies inhield, welke afspraken zijn gemaakt en wat de grondslag is voor de gevorderde facturen. Tussen partijen staat vast dat sprake is van een consignatie, inhoudende dat er materialen bij [gedaagde] (in consignatie) zijn neergezet en waarvoor geen factuur is verstuurd. [gedaagde] kan deze producten gebruiken om omzet te genereren. Op basis van een vast te stellen targetbedrag wordt dan de samenwerking aangegaan. De bestellingen die [gedaagde] doet, zijn nabestellingen. Daarvoor krijgt [gedaagde] facturen toegestuurd.
5.2.
Dat de samenwerkingsovereenkomst niet is ondertekend, is voor de onderhavige zaak niet relevant. Partijen zijn het over de inhoud van de overeenkomst eens en tussen partijen staat niet ter discussie dat de gevorderde facturen van [eiser] zien op nabestellingen van [gedaagde].
Erkenning facturen5.3. [eiser] vordert een bedrag van € 15.364,85 aan nabestellingen van [gedaagde]. Voor dit bedrag zijn diverse facturen verstuurd, zoals gespecificeerd bij de dagvaarding. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de facturen erkend. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom in beginsel kan worden toegewezen. [gedaagde] beroept zich echter op verrekening ten aanzien van twee posten: enerzijds de voorraad Sikkens die is opgehaald (door AkzoNobel) en anderzijds de factuur ten aanzien van de herstelwerkzaamheden van verkeerd gespoten delen van de Porsche.
5.4.
De vraag die in deze zaak voorligt is of [gedaagde] de volledige hoofdsom moet betalen, of dat hij een geslaagd beroep kan doen op verrekening. Om tot het antwoord op die vraag te komen, zal de kantonrechter hierna eerst het juridisch kader van verrekening schetsen. Daarna worden de twee door [gedaagde] genoemde verrekenposten langsgelopen. Ten slotte sluit de kantonrechter af met een conclusie.
Juridisch kader verrekening5.5. Artikel 6:127 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft de schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Lid 3 van genoemd artikel bepaalt dat de bevoegdheid tot verrekening niet bestaat ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen.
5.6.
Artikel 6:136 BW bepaalt dat een rechter een vordering ondanks een beroep van de schuldenaar op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
Verrekenpost 1: de inventarisatie/de voorraad5.7. [gedaagde] stelt dat AkzoNobel de voorraad van de Sikkensverf heeft opgehaald. Dat is materiaal dat [gedaagde] toekomt en daarom vindt hij dat de waarde van de inventarisatie verrekend moet worden met de openstaande posten. Ook omdat hij schade stelt te hebben geleden door het handelen van [eiser]. [eiser] betwist dat [gedaagde] een beroep op verrekening toekomt. Aangezien die producten op basis van consignatie zijn geleverd en er geen factuur voor is verstuurd, kan [gedaagde] ook niet verrekenen. Verder verwijst [eiser] naar een e-mail van 16 maart 2023 van [naam 1] van AkzoNobel aan [naam 2], bijlage 3 van de aanvullende producties.
5.8.
De kantonrechter stelt voorop dat voor een rechtsgeldig beroep op verrekening onder meer is vereist dat sprake is van wederkerig schuldenaarschap. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, aangezien onweersproken vast staat dat het
AkzoNobel is die de voorraad Sikkens bij [gedaagde] heeft geleverd en opgehaald. [eiser] heeft daar niets mee van doen gehad, zo volgt ook uit de e-mail van 16 maart 2023. Om deze reden komt [gedaagde] geen beroep toe op verrekening ter zake de opgehaalde voorraad.
5.9.
Ter verduidelijking voor [gedaagde] merkt de kantonrechter nog op dat al zou
[eiser] de voorraad Sikkens hebben opgehaald, hij nog steeds geen geslaagd beroep kan doen op verrekening in deze procedure. Dat komt omdat in de e-mailberichten tussen partijen geen concrete toezegging is gedaan met betrekking tot de verrekening. Ook is de gestelde tegenvordering niet op eenvoudige wijze vast te stellen, omdat, zo blijkt uit de e-mail van 16 maart 2023, volgens Sikkens alle water gedragen mengkleuren vernietigd zijn vanwege blootstelling aan vorst. Dat brengt met zich dat de waarde van de Sikkens voorraad niet eenvoudig is vast te stellen en daartoe verder bewijs nodig zou zijn. Dit geldt ook voor de door [gedaagde] gestelde schade. Zo ver rijkt een beroep op verrekening niet.
Verrekenpost 2: de Porsche5.10. [gedaagde] stelt dat de factuur van de Porsche van € 2.541,00 zou worden doorgeschoven naar [eiser]. Daarover is overleg geweest met Keuning en hij heeft volgens [gedaagde] ook akkoord gegeven voor de verrekening. Volgens [gedaagde] blijkt ook uit een paar
e-mailberichten (bijvoorbeeld de e-mail 22 oktober 2021 van Keuning aan [naam 2] en van 23 maart 2022 van [naam 2] aan Keuning), dat er verrekend zou mogen worden. [eiser] betwist dat er verrekend kan worden.
5.11.
De kantonrechter stelt vast dat er tussen partijen veel is gezegd en is gesproken over het oplossen van de problemen die [gedaagde] heeft ervaren. Ook constateert de kantonrechter dat er denkrichtingen en mogelijke oplossingen zijn genoemd. Hoewel [gedaagde] heeft toegelicht dat bij hem de verwachting bestond dat [eiser] de factuur van de Porsche zou betalen, is zijn toelichting te weinig om het beroep op verrekening te laten slagen. Dat komt omdat niet is gebleken van concrete toezeggingen vanuit [eiser] over het mogen verrekenen van de factuur van de Porsche bij het einde van de samenwerking. Ook in de door [gedaagde] genoemde e-mailberichten van 22 oktober 2021 en 23 maart 2022 staat daarover niks concreets opgenomen. Uit de laatste e-mail van [naam 2] aan Keuning volgt wel dat [eiser] van plan was mee te denken over de factuur van de Porsche, als er weer zou worden omgeschakeld naar Wanda. Hieraan kon [gedaagde] echter niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat hij de factuur mocht verrekenen bij het einde van de samenwerking. Uit de andere stukken blijkt ook niet dat [eiser] heeft toegezegd dat de factuur mocht worden verrekend. Dit betekent dat aan de voorwaarden voor een beroep op verrekening niet is voldaan. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] ook ten aanzien van deze post geen beroep kan doen op verrekening.
Conclusie5.12. Aangezien [gedaagde] de hoofdsom heeft erkend en het beroep op verrekening niet slaagt, moet hij € 15.364,85 aan [eiser] betalen. Dit betekent dat de kantonrechter de gevorderde hoofdsom toewijst.
Incassokosten en wettelijke handelsrente5.13. [eiser] vordert € 928,65 aan incassokosten. [gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
5.14.
[eiser] vordert € 1.689,41 aan wettelijke handelsrente, berekend tot en met 26 december 2023. Tevens vordert [eiser] de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 27 december 2023. [gedaagde] heeft de rente niet weersproken en die rente zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten5.15. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld. Daarom moet hij de proceskosten, inclusief de nakosten, betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 116,39
- griffierecht € 1.409,00
- salaris gemachtigde € 792,00 (2 punt x tarief van € 396,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 2.452,39

6.De beslissing

de kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 17.982,91 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 15.364,85 vanaf 27 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.452,39 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2024.