ECLI:NL:RBOVE:2024:308

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10694515 CV EXPL 23-3238
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak tussen de stichting Woningstichting De Woonplaats en een gedaagde, die in persoon procedeert, heeft de kantonrechter op 2 januari 2024 uitspraak gedaan. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 5.560,08, wat leidde tot de vordering van De Woonplaats om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen. De huurovereenkomst was ingegaan op 6 maart 2023 en was aangegaan voor onbepaalde tijd, met een huurprijs van € 813,59 per maand. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand was, maar gaf aan dat dit te wijten was aan financiële problemen en dat zij recentelijk weer werk had gevonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ernstig tekort was geschoten in haar huurdersverplichtingen, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter hield rekening met de belangen van de kinderen van de gedaagde, maar concludeerde dat deze niet opwogen tegen de belangen van De Woonplaats. De gedaagde werd veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en de huurachterstand te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kosten van de procedure werden ook aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10694515 CV EXPL 23-3238
Vonnis van 2 januari 2024
in de zaak van:
de stichting
Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna ook wel De Woonplaats te noemen,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
- tegen -
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1
Deze blijkt uit tussenvonnis van 3 oktober 2023 waarbij bepaald werd dat in deze zaak een mondelinge behandeling zou moeten plaatsvinden.
1.2
De mondelinge behandeling werd vastgesteld en gehouden op 5 december 2023. Namens De Woonplaats is verschenen mevrouw [naam 1] , bijgestaan door mevrouw [naam 2], verbonden aan GGN Mastering Credit. Ook [gedaagde] is verschenen.
De Woonplaats heeft ter zitting een actueel overzicht overgelegd van de door [gedaagde] opgelopen huurachterstand.
Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Tussen De Woonplaats en [gedaagde] bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres]. De huurovereenkomst is ingegaan op
6 maart 2023 en is aangegaan voor onbepaalde tijd. De huurprijs bedraagt thans € 813,59 per maand.
2.2.
Op het moment dat de inleidende dagvaarding werd betekend, 24 augustus 2023, had [gedaagde] , moeder van twee kinderen, een huurachterstand van € 4.746,49, berekend tot en met de maand augustus 2023.
2.3
Op de dag van de mondelinge behandeling, 5 december 2023, was de huurachterstand tot en met de maand november 2023 opgelopen tot € 5.560,08. De op dat moment reeds verschuldigde huur over de maand december 2023 was ook niet betaald.

3.Het geschil

de vordering:
3.1
De Woonplaats vordert, uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning aan de [adres] met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurachterstand vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en € 813,59 per maand zolang de woning niet ontruimd is, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering legt De Woonplaats kort gezegd het volgende ten grondslag. De huurachterstand is hoger dan drie maanden, zodat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De Woonplaats heeft de huurachterstand gemeld bij de gemeente. Daarmee heeft De Woonplaats voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
het verweer:
3.3
[gedaagde] betwist de huurachterstand niet. De oorzaak daarvan is dat zij nog loon tegoed had van haar voormalige werkgever maar dat niet kreeg. Vanaf april 2023 ontving [gedaagde] een uitkering van het UWV maar op dat moment waren er al meerdere schulden ontstaan en lag er loonbeslag. [gedaagde] heeft geprobeerd een aantal betalingsregelingen na te komen, maar dat is niet gelukt. [gedaagde] wil betalen en kan dat binnenkort ook nu zij een aantal weken gewerkt heeft als zzp’er. Zij wil beslist haar woning behouden en wil niet op straat belanden met haar twee kleine kinderen.

4.De beoordeling

t.a.v. de huurachterstand
4.1
De hoogte van de huurachterstand en de periode waarover deze al bestaat, maken dat
[gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar huurdersverplichtingen. [gedaagde] heeft de huurachterstand ook niet betwist, zodat de vordering tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente, kan worden toegewezen.
t.a.v. de buitengerechtelijke kosten
4.2
De Woonplaats maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 528,69 incl. btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is.
Het gevorderde bedrag, dat in overeenstemming is met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit is gebaseerd op een tussen partijen overeengekomen beding, namelijk artikel 13.2 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 5 BW mag bij overeenkomst niet ten nadele van de consument van de wettelijke tarieven worden afgeweken. De kantonrechter constateert dat voormeld beding niet ten nadele van de consument, in dit geval [gedaagde] , afwijkt en overeenkomt met de bepalingen van artikel 6:96 BW. Voormelde tarieven worden geacht redelijk te zijn. De vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten is daarom toewijsbaar.
t.a.v. de ontbinding en ontruiming
4.3
Kern van het geschil is de vraag of de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Volgens artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4
Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) moeten, bij de beoordeling of het tot een ontbinding en ontruiming moet komen, de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Dat betekent echter niet dat een huurovereenkomst met een huurder met minderjarige kinderen niet mag worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen, in dit geval [gedaagde] , zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van [gedaagde] zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor haar kinderen zoveel mogelijk te beperken.
4.5
Bij gelegenheid van de rolzitting d.d. 19 september 2023 werd [gedaagde] erop gewezen dat, gelet op de huurachterstand en de dreigende uithuiszetting, er mogelijkheden waren om hulpverlenende instanties (o.a. de gemeentelijke schuldhulp) in te schakelen. Ook werd gewezen op de mogelijkheid om zich te wenden tot de Stadsbank.
4.6
Desgevraagd gaf [gedaagde] bij de mondelinge behandeling aan dat zij na die zitting wel contact heeft opgenomen met o.a. de gemeente en het ROZ maar dat dit allemaal tot niets had geleid. Enige onderbouwing hiervan ontbreekt echter. [gedaagde] heeft ook nog gesteld dat zij binnenkort haar eerste loon zou ontvangen, maar of zij daadwerkelijk aan het werk is gegaan, als zzp’er of als werkneemster en wie haar opdrachtgever dan wel werkgever zou zijn, is niet met stukken onderbouwd en blijft in het luchtledige hangen.
De kantonrechter kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde] tot aan de mondelinge behandeling de ernst van de situatie niet heeft ingezien of heeft willen inzien: van de negen maanden die zij de woning inmiddels gehuurd heeft, zijn slechts 2 huurtermijnen betaald terwijl, dat moet ook geconstateerd worden, niet aangetoond is dat
[gedaagde] enige concrete acties heeft ondernomen of moeite heeft gedaan om (eindelijk) te kunnen voldoen aan haar huurbetalingsverplichting om zo een dreigende ontruiming te voorkomen.
4.7
Al met al dient, rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen, het belang van
[gedaagde] voor het behoud van haar woning, te wijken voor de belangen van De Woonplaats. Gezien het ernstige betalingsverzuim kan van De Woonplaats niet worden gevergd om de huurovereenkomst met [gedaagde] nog langer te laten voortduren. Ontbinding van de huurovereenkomst wordt dan ook gerechtvaardigd geacht. Wel ziet de kantonrechter, gelet op het belang van de kinderen, aanleiding om een langere ontruimingstermijn toe te kennen. Een ontruimingstermijn van drie maanden na betekening van het vonnis wordt redelijk geacht om [gedaagde] in staat te stellen om, al dan niet met de nodige hulp, een vervangende woonruimte te vinden.
4.8
Zover hoeft het echter niet te komen. Ter zitting werd namelijk door De Woonplaats aangegeven dat zij niet tot ontruiming zal overgaan indien [gedaagde] de lopende huur gaat betalen en de huurachterstand middels een afbetalingsregeling met behulp van de Stadsbank en/of de gemeente Hengelo in gaat lopen. Het vonnis, met daarin een toegewezen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan dan beschouwd worden als de spreekwoordelijke stok achter de deur.
4.9
Vermeldenswaard daarbij is dat de kantonrechter in het kader van het schuldenproject bij deze rechtbank, na afloop van de zitting contact heeft opgenomen met de gemeente Hengelo waarbij direct een afspraak is gemaakt tussen de gemeente en [gedaagde] voor een eerste intake. Het is verder aan [gedaagde] om te zorgen dat de door haar te maken afspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen. In dat geval zal het vonnis bij de deurwaarder op de plank kunnen blijven liggen.
4.1
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres];
5.2
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van De Woonplaats te stellen en te laten;
5.3
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Woonplaats te betalen:
 het bedrag van € 5.296,47 vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.746,49 vanaf 24 augustus 2023 tot de dag der algehele voldoening;
 de vervallen en nog te vervallen huurpenningen vanaf september 2023, thans bedragende € 813,59 per maand of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
 als schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst een bedrag van € 813,59 per maand ( of gedeelte daarvan) of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 1.303,86 waaronder € 660,00 wegens het salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.