ECLI:NL:RBOVE:2024:3075

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
C/08/308688 / KG ZA 24-9
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over informatieverplichting en lijfsdwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 juni 2024 een vonnis gewezen in een kort geding tussen [eiser] B.V. MAKELAARS EN TAXATEURS en [gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf]. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot het verstrekken van informatie over haar inkomens- en vermogenspositie. Dit was het gevolg van een eerder tussenvonnis van 23 februari 2024, waarin de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] had toegewezen, maar de beslissing over lijfsdwang had aangehouden. [gedaagde] was niet verschenen op de voortgezette mondelinge behandeling, ondanks correcte oproeping.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevorderde lijfsdwang niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien het feit dat [gedaagde] niet aan haar informatieverplichting had voldaan, ondanks eerdere veroordelingen en dwangsommen. De advocaat van [eiser] had meerdere pogingen ondernomen om contact te krijgen met [gedaagde], maar zonder succes. De rechtbank oordeelde dat de afdwingbaarheid van de naleving van de veroordeling door andere middelen niet mogelijk was en dat het belang van [eiser] de toepassing van lijfsdwang rechtvaardigde.

De rechtbank heeft de veroordeling uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard, met een maximale duur van dertig dagen, en [gedaagde] werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 112,37, inclusief wettelijke rente indien niet tijdig betaald. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.H. de Haan.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/308688 / KG ZA 24-9
Vonnis in kort geding van 7 juni 2024
in de zaak van
[eiser] B.V. MAKELAARS EN TAXATEURS,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.P.H. van Maanen Winters te Arnhem,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 februari 2024;
- het exploot betekenen deelvonnis met oproeping van 5 maart 2024;
- de akte met twee aanvullende producties van [eiser];
- de voortzetting van de mondelinge behandeling van 5 juni 2024, waarbij de advocaat van [eiser] is verschenen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op grond van een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft [eiser] een bedrag van [gedaagde] te vorderen gekregen. [eiser] vordert in de kort geding procedure – kort samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot het verstrekken van informatie over haar inkomens- en vermogenspositie en haar voor verhaal vatbare goederen. Dit op straffe van een dwangsom en, als [gedaagde] in gebreke blijft met het afleggen van desbetreffende verklaring, lijfsdwang.
2.2.
In het tussenvonnis van 23 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] toegewezen. De beslissing over de gevorderde lijfsdwang is aangehouden. Hiervoor is een voortgezette mondelinge behandeling bepaald. [eiser] heeft het tussenvonnis op 5 maart 2024 aan [gedaagde] doen betekenen. In datzelfde exploot is [gedaagde] ook opgeroepen om op de voortgezette mondelinge behandeling te verschijnen. [gedaagde] was echter, ondanks correcte oproeping, afwezig zonder bericht van verhindering.
2.3.
De gevorderde lijfsdwang komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. Uit de verklaringen van de advocaat van [eiser] tijdens de voortgezette mondelinge behandeling en uit de overgelegde producties volgt immers dat [gedaagde], ondanks het tussenvonnis en de daarin toegewezen dwangsommen die reeds tot het maximumbedrag zijn verbeurd, nog steeds niet aan haar informatieverplichting heeft voldaan. [gedaagde] heeft kort voor de voortgezette mondelinge behandeling voor het eerst ergens op gereageerd door naar de advocaat van [eiser] twee korte e-mails te sturen, maar daar is het bij gebleven. De advocaat van [eiser] heeft [gedaagde] hierna nog meerdere keren gebeld, maar kreeg geen gehoor.
2.4.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om aan de in het tussenvonnis op het punt van de informatieverplichting uitgesproken veroordeling lijfsdwang te verbinden als wijze van tenuitvoerlegging. Voldoende gebleken is dat de afdwingbaarheid van de naleving van de in het kort geding vonnis uitgesproken veroordeling door een ander middel dan lijfsdwang geen uitkomst biedt en dat het belang van [eiser] toepassing van lijfsdwang jegens [gedaagde] rechtvaardigt. Niet is gebleken dat [gedaagde] buiten staat is aan de veroordeling tot informatieverstrekking te voldoen.
2.5.
De lijfsdwang zal worden toegewezen als onder de beslissing is vermeld. Gezien de ingrijpende aard van lijfsdwang zal de totale duur van dit dwangmiddel worden beperkt tot dertig dagen.
2.6.
De vordering van [eiser] is hiermee in zijn geheel toegewezen. In het tussenvonnis is [gedaagde] al veroordeeld tot betaling van de tot dan toe gemaakte proceskosten (inclusief nakosten). De voorzieningenrechter zal haar in dit eindvonnis veroordelen tot betaling van de hierna resterende kosten. Die kosten worden tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 112,37 aan (extra) betekeningskosten.
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over voornoemde proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verklaart de veroordeling genoemd in r.o. 3.1 (de informatieverplichting) van het kort geding vonnis van deze rechtbank van 23 februari 2024, met kenmerk C/08/308688 / KG ZA 24-9, uitvoerbaar bij lijfsdwang indien [gedaagde] niet binnen acht dagen na de dag van de betekening van onderhavig vonnis - met bevel tot nakoming - aan bedoelde veroordeling heeft voldaan en bepaalt de periode van lijfsdwang op maximaal dertig (30) dagen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 112,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 112,37 als dit bedrag niet binnen veertien dagen na de dag van de aanschrijving is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.