ECLI:NL:RBOVE:2024:3070

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10994914 \ CV EXPL 24-1099
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak vordert Vechtdal Wonen, de verhuurder, ontbinding van de huurovereenkomst met de huurders, die in een woning wonen met hun vier minderjarige kinderen. De verhuurder stelt dat de huurders hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen, met een huurachterstand van € 6.576,56 ten tijde van de dagvaarding. De huurders hebben de achterstand deels ingelopen, maar er resteert nog een bedrag van € 3.211,32. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 mei 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de overeenkomst zijn die de huurders benadelen, maar dit bleek niet het geval. De huurders erkennen de achterstand, maar willen in de woning blijven wonen. De kantonrechter heeft de belangen van de minderjarige kinderen in overweging genomen, maar oordeelt dat de betalingsachterstand van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft besloten om de ontbinding en ontruiming toe te wijzen, maar met een ontruimingstermijn van drie maanden, zodat de huurders de kans krijgen om hulp te zoeken en een laatste kansovereenkomst met de verhuurder te sluiten. Daarnaast zijn de huurders veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10994914 \ CV EXPL 24-1099
Vonnis van 4 juni 2024
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,
gevestigd te Ommen,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen huurders,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 27 maart 2024
1.2.
De heer [gedaagde 1] procedeert (met volmacht) mede namens zijn partner mevrouw [gedaagde 2] . De mondelinge behandeling is gehouden op 21 mei 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Verhuurder is in de gelegenheid gesteld om nog een akte te nemen. Dat heeft zij op 23 mei 2024 gedaan. Huurder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om daar nog op te reageren.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 738,45 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de dagvaarding € 6.576,56 bedroeg. Verhuurder heeft bij akte van 23 mei 2024 een actueel overzicht van de huurachterstand overgelegd. Huurders hebben de achterstand deels ingelopen, de huidige achterstand bedraagt € 3.211,32 berekend tot en met mei 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurders hun betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet zijn nagekomen.
3.2.
Huurders erkennen de huurachterstand, maar zij willen graag in de woning blijven wonen samen met vier minderjarige kinderen.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand.
4.2.
Omdat huurders erkennen dat zij de huurachterstand van € 3.211,32 moeten betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel rechtvaardigt. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling is besproken dat huurders vier minderjarige kinderen hebben die ook in de woning wonen. Op grond van artikel 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Dat betekent echter niet dat de huurovereenkomst met huurders met minderjarige kinderen niet mag worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe zelf verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van de ouders zelf om de nadelige effecten van de ontruiming van hun kinderen zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen.
4.5.
Naast het feit dat er minderjarige kinderen in de woning wonen, heeft de kantonrechter zorgen over de stabiliteit van de financiële situatie van huurders. Huurders staan (nog) niet onder beschermingsbewind en de heer [gedaagde 1] is pas recent bij een psycholoog in behandeling voor zijn gokverslaving. Daarnaast staat de heer [gedaagde 1] nog op de wachtlijst bij Tactus verslavingszorg. Verhuurder heeft ter zitting aangevoerd dat zij eerder hulp heeft aangeboden aan huurders, maar dat dit door huurders is geweigerd. Verhuurder heeft wel toegezegd dat zij niet zomaar over zal gaan tot ontruiming van de woning, omdat zij dit vonnis zal gebruiken om huurders te bewegen om onder bepaalde voorwaarden een laatste kansovereenkomst met verhuurder overeen te komen. De kantonrechter vertrouwt er op dat verhuurder zich aan haar toezegging zal houden. Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie aanleiding om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen, maar met een ruimere ontruimingstermijn van drie maanden in het belang van huurders en hun kinderen. De kantonrechter benadrukt dat het voor huurders van groot belang is dat zij de hulp van verhuurder aanvaarden en dat zij meewerken en akkoord gaan met de laatste kansovereenkomst aangeboden door verhuurder.
4.6.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 april 2024 tot aan de datum van de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.7.
De wettelijke rente zal worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 762,27 zal ook, als onweersproken, worden toegewezen. Verhuurder heeft in artikel 13.2 van de algemene huurvoorwaarden een beding opgenomen dat eerlijk is. Ook heeft verhuurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met in het Besluit bepaalde tarief.
De proceskosten.
4.9.
Huurders zullen als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 138,81
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief € 339,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.475,81

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres] ;
5.2.
veroordeelt huurders om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen;
5.3.
veroordeelt huurders hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 3.211,32 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand mei 2024;
de wettelijke rente over € 5.862,77 vanaf 15 maart 2024 tot 3 april 2024;
de wettelijke rente over € 5.861,77 vanaf 3 april 2024 tot 15 mei 2024;
de wettelijke rente over € 5.123,32 vanaf 15 mei 2024 tot 21 mei 2024;
de wettelijke rente over € 3.211,32 vanaf 21 mei 2024 tot de dag van betaling;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 april 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt huurders hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.475,81, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als huurder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet huurder ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024. (jjm)