ECLI:NL:RBOVE:2024:3019

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
11102241 CV EXPL 24-1757
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [gedaagde]. Eisers vorderden de ontruiming van de gehuurde woning en betaling van achterstallige huur. De rechtbank oordeelde dat gedaagde de huur niet had betaald en overlast veroorzaakte. De gedaagde huurde sinds 23 maart 2010 de benedenwoning aan de [adres]. De huurprijs bedroeg € 547,94 per maand, met bijkomende kosten voor gas, water en elektra. Gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van zes maanden, wat leidde tot een totale vordering van € 4.637,64, te vermeerderen met wettelijke rente.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eisers tot ontruiming van de woning gegrond was, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, en er was verstek verleend. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de sleutels af te geven aan eisers. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De vordering tot betaling van boetes en herstelkosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eisers direct actie kunnen ondernemen om de ontruiming te laten uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11102241 CV EXPL 24-1757
Vonnis in kort geding van 6 juni 2024
in de zaak van
[eiser 1] en [eiser 2],
wonend te [woonplaats 1],
eisers, hierna samen ook wel in enkelvoud te noemen [eisers] c.s.,
gemachtigde: mr. J. Schutrups, Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna ook wel te noemen [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens [eisers] c.s. op 27 mei 2024 betekende dagvaarding met producties, waarbij [eisers] c.s. een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 4 juni 2024. Mevrouw [eiser 2]
is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. Schutrups.
Tegen de niet verschenen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
Het standpunt van [eisers] c.s. is toegelicht door de gemachtigde.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 23 maart 2010 de benedenwoning aan de [adres]. In eerste instantie huurde hij de woning van de toenmalige eigenaren [naam] en [naam]. Na verkoop en overdracht van het gehuurde per 30 maart 2020 is [eisers] c.s. de eigenaar en verhuurder van de woning.
2.2.
Op dit moment is de huurprijs € 547,94 per maand en het voorschot voor gas, water en elektra € 225,00, zodat de totale betalingsverplichting € 772,94 per maand is.
2.3.
Het pand aan de [adres] bestaat uit een benedenwoning en een bovenwoning; [gedaagde] huurt de benedenwoning.
2.4.
De goederen die toebehoren aan [gedaagde] waren onder bewind gesteld sinds 20 januari 2015. Tijdens de onderbewindstelling werd de huur betaald. Bij beschikking van 12 december 2023 is het bewind over de goederen van [gedaagde] opgeheven
per 26 december 2023.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen. De dagvaarding is op 27 mei 2024 in een gesloten envelop betekend aan het woonadres van [gedaagde].
3.2.
[eisers] c.s. vordert - samengevat – om [gedaagde] te veroordelen
I om binnen één week na dagtekening van dit vonnis de woning aan de [adres] volledig te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter beschikking te stellen aan [eisers] c.s.;
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 11.295,38 binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure binnen veertien dagen na dagtekening dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet is tijdig betaald en met de nakosten waaronder eventuele ontruimingskosten.
Ter onderbouwing van de vorderingen is het volgende aangevoerd. Sinds de bewindvoering is stopgezet, is de huur helemaal niet meer betaald. [eisers] c.s. heeft [gedaagde] aangemaand maar inmiddels is de achterstand tot en met mei 5 x € 772,94 = € 3.864,70. Ten tijde van de zitting is inmiddels ook de huur voor juni verschuldigd.
Daarnaast vordert [eisers] c.s. ook boetes op basis van de Algemene Bepalingen bij de huurovereenkomst. Sinds juni 2023 zijn wekelijks boetes in rekening gebracht voor
niet opruimen van afval en dergelijke uit tuin (€ 34,80 per dag), parkeren op het terrein van bakkerij (€ 34,80 per dag in 2023, € 37,88 in 2024) en medegebruik woning (€ 53,03 per persoon per dag). Ook zijn er kosten van € 1.119,25 in rekening gebracht voor een nieuwe buitendeur, nadat [gedaagde] de deur in juni 2023 had vernield. De boetes en herstelkosten voor de deur zijn bij elkaar € 7.430,68.
[eisers] c.s. heeft vanaf januari 2024 aanmaningen gestuurd voor de ontstane huurachterstand. In februari 2024 zijn de wettelijke rente over de achterstand en de incassokosten aangezegd. Ook is [gedaagde] gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening via de gemeente. Omdat [gedaagde] niet reageerde, is bij de gemeente melding gemaakt van de huurachterstand.
In een e-mail van 8 maart 2024 stelt [gedaagde] dat zijn bewindvoerder ten onrechte en zonder zijn toestemming boetes heeft betaald; hij vordert de bedragen terug. Ook vordert hij huur vanaf 16 juli 2021 terug omdat de woning onbewoonbaar zou zijn. Kennelijk is hij van mening dat hij niet meer hoeft te betalen, want ook de huur voor maart, april en mei worden niet voldaan. In een brief van 25 april 2024 is een kort geding terzake ontruiming aangekondigd als de achterstand niet voor 1 mei 2024 is betaald.
Naast de huurachterstand is er volgens [eisers] ook sprake van overlast, die de ontruiming rechtvaardigt. [gedaagde] valt medewerkers van de naastgelegen bakkerij lastig, veroorzaakt vernielingen, hij laat derden in de woning verblijven, parkeert op het terrein van de bakkerij en hij ruimt afval niet op.
3.3.
De vordering betreffende de huurachterstand komt de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoort daarom te worden toegewezen.
Het gaat om € 772,94 per maand vanaf januari 2024, tot en met juni € 4.637,64, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is toewijsbaar de wettelijke rente over het toegewezen bedrag indien niet binnen deze termijn wordt betaald.
De vorderingen voor boetes zullen worden afgewezen. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat de algemene bepalingen waarop deze zouden zijn gebaseerd, niet bij de dagvaarding zijn gevoegd. Maar daarnaast roept het vragen op dat een huurder zulke forse boetes zou verbeuren voor parkeren op de verkeerde plaats of voor de aanwezigheid van andere personen in de woning. Van dergelijke voorwaarden – als zou komen vast te staan dat die zijn overeengekomen - zal moeten worden getoetst of die redelijk zijn en daarvoor leent een kort geding zich niet.
De vordering voor vergoeding van de kosten van een nieuwe deur is ook niet toewijsbaar in kort geding; een factuur ter onderbouwing van het bedrag ontbreekt.
De vordering tot ontruiming van de woning zal worden toegewezen gezien de forse achterstand van zes maanden. Daarom hoeft hetgeen verder is aangevoerd over overlast niet te worden besproken.
Op het moment van de zitting is de woning niet toegankelijk omdat er politieonderzoek plaatsvindt. Het is niet duidelijk wanneer de woning zal worden vrijgegeven. Daarom zal worden bepaald dat de woning moet worden ontruimd binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans nadat de woning is vrijgegeven als dat later is.
Er is ook gevorderd een machtiging te verstrekken aan [eisers] c.s. om de ontruiming te laten uitvoeren door de deurwaarder, op kosten van [gedaagde]. Die machtiging wordt niet gegeven omdat de bevoegdheid voor de deurwaarder om de ontruiming uit te voeren al volgt uit de wet. Indien [gedaagde] nalaat om zelf de woning te ontruimen zullen de daarmee gepaard gaande (redelijke) kosten voor zijn rekening komen.
3.4.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De proceskosten van [eisers] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten + betekening €
102,00plus betekeningskosten
Totaal € 895,38
3.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing in kort geding

I Veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen veertien dagen nadat de woning is vrijgegeven door de politie, als dat later is, de gehuurde woning aan de [adres] volledig en behoorlijk met al zijn eigendommen te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eisers] c.s. te stellen en te houden.
II Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] c.s. van € 4.637,64 binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien niet tijdig wordt betaald.
III Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 895,38 plus de kosten van betekening, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met
de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek als niet tijdig wordt betaald.
IV Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024
(RS(O)