ECLI:NL:RBOVE:2024:2946

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
71-142189-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in drugs met aanzienlijke hoeveelheden heroïne

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, specifiek het invoeren van 214,94 kilogram heroïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 288 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk binnenbrengen van heroïne, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het transport van de heroïne, waarbij hij zijn bedrijf als dekmantel gebruikte. De verdachte heeft contact onderhouden met de chauffeur van de vrachtautocombinatie en heeft betalingen verricht voor het transport. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte als medepleger gekwalificeerd, gezien de nauwe samenwerking met zijn medeverdachten en de rol die hij speelde in het logistieke proces van de drugshandel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordeling en de impact van zijn detentie in Irak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de straf passend is, gezien de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71-142189-21 (P)
Datum vonnis: 5 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 april 2024, 23 april 2024 en 28 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat in Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen, opzettelijk, 214,94 kilogram heroïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en/of heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 25 maart 2021 te Tilburg en/of [plaats 1] en/althans (elders) in Nederland en/of te Antwerpen (België)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
- opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 214,94 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk betrokken is geweest bij de invoer van verdovende middelen. Ook heeft de raadsman bepleit dat vrijspraak dient te volgen, omdat de bijdrage van verdachte onvoldoende moet worden geacht om te kunnen spreken van medeplegen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Hieronder zal de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden uiteenzetten om vervolgens de overwegingen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte en zijn opzet op de invoer van heroïne te bespreken. Daarna zal het medeplegen aan bod komen. Verdachte zal hierna [verdachte] worden genoemd en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zullen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden genoemd.
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Transport en aantreffen heroïne
[verdachte] is geboren in Irak en is van Irak naar Iran gevlucht. [2] Hij was tot zijn aanhouding op
1 juni 2021 de gebruiker van een Apple IPhone 12, waarin een simkaart met het mobiele nummer [telefoonnummer] is aangetroffen. [3] Hij maakte op dat moment al tien jaar gebruik van dit nummer en was de enige gebruiker van voornoemde Apple IPhone 12. [4]
[verdachte] is (mede)eigenaar van het bedrijf [bedrijf] in [vestigingsplaats] (België). [5] Met ingang van
1 november 2020 is [verdachte] op naam van [bedrijf] een huurovereenkomst aangegaan voor een opslagruimte aan de [adres 1] in [plaats 1]. Deze loods werd in de periode daarvoor door [medeverdachte 2] gehuurd. [6] Op 19 februari 2021 vroeg [medeverdachte 2] aan [verdachte] om hem zijn
e-mailadres te sturen. [verdachte] stuurde hem via Whatsapp het e-mailadres [e-mailadres]. [7]
Op 25 maart 2021 hield de vrachtautocombinatie voorzien van het Poolse kenteken
[kenteken 1] zich omstreeks 03:36 uur op in Nederland, op de Rijksweg A67 nabij Venlo. De vrachtautocombinatie reed via Geldrop naar de Belgische grens en vervolgde zijn weg in de richting van Antwerpen. [8] De Belgische opsporingsdiensten troffen die ochtend 214,94 kilogram [9] heroïne [10] aan in de in de vrachtautocombinatie aanwezige houten pallets waarop zakken met witte bonen lagen. Onderdelen van de pallets waren uitgehold en gevuld met blokken heroïne. In de vrachtauto troffen zij een handgeschreven notitie aan met daarop de vermelding ‘klant’, het telefoonnummer [telefoonnummer] en de adresgegevens [adres 1] [plaats 1] (NL). [11]
In de telefoon van [verdachte] bevond zich een factuur van een bedrijf uit ‘Kyrgyzstan’. Daarop stond als koper vermeld: “[bedrijf]”, als bestemming ‘[adres 2] [plaats 1] Nederland’ en als omschrijving van de goederen “white beans” met een totale waarde van
$ 22.750,--. Ook stond het kenteken [kenteken 1], van voornoemde vrachtautocombinatie, hierop vermeld. [12]
[verdachte] onderhield via Whatsapp contact met de chauffeur van voornoemde vrachtautocombinatie, die hij als contactpersoon heeft opgeslagen in zijn telefoon als “Kyrgizie”. [13] De chauffeur is naar Antwerpen gereden voor het inklaren van de goederen. [verdachte] betaalde de chauffeur op zijn verzoek twee keer € 1.000,--. [14] De eerste € 1.000,-- toen de chauffeur in Antwerpen was en de tweede € 1.000,-- bij de loods in [plaats 1].
OVC-gesprekken
Op 19 februari 2021 [15] omstreeks 10:47 uur werd in het voertuig van het merk Range
Rover met kenteken [kenteken 2] gesproken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Zij bespraken dat [verdachte] het
e-mailadres van zijn bedrijf moest doorgeven, gewoon via Whatsapp. [medeverdachte 1] vroeg aan [medeverdachte 2] of op de documenten te zien zal zijn dat “het” uit Iran afkomstig is. [medeverdachte 2] zei: ‘Nee, Kirgizië’. [medeverdachte 1] vroeg of het met acht dagen hier was, wat [medeverdachte 2] bevestigde. [medeverdachte 1] vroeg vervolgens: ‘Hebben wij deze Iraniër (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) trouwens 50 toegezegd of 40?’ [medeverdachte 2] zei dat het 40 (de rechtbank begrijpt: € 40.000,--) was. [medeverdachte 1] vroeg vervolgens of [verdachte] zijn e-mail al had gestuurd, wat [medeverdachte 2] bevestigde. Even later zei [medeverdachte 1]: ‘Maar als het wordt gepakt zal [verdachte] jou en mij erbij lappen! Hij zal met 90% zekerheid gaan praten! Laat ik je dat zeggen.’ [medeverdachte 2] zei daarop: ‘Ja [verdachte] zal wel gaan praten.’
Op 8 maart 2021 [16] omstreeks 12:55 uur werd in hetzelfde voertuig opnieuw gesproken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] zei dat [verdachte] er vandaag wat relaxter uitzag, waarop [medeverdachte 2] zegt: ‘Als het hopelijk veilig en wel dinges is dan zal hij nog relaxter zijn.’
Ook op 19 maart 2021 [17] omstreeks 11:29 uur werd in het betreffende voertuig gesproken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Tijdens hun gesprek belde [medeverdachte 2] met [verdachte] over het moment dat de chauffeur zal arriveren. [verdachte] zei dat dit waarschijnlijk morgen zal zijn. Nadat [medeverdachte 2] het gesprek met [verdachte] beëindigde, praatte hij verder met [medeverdachte 1]. Laat ‘het’ eerst maar komen, zei [medeverdachte 1], waarop [medeverdachte 2] zei: ‘[verdachte] wil niet dat andere mensen het zien’. [medeverdachte 1] zei:
‘[verdachte] weet nu ook al waar het ‘spul/goed’ in zit!’. [medeverdachte 2] zei vervolgens: ‘Ja. En dit is een oude methode he!’, waarop [medeverdachte 1] zei: “Ja in de poten van pallets”. Daarna bespraken ze dat het mooie eraan is dat ‘het’ niet direct van ‘daar’ kwam, maar dat op de papieren staat dat het uit Kirgizië kwam.
Op 22 maart 2021 [18] omstreeks 12:03 uur zat [medeverdachte 1] met zijn zwager in het voornoemde voertuig. [medeverdachte 1] sprak met hem over de verdeling van de opbrengsten van een gesloten ‘deal’. Zijn zwager vroeg: ‘maar jij bent er niet bij met uithalen?’. [medeverdachte 1] zei: ‘Nee ik ben er niet bij. [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) gaat doen. En die Iranees met die baard van hem (de rechtbank begrijpt: [verdachte])’.
Observaties
Op 11 maart 2021 omstreeks 15:37 uur waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen met [verdachte] bij de loods aan de [adres 1] in [plaats 1]. Op 15 maart 2021 werden er in aanwezigheid van [medeverdachte 2] en [verdachte] goederen uit de loods gehaald en geplaatst in een vrachtwagen. Op 17 maart 2021 omstreeks 10:56 uur kwam [medeverdachte 2] aan bij de loods, opende hij de deur met een sleutel en ging hij de loods binnen. [medeverdachte 1] kwam omstreeks 12:03 uur aan bij de loods en ging naar binnen. Omstreeks 13:10 uur verliet hij de loods weer. [verdachte] kwam omstreeks 12:47 uur aan bij de loods en ging naar binnen. Omstreeks 15:38 uur verliet [verdachte] de loods weer. Op 25 maart 2021 omstreeks 10:20 uur kwam [verdachte] aan bij de loods, opende hij de deur met een sleutel en ging hij de loods binnen. Omstreeks 10:48 uur vertrok hij weer. Omstreeks 15:10 uur kwam [medeverdachte 2] aan bij de loods, opende hij de deur met een sleutel en ging hij de loods binnen. Vervolgens vertrok hij enkele minuten later weer na het pand te hebben afgesloten. [19]
3.3.2
Overwegingen en conclusies
Betrokkenheid en rol verdachte
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
25 maart 2021 214,94 kilogram heroïne is onderschept in België en dat de beoogde bestemming van de heroïne Nederland was. Alleen het inklaren moest in Antwerpen gebeuren. De heroïne werd vanuit Iran, via Kirgizië, naar Nederland en vervolgens België vervoerd in een vrachtautocombinatie. Voordat de heroïne werd onderschept in België, was de heroïne al binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
[verdachte] heeft zijn bedrijf [bedrijf] als dekmantel gebruikt voor het transport. Hij heeft daarvoor het e-mailadres van het bedrijf verstrekt aan [medeverdachte 2] en heeft op naam van zijn bedrijf een loods in [plaats 1] gehuurd, waar de heroïne uit de pallets gehaald zou worden. [verdachte] heeft die loods meerdere keren bezocht met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en beschikte over een sleutel daarvan. Een partij witte bonen werd gebruikt als deklading. Daarvoor is door [verdachte] en [medeverdachte 2] ruimte gemaakt in de loods op 15 maart 2021. [verdachte] en [medeverdachte 2] zouden de heroïne uit de pallets halen. [verdachte] onderhield via Whatsapp contact met de chauffeur en heeft hem twee keer € 1.000,-- betaald, een keer in Antwerpen en een keer in [plaats 1]. [verdachte] zou voor dit alles € 40.000,-- krijgen.
Opzet
De rechtbank stelt voorop dat 214,94 kilogram heroïne is aangetroffen. Het gaat dan om een straatwaarde van enkele miljoenen. Dan mag worden aangenomen dat het invoeren daarvan niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het uitgesloten dat daarbij volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt namelijk enorme risico’s met zich mee, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is ook een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is en dat daar meerdere personen bij betrokken zijn. Het is niet mogelijk om heroïne via de reguliere weg vanuit Iran, via Kirgizië, naar Nederland te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld en in dit geval gebeurde dat in de steunbalken van houten pallets. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de (beoogde) rol van [verdachte] bestond uit het regelen van het transport (dekmantel verschaffen, contact met de chauffeur onderhouden, het (laten) inklaren van goederen bij de Belgische douane, het regelen van een locatie om de pallets met deklading (witte bonen) op te slaan en het uit de steunbalken van de pallets halen van de heroïne. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat geen sprake was van een gangbaar transport en dat [verdachte] willens en wetens heeft meegewerkt aan de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen. Niet alleen de handelingen van [verdachte] zelf, maar ook de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Range Rover, die onmiskenbaar betrekking hebben op dit transport, getuigen daarvan. Zo bespreken zij welk bedrag zij aan [verdachte] hebben toegezegd (‘40’), dat [verdachte] nog relaxter zal zijn als ‘het veilig en wel is’, dat [verdachte] niet wil dat andere mensen ‘het’ zien en dat [verdachte] weet waar het ‘spul’ in zit. Ook praten zij over het risico dat [verdachte] zal gaan praten, welk risico zij inschatten op 90%. Dit zijn geen gesprekken die duiden op een gangbaar transport van witte bonen met een waarde van
$ 22.750,--.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de invoer van heroïne.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Zij hadden een gezamenlijk doel, namelijk het invoeren van heroïne in Nederland. Hun handelen was nauw op elkaar afgestemd
- zo blijkt uit hun telefonische contacten, ontmoetingen en rolverdeling - en heeft geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het transport en regelen van een loods, onderdelen van het logistieke proces gericht op de invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen. Het kan niet anders zijn dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van [verdachte] worden gekwalificeerd als medeplegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 25 maart 2021 te Tilburg en [plaats 1] en elders in Nederland en/of Antwerpen (België), tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
en opzettelijk heeft vervoerd,
214,94 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder dit feit meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het beperkte strafblad van verdachte en de enorme impact van het voorarrest wegens detentie in het verleden in Irak onder erbarmelijke omstandigheden. De broer van verdachte heeft zich recent van het leven beroofd. Vanwege deze strafzaak kon verdachte geen visum krijgen om afscheid te nemen van zijn broer. Daarnaast heeft tijdens de langdurige schorsing van de voorlopige hechtenis geen overtreding van de voorwaarden plaatsgevonden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen ruim 200 kilogram heroïne vervoerd en ingevoerd in Nederland, door zijn bedrijf als dekmantel voor het transport te gebruiken, contact te onderhouden met de vrachtwagenchauffeur en hem te betalen en een loods te huren en daarin ruimte te maken, zodat daarin de deklading kon worden opgeslagen. Uit het dossier volgt dat het ook de bedoeling was dat verdachte de heroïne in die loods uit de steunbalken van de pallets zou halen. Dankzij ingrijpen van de Belgische politie is het zover niet gekomen.
Verdachte is betrokken in een groot strafrechtelijk onderzoek, dat in volle omvang laat zien welke negatieve effecten van dit soort misdrijven uitgaan. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en dat dit niet zelden leidt tot verslavingsproblematiek. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op de gebruikers zelf, maar ook op hun omgeving. Georganiseerde drugshandel ondermijnt ook de rechtsstaat. Veel van de meest ernstige strafbare feiten die gepleegd worden, hangen hiermee samen, waaronder liquidaties en de handel in wapens. Bij dit soort feiten vallen ook slachtoffers die niets met de handel in drugs te maken hebben. Verdachte heeft kennelijk meer oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen, dan voor deze negatieve effecten van de handel in harddrugs.
In tegenstelling tot de andere verdachten in dit onderzoek, wordt verdachte niet wegens meerdere feiten, maar wegens één strafbaar feit veroordeeld. Aan verdachte is bovendien niet ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hoewel het invoeren van ruim 200 kilogram harddrugs een zeer ernstig feit is en de rechtbank verdachte zijn betrokkenheid hierbij zwaar aanrekent, houdt de rechtbank in zijn voordeel rekening met zijn beperkte rol in het onderzoek als geheel.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
4 maart 2024, waarop een eerdere veroordeling wegens overtreding van de Opiumwet uit 2005 staat. Omdat dit een oud feit is, zal de rechtbank dit niet in het nadeel van verdachte meewegen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting uitgebreid verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij in 1993 naar Nederland is gekomen en dat hij traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt in Irak. Zowel verdachte zelf als zijn vader en broer zijn daar gevangen gezet. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zijn broer zich recent van het leven heeft beroofd. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een aantal jaren geleden een ongeluk en later hersentrombose heeft gehad, waardoor hij in de Ziektewet zit en een uitkering ontvangt. Verdachte gebruikt medicatie en staat onder behandeling van een psychiater.
De redelijke termijn
De behandeling van de zaak in eerste aanleg heeft lang geduurd. Dat vindt zijn oorzaak in het feit dat de zaak van verdachte onderdeel uitmaakt van een grootschalig onderzoek naar 33 verdachten. Vanwege de omvang en complexiteit daarvan levert de lange duur van de behandeling van de zaak naar het oordeel van de rechtbank geen schending op van de redelijke termijn.
De strafoplegging
Voor feiten als deze wordt over het algemeen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de invoer van meer dan 20 kilogram harddrugs hanteert de rechtspraak een oriëntatiepunt beginnend bij 60 maanden gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de beperkte rol van verdachte in dit onderzoek en in zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding om in dit geval anders te beslissen. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, voor verdachte (en zijn gezin) dermate ingrijpend zijn, dat de rechtbank hiervan afziet. In plaats daarvan zal aan verdachte een gevangenisstraf van 360 dagen worden opgelegd, waarvan 288 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank bepaalt de proeftijd op drie jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient verdachte er van te weerhouden om in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Vanuit het oogpunt van vergelding zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank realiseert zich dat verdachte in de Ziektewet zit. Namens verdachte is echter niet aangevoerd dat hij in het geheel niet in staat is om een taakstraf te verrichten. De rechtbank vertrouwt erop dat de reclassering, rekening houdend met verdachtes medische beperkingen, passende arbeid kan aanbieden.
De voorlopige hechtenis
Omdat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis opheffen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder dit feit meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van 360 (driehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
288 (tweehonderdachtentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig dagen);
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie. Landelijke Eenheid Dienst Landelijke Recherche, met nummer LERBB20009, genaamd 26Wayne d.d. 15 november 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal 1e verhoor van de verdachte [verdachte], pagina 324.
3.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen chats Iphone en verklaringen [verdachte], pagina 112.
4.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal 1e verhoor van de verdachte [verdachte], pagina’s 326 en 327.
5.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen aantreffen oprichtings- en wijzigingsakte [bedrijf] met bijlagen, pagina 223 e.v.
6.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen verhuur [adres 1] [plaats 2] (2014-2021) met bijlagen, pagina 148 e.v.
7.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen chats Iphone en verklaringen [verdachte], pagina 115.
8.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen vervoersbewegingen Poolse vrachtautocombinatie [kenteken 1], pagina 254.
9.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen vervoersbewegingen Poolse vrachtautocombinatie [kenteken 1], pagina 254 en uitvoeringsstukken België, pagina 269 e.v.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen Indicatieve test en aansluitend NFiDENT met bijlagen (4 x uitslag onderzoek NFI; zaaknummer 2021.08.13.107), als bijlage 2 gevoegd bij het requisitoir dat is overgelegd ter terechtzitting d.d. 17 april 2024.
11.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen vervoersbewegingen Poolse vrachtautocombinatie [kenteken 1], pagina 254.
12.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen chats Iphone en verklaringen [verdachte], bijlage B, pagina 129.
13.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen chats Iphone en verklaringen [verdachte], pagina 117 e.v. en Proces-verbaal 2e verhoor van de verdachte [verdachte], pagina 336.
14.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal 2e verhoor van de verdachte [verdachte], pagina 337.
15.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen opgenomen vertrouwelijke communicatie in voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 2], pagina 131 e.v.
16.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen opgenomen vertrouwelijke communicatie in voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 2], pagina 143.
17.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen opgenomen vertrouwelijke communicatie in voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 2], pagina 246 e.v.
18.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal bevindingen opgenomen vertrouwelijke communicatie in voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 2], pagina 252 e.v.
19.Zaaksdossier 8, Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] te [plaats 1], pagina 225 e.v.