In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een vordering van eisers tot vernietiging van een akte van cessie die op 19 september 2019 is opgemaakt. De achtergrond van de zaak is dat het bedrijf van eisers op 17 maart 2010 failliet is verklaard, waarbij gedaagde 1 als curator is aangesteld. Eisers zijn eerder door de rechtbank veroordeeld voor kennelijk onbehoorlijk bestuur en zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het faillissementstekort. De curator heeft op 19 september 2019 vorderingen uit het faillissement overgedragen aan gedaagde 2. Eisers stellen dat deze akte van cessie nietig of vernietigbaar is, maar de curator en gedaagde 2 betwisten dit en stellen dat eisers niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen, omdat zij geen gronden hebben aangevoerd die tot vernietiging of nietigheid van de akte kunnen leiden. Bovendien is de vordering van eisers inmiddels verjaard. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten van de curator en gedaagde 2.