ECLI:NL:RBOVE:2024:294

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
05-216087-23, 08-067535-20 en 08-122080-22 (vorderingen tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en illegaal wapenbezit

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een illegaal wapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2023 in Deventer, waar de verdachte de aangever heeft bedreigd met een vuurwapen en meermalen in de lucht heeft geschoten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 4 januari 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het delictpatroon van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 05-216087-23, 08-067535-20 en 08-122080-22 (vorderingen tul) (P)
Datum vonnis: 18 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verbalisant],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats 1],
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. De Vroome en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 26 augustus 2023 in Deventer [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling door een vuurwapen op of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te richten en daarmee te schieten;
feit 2:een ruit van de voordeur van die [slachtoffer] heeft vernield;
feit 3:een gaspistool, een vuurwapen van categorie III, en/of bijbehorende knalpatronen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 in de gemeente Deventer
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam, in ieder geval in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te richten /
gericht te houden en/of
(vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, met dat vuurwapen, in ieder geval
met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten;
2
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 in de gemeente Deventer
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
3
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 in de gemeente Deventer
een wapen van categorie III te weten een vuurwapen, zijnde een gaspistool, merk
Zoraki, type M 906, kaliber 9 mm, en/of 3 (bijbehorende) knalpatronen merk
Umarex voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1, 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Wat betreft feit 1 dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel dat verdachte het vuurwapen op het lichaam, dan wel in de richting van het lichaam van [slachtoffer] heeft gericht. Hiervoor is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Wat onder 1 bewezen kan worden is dat verdachte meermalen heeft geschoten met een vuurwapen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft samengevat het volgende aangevoerd.
Wat betreft feit 1 kan slechts een bewezenverklaring volgen voor het eenmaal schieten met een vuurwapen. Van het ten laste gelegde meermalen schieten en het richten van het vuurwapen op het lichaam, dan wel in de richting van het lichaam van [slachtoffer], dient verdachte te worden vrijgesproken, nu daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.
Voor feit 2 dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat het ontbreekt aan overtuigend bewijs, nu verdachte alleen dit (ondergeschikte) onderdeel van de tenlastelegging uitdrukkelijk heeft ontkend. Als hij de vernieling daadwerkelijk gepleegd zou hebben, dan zou hij dat feit wel hebben bekend.
Feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Echter, is sprake van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 3. De bedreiging met het vuurwapen kan immers niet worden gepleegd zonder het vuurwapen voorhanden te hebben.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: Bedreiging
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
Feit 1: Bedreiging
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 januari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, en in het bijzonder, zakelijk weergegeven:
Ik heb een paar keer met het wapen in de lucht geschoten.
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 augustus 2023 (pagina’s 45-47).
Meermalen schieten
Hoewel de raadsman heeft aangevoerd dat slechts bewezenverklaard kan worden dat verdachte eenmaal met het wapen heeft geschoten, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meermalen schieten, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard een paar keer in de lucht te hebben geschoten.
Partiële vrijspraak
De rechtbank ziet op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van het richten van het vuurwapen op het lichaam, dan wel in de richting van het lichaam van aangever, en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2: Vernieling voorruit
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de ruit van de voordeur van aangever is vernield op het tijdstip en de plaats zoals tenlastegelegd.
Gelet op de inconsistenties in de getuigenverklaringen over de vernieling en de ontkennende verklaring van verdachte op dit punt, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat het verdachte is geweest die de ruit heeft vernield.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank niet bewezen acht wat aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd en dat zij hem daarvan vrijspreekt.
Feit 3: Voorhanden hebben van een vuurwapen
De rechtbank komt ook tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 januari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal onderzoek wapen van 4 september 2023 (pagina’s 128-141).
Meerdaadse samenloop
Dat sprake is van een fysieke eenheid ten aanzien van tijd en plaats brengt nog niet mee dat ook sprake is van hetzelfde feit als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr). Voor de toepassing van eendaadse samenloop is volgens jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat sprake is van een vergelijkbare strekking van de betrokken strafbepalingen die in één fysiek gebeuren zijn overtreden.
De rechtbank stelt vast dat de strekking van artikel 285 Sr is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf. De strekking van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is het waarborgen van de openbare orde en veiligheid. Deze strekkingen lopen uiteen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 3, zoals bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr.
De rechtbank stelt vast dat wel sprake is van meerdaadse samenloop van de feiten 1 en 3.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op
of omstreeks26 augustus 2023 in de gemeente Deventer
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door
een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
lichaam, in ieder geval in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te richten /
gericht te houden en/of
(vervolgens)meermalen,
in ieder geval éénmaal,met
dat vuurwapen, in ieder geval
met een opeen vuurwapen
gelijkend voorwerpte schieten;
3
hij op
of omstreeks26 augustus 2023 in de gemeente Deventer
een wapen van categorie III te weten een vuurwapen, zijnde een gaspistool, merk
Zoraki, type M 906, kaliber 9 mm, en
/of3
(bijbehorende)knalpatronen merk
Umarex voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 Sr en in artikel 26 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Dit zou betekenen dat verdachte weer op vrije voeten komt op de dag van de uitspraak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest aan verdachte op te leggen. Verdachte zit ruim vier maanden in voorlopige hechtenis en dat komt overeen met het LOVS-oriëntatiepunt voor bedreiging met een vuurwapen, waar de straf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen als het ware in is verdisconteerd. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden aan verdachte op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die zijn opgenomen in het reclasseringsadvies.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en knalpatronen en het vervolgens bedreigen van aangever met dat vuurwapen. Dit incident is ontstaan naar aanleiding van een meningsverschil over het parkeren van een auto. Verdachte heeft daarna een gaspistool opgehaald en is met dat wapen teruggegaan naar de woning van aangever. Verdachte wachtte aangever voor zijn woning op en heeft meermalen met het pistool in de lucht geschoten toen aangever naar buiten kwam. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Hij heeft niet alleen een vuurwapen op de openbare weg voorhanden gehad, maar hij heeft dit wapen ook zonder aarzeling daadwerkelijk gebruikt om ‘revanche te nemen’ op aangever. Hoewel verdachte voorafgaand aan het schietincident door aangever zou zijn belaagd met een knuppel, stond zijn keuze om het vuurwapen te gebruiken in geen enkele verhouding tot wat er daarvoor was gebeurd. Verdachte heeft bovendien ruim de tijd gehad om zich te beraden over zijn keuze; hij is het pistool immers speciaal gaan ophalen. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk. Door dit soort feiten worden de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt, in het bijzonder bij omwonenden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare (gewelds)feiten.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 december 2023, opgesteld door reclasseringswerker [naam]. Hieruit blijkt dat, bij een bewezenverklaring, sprake is van een aanhoudend delictpatroon van geweldsfeiten. Alcoholgebruik, negatieve beïnvloedbaarheid door vrienden, beperkte coping, verstoorde agressieregulatie en een pro-criminele houding zijn delictgerelateerde risicofactoren. Wel is verdachte erin geslaagd om stabiliteit te creëren op verschillende leefgebieden. Hij heeft huisvesting, werk, zijn financiën redelijk op orde en een steunende partnerrelatie. Alcoholgebruik heeft een ontremmende werking op zijn agressieregulatie-problematiek en is de belangrijkste delictgerelateerde risicofactor. Ten tijde van het tenlastegelegde verkeerde verdachte onder invloed van alcohol. Hij is ermee bekend dat hij dan agressief kan reageren. In het verleden zijn interventies ingezet die onvoldoende tot resultaat hebben geleid. De reclassering acht aanvullende behandeling noodzakelijk om recidive te voorkomen. Verdachte erkent zijn problematiek, beseft de ernst van het tenlastegelegde, heeft spijt, toont zelfinzicht en is in staat tot reflectie. Hierdoor schat de reclassering in dat hij kan profiteren van een behandeling. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting is ook gebleken dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt en dat hij graag behandeld wil worden voor zijn (alcohol)problematiek.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging – zoals reeds eerder vermeld – rekening gehouden met de samenhang tussen de feiten 1 en 3.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende, acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zal de rechtbank aan verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals opgenomen in het reclasseringsadvies. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn alcoholproblematiek, zodat verdachte in de toekomst niet weer de fout ingaat onder invloed van alcohol.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen ter hoogte van een ongespecificeerd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de niet nader gespecificeerde herstelkosten voor het vernielde raam van de voordeur.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt eveneens een ongespecificeerd bedrag gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu in de vordering geen specifieke schadebedragen zijn genoemd en de vordering in zijn geheel niet is onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De redenen daarvoor zijn gelegen in het feit dat de benadeelde partij geen schadebedrag heeft genoemd en in het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 2.

8.De vorderingen tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 08-122080-22.
Voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 08-067535-20 heeft de officier van justitie gevorderd om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de proeftijd reeds was verlopen voor de pleegdatum van de feiten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 08-122080-22 verzocht, omdat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte zo snel mogelijk uit detentie moet, zodat hij zijn familie financieel niet langer tot last is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer
08-122080-22 moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Verder verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-067535-20, omdat de proeftijd reeds was verlopen ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr en artikel 55 WWM.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderd zeventig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
125 (honderd vijfentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen door JusTact verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geen alcohol gebruikt, als en zolang de reclassering dit nodig acht. Verdachte werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1962 in [geboorteplaats 2] (Turkije), tenzij met voorafgaande toestemming van de reclassering in verband met een mogelijk herstelgesprek;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer](feiten 1 en 2) in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-122080-22
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 september 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-067535-20
- verklaart het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L Souman, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023393856, gesloten op 9 oktober 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.