6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Verdachte heeft bij twee winkels goederen gestolen en hij heeft een scootmobiel gestolen. Feiten als deze veroorzaken voor de betrokken ondernemers overlast, hinder en financiële schade. Dat verdachte alleen oog heeft voor zijn eigen (financiële) gewin en met zijn handelen volledig voorbij gaat aan de financiële schade en de gevolgen die dergelijke feiten hebben voor de betrokkenen, rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 12 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 26 oktober 2023. Verdachte wilde niet met de reclassering in gesprek. Verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger, door het aanhoudende patroon van vermogensdelicten en het hoge recidiverisico. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte mist een steunend netwerk en is bekend met middelengebruik. Doordat verdachte door een eerdere detentie zijn woning is kwijtgeraakt, leidde hij een zwervend bestaan. Ook zijn er financiële problemen met moeizaam verlopende bewindvoering. Door herhaaldelijke detenties moesten betalingsregelingen telkens worden onderbroken en lopen de schulden verder op. Creating Balance heeft – naast de reclassering – geprobeerd om verdachte te begeleiden, maar hij raakte gedetineerd. Creating Balance was zijn eerste contact met de zorg, andere contacten hield verdachte af. Verdachte heeft vaker geweigerd om mee te werken aan diagnostiek, waardoor geen zicht kan worden verkregen op eventuele onderliggende problematiek en er geen passende hulp geboden kan worden. De reclassering ziet gezien de afwijzende houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening in het algemeen en de reclassering in het bijzonder, geen mogelijkheden meer om met toezicht en/of bijzondere voorwaarden het risico op recidive te beperken. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt door de reclassering beschouwd als de laatst resterende mogelijkheid, waarmee aan verdachte langdurig en structureel hulp en stabiliteit kan worden geboden en toekomstig delictgedrag mogelijk kan worden voorkomen.
Volgens de reclassering schiet een voorwaardelijke straf of oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel te kort, mede omdat verdachte niet met de reclassering in gesprek wil gaan en diagnostiek en behandeling afhoudt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal ook niet leiden tot langdurige inperking van het recidiverisico. Er is sprake van een lang bestaand patroon van vastzitten en vrijkomen dat volgens de reclassering niet op een andere manier kan worden doorbroken dan door oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Binnen deze maatregel kan betrokkene mogelijk wel gemotiveerd worden voor diagnostiek en behandeling.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het ‘Advies ISD indicatieoverleg NIFP’ van
5 oktober 2023, waarin het NIFP concludeert dat zij geen contra-indicaties ziet voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De straf of maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 12 december 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaande aan de door hem gepleegde feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk en de onderhavige bewezen verklaarde feiten zijn ook begaan na tenuitvoerlegging van de hiervoor vermelde straffen. Het gaat dan om de volgende drie veroordelingen:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 7 maart 2023, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken wegens ‘overige motorvoertuigendiefstal’;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 13 april 2022, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken wegens diefstal en het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
- het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem van
19 december 2022, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden wegens meerdere diefstallen en heling.
De rechtbank overweegt dat ook is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders). Verdachte is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van verdachte is beëindigd. Blijkens zijn strafblad is verdachte een zeer actieve veelpleger. Mede gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte telkens opnieuw strafbare (met name vermogens-) feiten pleegt en alle eerder opgelegde strafmodaliteiten en toezichtmaatregelen hem daarvan niet hebben kunnen weerhouden.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel aangewezen is. De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen, zodat de maatschappij tegen verdachte kan worden beschermd en kan worden gewerkt aan gedragsverandering bij verdachte zodat verdere recidive kan worden voorkomen.
De rechtbank bepaalt de duur van de ISD-maatregel op twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat een duur van twee jaren noodzakelijk is, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, de binnen het kader van de maatregel te doorlopen stappen en het gegeven dat verdachte geen hulpverlening wil (weigert mee te werken aan diagnostiek, ambulante behandeling of woonbegeleiding/maatschappelijke opvang) en dus ook geen gedragsverandering teweeg kan worden gebracht. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.