ECLI:NL:RBOVE:2024:292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
08-247107-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woningen van kwetsbare slachtoffers door insluiping

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan drie diefstallen door insluiping. De verdachte, geboren in 1997 in Spanje, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte gericht kwetsbare slachtoffers had uitgezocht, namelijk hoogbejaarde vrouwen in verzorgingstehuizen. De diefstallen vonden plaats op 23 mei 2023, 13 mei 2023 en 13 maart 2023. Bij de eerste diefstal in een verzorgingstehuis in Rijssen-Holten werden sieraden gestolen terwijl de verdachte en haar medeverdachte zich buiten de wil van de rechthebbende in de woning bevonden. De verdachte had zichzelf en de medeverdachte herkend op camerabeelden en had tijdens de zitting bekend in de woningen te zijn geweest. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte in twee van de drie gevallen de slachtoffers afleidde terwijl de medeverdachte de sieraden stal. De rechtbank nam de ernst van de feiten in overweging, evenals de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen gedeeltelijk toewijsde en andere afwees wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-247107-23 (P)
Datum vonnis: 18 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Spanje),
nu verblijvende in de PI Zuid Oost, locatie Ter Peel, in Evertsoord.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. de Munnik en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. Y. Finani, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1] door haar familieleden ter terechtzitting is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 23 mei 2023, al dan niet samen met een ander, is ingeslopen in de woning van
[slachtoffer 2] aan de [adres 1], waar zij en/of haar mededader(s) sieraden hebben gestolen;
feit 2:op 13 mei 2023, al dan niet samen met een ander, is ingeslopen in de woning van
[slachtoffer 3] aan de [adres 2], waar zij en/of haar mededader(s) sieraden hebben gestolen;
feit 3:op 13 maart 2023, al dan niet samen met een ander, is ingeslopen in de woning van
[slachtoffer 1] aan de [adres 3], waar zij en/of haar mededader(s) sieraden hebben gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 23 mei 2023 te [plaats 1], gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan
de [adres 1], alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een of meerdere sieraden en/of goederen naar haar/hun gading
(waaronder onder andere een zilveren speld, goednummer:
[nummer 1]),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 13 mei 2023 te [plaats 2], gemeente Deventer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan
de [adres 2], alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere sieraden
en/of goederen naar haar/hun gading,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op of omstreeks 13 maart 2023 te [plaats 3], gemeente [plaats 3]-Wijhe,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan
de [adres 3], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een of meerdere sieraden en/of goederen naar haar/hun gading
(waaronder onder andere een ring en/of twee kettingen, goednummers:
[nummer 2] en/of
[nummer 3]/[nummer 4] en/of
[nummer 5]),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen. Er is geen sprake van een gelijkwaardig aandeel aan het delict, nu verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Wat verdachte heeft gedaan is de facto terug te voeren naar op de uitkijk staan. Er is dus hooguit sprake van medeplichtigheid en die variant is niet tenlastegelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 mei 2023 heeft een diefstal plaatsgevonden in een woning in een verzorgingstehuis aan de [adres 1], kamer [adres 1], in [plaats 1]. Aangeefster [slachtoffer 2] ontdekte dat er sieraden waren gestolen nadat zij wakker werd na haar middagdutje.
Verdachte heeft zichzelf en medeverdachte herkend op de camerabeelden van het verzorgingstehuis die op die dag zijn opgenomen.
Ook heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat zij in de woning van aangeefster is geweest.
T.a.v. feit 2
De redengevende feiten en omstandigheden
Op 13 mei 2023 heeft een diefstal plaatsgevonden in een woning aan de [adres 2]. Aangeefster [slachtoffer 3] liet een man naar binnen om het toilet te gebruiken, terwijl een vrouw een gesprek met aangeefster aan ging buiten de woning. Even later ontdekte de dochter van aangeefster dat er sieraden uit het nachtkastje van aangeefster ontbraken. Toen de dochter van aangeefster bij de woning aankwam, had zij de daders in de richting van hun fietsen zien lopen. In de straat van aangeefster zijn camerabeelden opgenomen van twee fietsende personen, die door aangeefster en haar dochter zijn herkend als de daders.
Tijdens haar verhoor bij de politie bevestigt verdachte dat zij en medeverdachte te zien zijn op de betreffende camerabeelden.
Verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting bekend dat zij in de woning van aangeefster is geweest.
T.a.v. feit 3
De redengevende feiten en omstandigheden
Op 13 maart 2023 heeft een diefstal plaatsgevonden in een bejaardenwoning in een verzorgingstehuis aan de [adres 3]. Op die dag werd aangebeld bij de betreffende woning, waar aangeefster [slachtoffer 1] woonde. Toen zij de deur op een kier open deed werd de deur opengeduwd, waarna een man en een vrouw de woning binnenkwamen. Terwijl de man naar het toilet ging, hield de vrouw aangeefster aan de praat. Na vijftien minuten verlieten zij de woning. Daarna ontdekte aangeefster dat zij sieraden miste. Later heeft aangeefster één van de gestolen sieraden herkend als haar eigendom uit de sieraden die in de meterkast van de woning van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen.
Verdachte heeft zichzelf en medeverdachte ook hier herkend op de camerabeelden van het verzorgingstehuis die die dag zijn opgenomen.
Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat zij in de woning van aangeefster is geweest.
Het oordeel van de rechtbank t.a.v. alle drie de feiten
De rechtbank is op basis van het bovenstaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte en medeverdachte de drie diefstallen hebben gepleegd. Zij zijn telkens samen gericht op zoek geweest naar verzorgingstehuizen, dan wel bejaardenwoningen. Dit blijkt uit de 67 zoekslagen naar verzorgingstehuizen die zijn verricht met de telefoon van verdachte. Zij kwamen elke keer samen bij de woningen aan. Eenmaal in de woning roofde medeverdachte de sieraden uit de woning, terwijl verdachte in twee van de drie gevallen het slachtoffer aan de praat hield. Na de diefstal verlieten zij de woning telkens gezamenlijk en werd de buit meegenomen naar de woning van medeverdachte, waar zij beiden verbleven.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de rol van verdachte hooguit gekwalificeerd kan worden als medeplichtigheid en niet als medeplegen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn.
De rechtbank is, gelet op al het bovenstaande, van oordeel dat sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte dat sprake is van medeplegen. Verdachte was er immers alle drie de keren bij toen medeverdachte de sieraden uit de woning roofde. Zij is weliswaar niet mee naar binnen gegaan, althans niet verder gekomen dan de entree van de woningen, maar heeft medeverdachte wel telkens opgewacht en heeft in ieder geval in twee van de drie gevallen de slachtoffers afgeleid terwijl medeverdachte in de woning op zoek was naar sieraden. Vervolgens is verdachte telkens samen met medeverdachte en de buit vertrokken. De gestolen sieraden werden bewaard in de woning waar zij op dat moment beiden verbleven. De zoekslagen naar verzorgingstehuizen zijn bovendien met de telefoon van verdachte verricht. Verdachte heeft aldus telkens een bijdrage aan de diefstallen geleverd die van voldoende gewicht was om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande, de aangiftes en de verklaring ter terechtzitting van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op
of omstreeks23 mei 2023 te [plaats 1], gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in
vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
op/aan
de [adres 1], alwaar verdachte en
/ofhaar mededader
(s)zich buiten weten
of tegen de wilvan de rechthebbende bevond
(en
),
een of meerderesieraden
en/of goederen naar haar/hun gading(waaronder
onder andereeen zilveren speld, goednummer:
[nummer 1]),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2],
in elk geval aaneen ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heefthebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op
of omstreeks13 mei 2023 te [plaats 2], gemeente Deventer,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
op/aan
de [adres 2], alwaar verdachte en
/ofhaar mededader
(s)zich
buitenweten oftegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
),
een of meerderesieraden
en/of goederennaar
haar/hun gading,in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3],
in elk geval aaneen ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heefthebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op
of omstreeks13 maart 2023 te [plaats 3], gemeente [plaats 3]-Wijhe,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
op/aan
de [adres 3], alwaar verdachte en
/of zijnhaar mededader
(s)zich
buiten weten oftegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
),
een of meerderesieraden
en/of goederen naar haar/hun gading(waaronder
onder andereeen
ring en/of tweeketting
en, goednummer
s:
[nummer 2] en/of[nummer 3]/[nummer 4] en/of[nummer 5]),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1],
in elk gevalaan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
) heefthebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 3
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in die zin dat zij door haar problematische verleden een kwetsbaar en beïnvloedbaar persoon is. Bovendien moet er in de strafmaat rekening mee worden gehouden dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Verdachte heeft geen gebruik kunnen maken van haar recht op een advocaat en consultatiebijstand, nu haar bij haar voorgeleiding na aanhouding in het Nederlands is gevraagd of zij gebruik wilde maken van dat recht, terwijl zij geen Nederlands spreekt.
Verzocht wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, met daarbij een (groot) voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen door middel van insluiping samen met haar vriend. Bij twee van die insluipingen zijn zij op klaarlichte dag bij verzorgingstehuizen naar binnen gegaan en in de kamers van bewoners op zoek gegaan naar sieraden. Verdachte en haar vriend hebben zich met behulp van een zogenaamde ‘babbeltruc’ toegang verschaft tot de woningen van hoogbejaarde, alleenwonende vrouwen waaruit vervolgens sieraden zijn ontvreemd. Zo werd onder meer met een smoes om het toilet te mogen gebruiken de woning binnengetreden. Eenmaal binnen leidde verdachte de bewoonster af, zodat haar vriend op zoek kon gaan naar sieraden. Verdachte en haar medeverdachte hebben daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van de fysieke beperkingen en de verminderde slagvaardigheid van kwetsbare (hoog)bejaarden. Bij dergelijke feiten wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en omwonenden. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat zij gericht kwetsbare slachtoffers heeft uitgezocht en die slachtoffers heeft beroofd in hun eigen woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Slachtoffers van feiten als deze ondervinden daarvan nog langdurig psychische gevolgen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 november 2023. Hieruit volgt dat verdachte een blanco strafblad heeft in Nederland. Uit een uittreksel uit de Spaanse justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 september 2023 blijkt dat zij in het verleden in Spanje tweemaal eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van
13 december 2023, opgesteld door reclasseringswerker [naam 1]. Hieruit blijkt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Verdachte is opgegroeid in een kindertehuis en heeft – buiten haar broer in Spanje en haar vriend – geen netwerk. Er was tot voor kort sprake van jarenlang problematisch gebruik van alcohol, drugs en medicijnen. Verdachte heeft in de prostitutie gewerkt. Ze heeft geen (legaal) inkomen en geen huisvesting. Verdachte is angstig, onzeker en zegt met trauma’s uit het verleden te kampen. Hiervoor krijgt ze tijdens detentie medicatie en ze staat op de wachtlijst voor gesprekken met de inrichtingspsychologe. Prioriteit voor verdachte is om haar leven op orde brengen. Het is de reclassering onbekend of en in hoeverre sprake is van een pro-criminele houding. Door de proceshouding (ontkennend en zwijgend) heeft de reclassering geen delict analyse kunnen uitvoeren. Wel worden zorgelijke problemen gezien op diverse leefgebieden. Er leek zicht op een plan van aanpak, maar verdachte heeft te kennen gegeven dat zij niet begeleid wil wonen, hetgeen volgens de reclassering noodzakelijk is om een traject enige kans van slagen te geven. Na detentie wil verdachte terugkeren naar Spanje, waar haar broer een en ander voor haar probeert te regelen. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat door de reclassering. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Onherstelbaar vormverzuim?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu in het Nederlands aan verdachte zou zijn gevraagd of zij gebruik wilde maken van haar recht op een advocaat. Dit had in het Spaans gevraagd moeten worden, nu verdachte de Nederlandse taal niet machtig is. Verdachte heeft daardoor nadeel ondervonden.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in dit verweer nu de verdediging, nog los van de vraag of kan worden vastgesteld dat in deze zaak sprake is geweest van een vormverzuim, niet aan de hand van de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren heeft gemotiveerd waarom en in hoeverre verdachte daadwerkelijk in haar verdedigingsrechten is geschaad.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van de feiten, ziet de rechtbank aanleiding om een straf op te leggen die boven de eis van de officier van justitie uitkomt. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat, ter voorbereiding van de feiten, veelvuldig en gericht is gezocht naar verzorgingstehuizen op de telefoon van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte en haar vriend zorgvuldig kwetsbare slachtoffers hebben uitgezocht. De rol van verdachte bij de diefstallen acht de rechtbank gelijk aan die van de medeverdachte. Dat verdachte beïnvloedbaar is en dus de intellectuele dader niet kan zijn, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Verder slaat de rechtbank acht op de proceshouding van verdachte. Hoewel verdachte, nadat zij zich bij de politie op haar zwijgrecht heeft beroepen, tijdens de terechtzitting heeft bekend dat zij de feiten heeft gepleegd en ook heeft gezegd dat zij daar spijt van heeft, heeft zij geen daadwerkelijke verantwoording voor haar handelen genomen. Verdachte bekent de feiten in het algemeen, maar heeft ter terechtzitting verder niet of nauwelijks antwoorden gegeven op vragen. De spijt betuigende houding van verdachte maakte op de rechtbank dan ook een weinig inlevende indruk.
Alles afwegende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelden

7.1
T.a.v. feit 1
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 3.750,00 (drieduizend zevenhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de waarde van de gestolen sieraden.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een ongespecificeerd bedrag gevorderd.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich samengevat op het volgende standpunt gesteld.
De rechtbank dient gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de geleden materiële schade te schatten op € 2.000,00. Hoewel een onderbouwing van de schade ontbreekt, staat immers vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De schadevordering dient gedeeltelijk en hoofdelijk te worden toegewezen tot voornoemd bedrag.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 2] niet vatbaar is voor toewijzing, nu deze in het geheel niet is onderbouwd.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De opgevoerde materiële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade in het geheel niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid dan ook niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De door de benadeelde partij gevorderde, niet gespecificeerde immateriële schade zal worden afgewezen, nu in dit geval geen sprake is van een van de in de wet genoemde limitatieve gevallen voor toewijzing van die schade.
7.2
T.a.v. feit 3
7.2.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van
€ 7.000,- (drieduizend zevenhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de waarde van de gestolen sieraden.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt € 1.000,00 gevorderd.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft samengevat het volgende aangevoerd.
In de aangifte van [slachtoffer 1] worden vijf sieraden genoemd. Twee van die sieraden zijn door haar herkend als haar eigendom. Die sieraden zijn teruggegeven. Vervolgens heeft zij de materiële schade van vier sieraden gevorderd. Het is onduidelijk om hoeveel sieraden het gaat en of die herkenningen zijn meegewogen bij het opstellen van de schadevordering. Het betreft daarbij in ieder geval de gouden ketting met fijne schakels, waarvoor een bedrag van € 1.500,00 is gevorderd.
Daarnaast is de nieuwwaarde van de sieraden gevorderd. De toe te wijzen bedragen dienen te worden gematigd tot 40% van de nieuwwaarde, nu dat de algemene regel is die verzekeringen aannemen voor de berekening van de dagwaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ter terechtzitting heeft de familie van de benadeelde partij verklaard dat de schade betrekking heeft op sieraden die niet zijn teruggegeven. Verder is het de rechtbank ambtshalve bekend dat in het geval van sieraden niet standaard een afschrijvingspercentage wordt gehanteerd, nu sommige sieraden in de loop der jaren zelfs meer waard kunnen worden. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade dan ook in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 13 maart 2023.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Immateriële schade
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 1.000,00 zal worden afgewezen, nu in dit geval geen sprake is van een van de in de wet genoemde limitatieve gevallen voor toewijzing van die schade.
7.2.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 3 is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 65 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2 en feit 3
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
t.a.v. feit 1
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2], voor een deel van € 3.750,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat elk, dus zowel [slachtoffer 2] als verdachte, elk de eigen kosten dragen;
t.a.v. feit 3
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 6.000,00 (bestaande uit materiële schade);
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot
betaling aande benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 6.000,00(zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit onder 3 tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 6.000,00, (zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2023, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 65 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. A. Van Holten en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023250168, gesloten op 8 november 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
T.a.v. feiten 1, 2 en 3
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 januari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik beken schuld aan de ten laste gelegde feiten. Ik ben samen met [medeverdachte] in de woningen, aan de adressen zoals opgenomen in de tenlastelegging, geweest en ik weet dat ik iets slechts heb gedaan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 203 en 209-213):
Ik heb een onderzoek ingesteld in de veiliggestelde data van één van de in beslag genomen toestellen. Bij een aantal van de gebruiksaccounts wordt ook een voornaam en een achternaam opgegeven. Dit betreft: [verdachte].
In de zoekgeschiedenis van het toestel zijn 67 zoekopdrachten geweest naar verzorgingstehuizen of bejaardentehuizen.
T.a.v. feit 1
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 373-374):
Ik woon aan de [adres 1], kamer [adres 1], in [plaats 1]. Op dinsdag 23 mei 2023 sprak ik [naam 2] van de verpleging aan. Zij vertelde me dat ze net een paar mensen had weggestuurd die op de eerste etage in de gang hadden gezeten. Het waren een man en een vrouw. Die nacht zag ik dat de doos waarin mijn sieraden lagen, verdwenen waren.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 36):
OV: Wij laten verdachte een foto zien. Dit betreft een afbeelding vanuit [locatie] te [plaats 1].
V: Wie herken je hier?
A: Ik herken [medeverdachte].
OV: Wij laten verdachte nog een foto zien.
V: Herken jij jezelf?
A: Ja. Dat ben ik samen met [medeverdachte].
T.a.v. feit 2
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 13 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 431-432):
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum: 13 mei 2023
Ik liep naar de achterdeur en werd aangesproken door een man en een vrouw. De vrouw vroeg mij of de man met wie ze was naar het toilet mocht. Ik vertelde haar dat dat wel mocht. Vervolgens ging ze een gesprek met mij aan. Ik vind dit lang duren. Vervolgens zag ik dat de man en de vrouw wegliepen.
Opmerking verbalisant: Vanaf hier het verhaal van de moeder (de rechtbank begrijpt: de dochter) van het slachtoffer.
Ik kwam aan bij de woning van mijn moeder. Ik zag hier twee fietsen aan de weg staan. Vervolgens zag ik een vrouw uit de richting van de woning van mijn moeder lopen. Ik stapte uit de auto en ik zag een man bij een van de twee fietsen staan. Ik zag dat de vrouw ook richting de fietsen liep.
Ik zag dat er sieraden ontbraken.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 35, 40 en 42):
OV: Wij laten de verdachte afbeelding 1 zien van Fotoblad [nummer 6].
V: Weet je wie dit is?
A: Ja, dat ik mijn vriend [medeverdachte].
OV: Wij laten de verdachte afbeelding 3 zien van Fotoblad [nummer 6].
V: Weet je wie dit is?
A: Ja, dat ben ik.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 457):
Ik liet de foto's eerst zien aan aangever [slachtoffer 3]. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] zei: ja,
die 2 personen zijn bij mij thuis geweest.
Vervolgens liet ik de foto's zien aan haar dochter [naam 3]. Ik hoorde dat [naam 3]
zei: ja, die 2 personen heb ik bij het huis gezien van mijn moeder, toen ik eraan
kwam rijden.
T.a.v. feit 3
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 maart 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 462-463):
Op 13 maart 2023 was ik in mijn woning aan de [adres 3] te [plaats 3]. Ik hoorde dat er werd aangebeld. Ik deed de deur open en ik voelde dat de deur vanaf de buitenkant werd open geduwd. Ik zag dat er twee personen mijn woning binnenkwamen. Een man en een vrouw. Ik hoorde de man vragen of hij van het toilet gebruik mocht maken. Ik had geen antwoord gegeven, maar ik zag dat de man gewoon doorliep. Ik hoorde de vrouw tegen mij praten. Ik denk dat de man ongeveer 15 minuten wegbleef. Ik zag dat de man en vrouw daarna weer naar buiten gingen en wegliepen. Ik heb in mijn laatjes gekeken en zag ik dat ik enkele sieraden miste die hiervoor wel in de lades lagen.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 33-34):
OV: Wij laten verdachte een foto zien van haar in [plaats 3].
V: Ben jij dit?
A: Ja dat ben ik
V: Wie is de andere persoon op de foto?
A: Ja, [medeverdachte].
OV: Wij laten verdachte de beelden zien welke zijn opgenomen bij het bejaardencentrum in [plaats 3].
V: Herken jij jezelf hier?
A: Ja.