ECLI:NL:RBOVE:2024:2916

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
08.952202.18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in een strafzaak betreffende witwassen met onvolledig onderzoek

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een tussenvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die wordt verdacht van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en kan daarom nog niet tot een einduitspraak komen. De verdachte wordt beschuldigd van het witwassen van geldbedragen en verschillende luxe goederen in de periode van januari 2011 tot en met 17 september 2019. De tenlastelegging omvat onder andere een geldbedrag van ongeveer € 237.356,00 en diverse goederen zoals voertuigen en elektronica.

Tijdens de openbare terechtzitting op 21 mei 2024 heeft de officier van justitie betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft geconstateerd dat er onvoldoende bewijs is om een rechtstreeks verband te leggen tussen de verdachte en de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarom besloten dat er nader onderzoek moet worden verricht naar de herkomst van de geldbedragen en goederen die in de tenlastelegging zijn opgenomen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd en zal het onderzoek hervatten na het uitvoeren van het benodigde onderzoek door het Openbaar Ministerie. De officier van justitie moet uiterlijk op 15 september 2024 het onderzoek hebben afgerond, waarna de verdediging de gelegenheid krijgt om te reageren. Dit tussenvonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952202.18
Datum tussenvonnis: 4 juni 2024
Tussenvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van januari 2011 tot met 17 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal € 237.356,00 en/of verschillende (luxe) goederen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand januari 2011 tot en met 17 september 2019 te Raalte, Overdinkel, Enschede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (onder meer):
- een of meer geldbedragen, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 237.56 euro en/of
- een Audi SQ5 met kenteken [kenteken 1] en/of
- een BMW M 550D met kenteken [kenteken 2] en /of
- een of meer sieraden en/of
- een scooter (groene Vespa met verzekeringsplaatje [kenteken 3] ) en/of
- een of meer Scootmohielen (van het merk Sterling Elite 2XS, van het merk Excel Galaxy2, blauw en gebruikt, en/of van het merk Excel Galaxy2, nieuw) en/of
- electronica (teleloon, koelkast, wasmachine, Nintendo) en/of
- kleding, waaronder een of meer jassen/jacks, en/of schoenen/sneakers en/of
- een of meer (tv-)meubels, kasten, (salon-)tafels, banken, stoelen, schuifdeuren en/of boxsprings/bedden en/of
- een carport en/of
- een of meer (kunststof-)kozijnen en/of
- schuttinghout

heeft, verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal € 202.579,00 en de in de tenlastelegging vermelde goederen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken.

4.Hervatting van het onderzoek

De rechtbank kan in deze zaak nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Juridisch kader
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een specifiek strafbaar feit dat heeft geleid tot het ten laste gelegde witwassen. De Hoge Raad hanteert in dergelijke gevallen het volgende toetsingskader.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp, daaronder begrepen een geldbedrag, en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie om bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of,
ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Kasopstelling
Middels een kasopstelling is onderzoek gedaan naar de contante geldstromen van verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 17 september 2019. De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze kasopstelling een negatief saldo laat zien van € 202.579,00 en dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag en de in de tenlastelegging vermelde goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De raadsman van verdachte heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte in deze periode een bedrag van € 178.000,00 meer heeft ontvangen dan dat hij heeft uitgegeven. Hierbij heeft hij onder meer op de volgende verklaringen van verdachte gewezen:
Ten aanzien van de inkomsten:
- De contante inkomsten die de ex-partner van verdachte, [ex-partner van verdachte] , uit haar kapperszaak ‘ [bedrijf 1] ’ had, zijn niet bij de kasopstelling meegerekend;
- Verdachte heeft het huis aan de [adres 2] gedurende de periode van 2005 tot 2016 voor gemiddeld € 700,-- per maand verhuurd aan diverse partijen, waaronder aan [naam 1] en [naam 2] ;
- Verdachte heeft gedurende de periode 2015/2016 op zaterdagen in het bedrijf van zijn stiefvader [bedrijf 2] en bij zijn oom als dakdekker gewerkt, twee keer per maand. Hij kreeg hiervoor € 200,-- per zaterdag;
- De opbrengst van de verkoop van [bedrijf 3] ten bedrage van € 15.000,00 is geheel naar verdachte gegaan en is niet voor de helft naar zijn compagnon [bedrijf 4] gegaan..
Ten aanzien van de uitgaven:
- Verdachte had de drie scootmobielen in consignatie van [naam 3] . Hij heeft de scootmobielen niet aangekocht en het bedrag van € 7.285,00 heeft hij nooit uitgegeven;
- De lening van [naam 4] , ten bedrage van € 14.000,00, is niet terugbetaald;
- De lening van [naam 5] heeft verdachte voor een deel van € 20.000,00 terugbetaald;
- De reis naar Ibiza is door [naam 6] betaald. Verdachte hoefde de € 1.761,00 niet terug te betalen;
- De reis naar Bonaire ten bedrage van € 6.175 is volledig betaald door de schoonvader van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met voorgaande verklaringen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke, verklaringen afgelegd over een deel van de herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen. Aangezien verdachte deze verklaringen voor het eerst ter zitting heeft afgelegd, heeft het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek kunnen doen naar de, uit de verklaring van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van deze geldbedragen. Alvorens tot een oordeel te kunnen komen, acht de rechtbank het van belang dat nader onderzoek wordt gedaan naar de gestelde alternatieve herkomst van deze geldbedragen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zich thans onvoldoende ingelicht om te komen tot een beoordeling van het ten laste gelegde.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, geeft de rechtbank aanleiding de behandeling van de zaak te heropenen teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om ter zake nader onderzoek te laten verrichten.

5.Schorsing onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd

De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting in verband hiermee hervatten en schorsen tot een in overleg met de officier van justitie nader te bepalen tijdstip. Verder ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat er een schriftelijke voorbereiding plaats zal vinden.

6.De beslissing

De rechtbank:
hervatting onderzoek ter terechtzitting
- beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat;
nader onderzoek
- bepaalt dat de officier van justitie nader onderzoek verricht naar de verklaring van verdachte zoals hiervoor onder ‘hervatting van het onderzoek’ is weergeven. Dit onderzoek dient uiterlijk op 15 september 2024 te zijn afgerond;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie, zodat deze het nadere onderzoek kan (laten) verrichten;
schorsing onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd
- schorst het onderzoek tot een in overleg met de officier van justitie nader te bepalen tijdstip;
- beveelt de oproeping van verdachte voor die zitting en verzoekt de kennisgeving van die zittingsdatum aan de raadsman.
Schriftelijke voorbereiding
- bepaalt dat voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting een schriftelijke voorbereiding zal plaatsvinden op de volgende wijze:
  • Het Openbaar Ministerie dient uiterlijk op 16 september 2024 het onderzoek te hebben afgerond;
  • De verdediging dient uiterlijk 14 oktober 2024 een conclusie van antwoord te hebben ingediend;
  • Waarna het Openbaar Ministerie tot uiterlijk 11 november 2024 de gelegenheid heeft om te repliceren.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.