ECLI:NL:RBOVE:2024:291

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
08.292379.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door beginnend bestuurder onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval terwijl hij als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol reed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 maart 2022 in Raalte met een snelheid van minimaal 76 km/uur, terwijl de maximumsnelheid 50 km/uur was, een scherpe bocht nam en daarbij de controle over zijn voertuig verloor. Dit leidde tot een frontale botsing met een boom, waarbij drie passagiers in de auto gewond raakten. Een van de passagiers, [slachtoffer 1], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken arm die medisch ingrijpen vereiste. De verdachte had een alcoholgehalte van 1,19 milligram per milliliter bloed, wat boven de toegestane grens voor beginnende bestuurders ligt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen en dat zijn rijgedrag de oorzaak was van het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een geldboete geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 180 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewustzijn en het feit dat hij geen eerdere verkeersincidenten had.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.292379.22 (P)
Datum vonnis: 18 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 december 2023 en van 18 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (hierna [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen (
primair), dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt (
subsidiair), dan wel dat verdachte zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was (
meer subsidiair);
feit 2:dat verdachte als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd (
primair), dan wel dat verdachte onder invloed van alcohol, – al dan niet in combinatie met een andere stof – een auto heeft bestuurd (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Raalte, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Kastanje, gaande in de richting van Het Erf,
daarmede rijdende over de weg, de Acacialaan, en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij op dat moment drie passagiers vervoerde en/of
terwijl hij een (scherpe) bocht naar rechts naderde, en/of
terwijl voornoemde bocht aan weerszijden was voorzien van een grasberm met
bomen die door middel van betonnen banden waren gescheiden van de rijbaan
en/of
terwijl op (ongeveer) 230 meter voor die bocht een in zijn, verdachtes, rijrichting
gekeerd bord J20 stond, inhoudende: ‘pas op: slipgevaar’,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 76 km/uur, althans met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende
maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere
snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde
in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de
snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met art. 3 van voornoemd regelement niet aan zijn verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in art. 76 van voornoemd reglement de (dubbele)
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding
bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig
geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen heeft bevonden en/of
- het verloop van die weg (de Acacialaan) in of nabij de voornoemde bocht niet
heeft gevolgd en/of met het door hem bestuurde voertuig (links) van de weg is
geraakt/gereden en/of tegen een aldaar in de berm bevindende boom heeft
geschampt en/of vervolgens tegen een zich aldaar bevindende boom is gebotst,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde en/of eerste lid
van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan (een) andere(n) te weten:
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig
(personenauto), komende uit de richting van de Kastanje, gaande in de richting van
Het Erf, daarmede rijdende over de weg, de Acacialaan,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 76 km/uur, althans met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende
maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere
snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde
in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de
snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met art. 3 van voornoemd regelement niet aan zijn verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in art. 76 van voornoemd reglement de (dubbele)
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding
bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig
geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen heeft bevonden en/of
- het verloop van die weg (de Acacialaan) in of nabij de voornoemde bocht niet
heeft gevolgd en/of met het door hem bestuurde voertuig (links) van de weg is
geraakt/gereden en/of tegen een aldaar in de berm bevindende boom heeft
geschampt en/of vervolgens tegen een zich aldaar bevindende boom is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig
(personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Acacialaan, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was, immers is hij in botsing gekomen met een of
meerdere bomen die zich aldaar in de berm bevonden;
2
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig,
personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende
drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel
8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,19 milligram, in elk
geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor
het besturen van dat voertuig een rijbewijs was vereist en
nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de
eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van
18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is
afgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige
invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest
worden geacht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft schuld aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW), in die zin dat sprake is van grove schuld. Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot een ongeval waardoor aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken ten aanzien van het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangezien daarvan geen sprake is, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard en dat sprake is van eendaadse samenloop. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij gesteld dat geen sprake is van een grove mate van schuld, maar dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of er bij [slachtoffer 1] sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 maart 2022 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Acacialaan in Raalte. Verdachte reed als bestuurder in de personenauto over Acacialaan, komende uit de richting van de Kastanje en gaande in de richting van Het Erf. In de auto zaten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als inzittenden. Verdachte kwam met de auto frontaal tegen een boom tot stilstand. [2]
Verdachte was beginnend bestuurder [3] en uit bloedonderzoek bleek dat hij onder invloed was van alcohol. Het ethanol gehalte in het bloed van verdachte bevatte 1.19 milligram per milliliter bloed [4] , terwijl voor beginnende bestuurders een grenswaarde van 0.2 milligram per milliliter bloed is toegestaan. [5]
Na onderzoek op de plaats van het ongeval bleek dat verdachte in een scherpe bocht naar rechts, vermoedelijk door een te hoge snelheid, uit de bocht is gevlogen en dat verdachte daarbij frontaal tegen een boom in de linker grasberm is gebotst. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van de auto, plaats in een scherpe bocht naar rechts. De rijbaan was door middel van een dubbele doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een grasberm met daarin bomen die door middel van betonnen banden was gescheiden van de rijbaan. Door de verbalisanten werd een remblokkeerspoor aangetroffen overgaand in een remspoor in de linker berm. Dit spoor eindigde in de linker berm bij de boom waar de auto tegenaan was gebotst. Uit de snelheidsberekening bleek dat de auto heeft gereden met een indicatieve snelheid van minimaal 76 kilometer per uur, waar 50 kilometer per uur was toegestaan. De daadwerkelijke gereden snelheid lag met een grote waarschijnlijkheid hoger dan deze minimale indicatieve snelheid. Bovendien stond er bij de kruising van de Acacialaan en de Kastanjelaan – circa 230 meter voor de bocht – een bord J20 met “Pas op: Slipgevaar” en was het op het moment van het ongeluk donker. Uit deze gegevens concluderen de verbalisanten dat verdachte vermoedelijk door een inschattingsfout, een te hoge snelheid, het gebruik van alcoholhoudende drank, mogelijk in combinatie met het eerder raken van de rechter betonnen band, in de bocht de controle over de auto kwijtraakte. [6]
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij bij verdachte in de auto op de bijrijdersstoel zat en dat ze eerst rustig over de weg reden, maar dat het leek alsof verdachte meer gas gaf toen ze over de Acacialaan reden. [slachtoffer 1] heeft toen nog tegen verdachte gezegd dat hij rustiger aan moest doen omdat ze een bocht naderden, maar verdachte leek dat niet te horen omdat hij niet langzamer ging rijden. Vervolgens voelde [slachtoffer 1] een harde klap en zag ze dat ze tegen een boom waren gebotst. Ze voelde meteen pijn in haar rechter arm en zag dat deze gebroken was. Als gevolg van haar gebroken arm is ze twee maanden thuis geweest, kan ze haar arm nog steeds niet goed bewegen, kan ze geen zware dingen tillen en heeft ze een metalen plaat van dertien centimeter in haar arm. Die metalen plaat moet waarschijnlijk de rest van haar leven in haar arm blijven. [7] Hierdoor heeft zij ook een litteken op haar arm. [8] Ze had een botje achter haar rechter schouderblad en haar rechter bovenarm gebroken en ze had een scheur in haar rechter schouderblad. [9] Uit de forensisch geneeskundige letselbeschrijving blijkt dat het letsel van haar arm te duiden is als (medisch gezien) matig letsel en dat zij ook licht letsel had opgelopen aan haar voet. Haar voet was gekneusd. [10]
Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] hebben als gevolg van het ongeluk gekneusde ribben opgelopen, waar zij enkele dagen last van hebben gehad. [11]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de Acacialaan voor hem een bekende weg is. [12] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niets van het ongeval kan herinneren. Hij kan zich niet herinneren dat hij in de auto is gestapt. Hij werd achter het stuur wakker en zag dat de auto tegen een boom stond. Ook heeft hij verklaard dat hij die nacht alcohol – mixdrankjes – heeft gedronken en dat hij dronken was.
Overwegingen en conclusies
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet kunnen worden
vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat
een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel
zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan. Dit betekent in de eerste plaats dat er causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in het donker in een scherpe bocht naar rechts, met een te hoge snelheid heeft gereden, terwijl er een bord J20 (“Pas op: Slipgevaar) stond en hij over een doorgetrokken streep op de linker weghelft en vervolgens in de linker berm terecht is gekomen, waarna hij tegen een boom is gebotst. Verdachte kon met zijn snelheid – minimaal 76 kilometer per uur – zijn auto niet tijdig tot stilstand brengen of de bocht overzien, aangezien de weg klaarblijkelijk ingericht was voor een ter plaatse geldende maximale snelheid van 50 kilometer per uur. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de vastgestelde, door verdachte gereden minimale, snelheid. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zijn auto, gezien deze omstandigheden, onvoldoende onder controle. Bovendien was verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol, was hij beginnend bestuurder en vervoerde hij drie passagiers.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat hij schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is van welke mate van schuld sprake is.
Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte meer dan twee verkeersfouten gemaakt: ten eerste heeft hij harder gereden dan ter plaatse was toegestaan, ten tweede heeft hij bij het naderen en het inrijden van de scherpe bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV) niet de snelheid van de door hem bestuurde auto zodanig geregeld dat hij in staat was de door hem bestuurde auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en bocht kon overzien en waarover deze vrij waren, ten derde heeft hij in strijd met artikel 3 RVV niet aan zijn verplichting voldaan zoveel mogelijk rechts te houden, ten vierde heeft hij in strijd met artikel 76 RVV de dubbele doorgetrokken strepen overschreden en hij heeft zich met de door hem bestuurde auto geheel links van die doorgetrokken strepen bevonden en het verloop van de Acacialaan niet gevolgd en hij is met de auto van de weg geraakt en tegen een boom gebotst. Dit, terwijl verdachte, last but not least, als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol was.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door deze feitelijke gedragingen de vereiste voorzichtigheid in het verkeer onvoldoende heeft betracht. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beoordeelt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig.
Het als gevolg van voornoemde gedragingen door [slachtoffer 1] opgelopen letsel merkt de rechtbank aan als zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard en de ernst van het letsel, de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen, de prognose en de duur van de gevolgen ervan. Er heeft immers een operatie plaatsgevonden aan de rechter arm waarbij een metalen plaat is geplaatst die vermoedelijk de rest van haar leven zal moeten blijven zitten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en acht zij het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opgelopen letsel niet als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kan worden en zal verdachte voor dat onderdeel van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
3.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 december 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2022 (pagina 38).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 20 maart 2022 te Raalte, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Kastanje, gaande in de richting van Het Erf, daarmede rijdende over de weg, de Acacialaan, zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl hij beginnend bestuurder was en
terwijl hij op dat moment drie passagiers vervoerde en
terwijl hij een scherpe bocht naar rechts naderde, en
terwijl voornoemde bocht aan weerszijden was voorzien van een grasberm met
bomen die door middel van betonnen banden waren gescheiden van de rijbaan en
terwijl op (ongeveer) 230 meter voor die bocht een in zijn, verdachtes, rijrichting
gekeerd bord J20 stond, inhoudende: ‘pas op: slipgevaar’,
- heeft gereden met een snelheid van minimaal 76 kilometer per uur, althans met
een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, en
- bij het naderen en het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde
in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de
snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij
waren en
- in strijd met artikel 3 van voornoemd regelement niet aan zijn verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van voornoemd reglement de dubbele
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en zich met het door hem bestuurde voertuig geheel links van die doorgetrokken strepen heeft bevonden en
- het verloop van die weg (de Acacialaan) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en met het door hem bestuurde voertuig (links) van de weg is geraakt en vervolgens tegen een zich aldaar bevindende boom is gebotst,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde en eerste lid
van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander te weten:
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2
hij op 20 maart 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,19 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat voertuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
eendaadse samenloop van de misdrijven
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid en derde lid, onderdeel b, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b onder 2 en 3 van de Wegenverkeerswet 1994 (1,19 milligram).

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete ter hoogte van € 1.000,00. Daarnaast heeft de officier van justitie een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van achttien maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren op te leggen in combinatie met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. De gevorderde geldboete moet achterwege blijven, aldus de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Op 20 maart 2022 heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig aan het verkeer deelgenomen, terwijl hij als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol was. Verdachte heeft te hard gereden en is – terwijl hij de auto onvoldoende onder controle had – uit de bocht gevlogen. De auto is vervolgens tegen een boom tot stilstand gekomen. In zijn auto zaten op dat moment drie passagiers, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die allen gewond zijn geraakt en waarbij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Een verantwoordelijke verkeersdeelnemer dient zowel zijn eigen veiligheid als die van anderen te allen tijde serieus te nemen. Op 20 maart 2022 heeft verdachte het flink laten afweten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Volgens de LOVS oriëntatiepunten is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een rijontzegging voor de duur van twee jaren. Onder omstandigheden kan uiteraard van deze LOVS oriëntatiepunten worden afgeweken. In deze zaak zijn er naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die aanleiding geven om ten gunste van verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte zijn excuses heeft aangeboden aan de slachtoffers. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich schuldbewust getoond. Verder heeft verdachte zijn leven goed op orde, hij heeft een relatie, hij werkt full-time, hij heeft geen schulden en hij zegt te hebben geleerd van zijn fouten. Daarnaast heeft verdachte een groot belang bij het behouden van zijn rijbewijs voor zijn werk als chauffeur en is zijn rijbewijs niet eerder ingevorderd geweest. Bovendien zijn er na de ten laste gelegde feiten – inmiddels bijna twee jaar geleden – geen nieuwe verkeersincidenten geweest en is er een groot tijdsverloop tussen het plaatsvinden van het ongeval en de datum van dit vonnis.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte (gedateerd 10 november 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren opleggen. De rechtbank zal verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden opleggen, maar zal deze gelet op de persoonlijke situatie van verdachte en het tijdsverloop, geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd op twee jaren.
De rechtbank zal geen geldboete opleggen, zoals door de officier van justitie is geëist, met name omdat de rechtbank hierin geen meerwaarde ziet en hiermee geen doel wordt gediend.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
eendaadse samenloop van de misdrijven
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid en derde lid, onderdeel b, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b onder 2 en 3 van de Wegenverkeerswet 1994 (1,19 milligram).
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. A.H.P. Polstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
Buiten staat
Mr. A.H.P. Polstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022122245. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 4 november 2022 (pagina 3).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2022 (pagina 38).
4.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de uitslag van het bloedonderzoek van 11 april 2022.
5.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 4 november 2022 (pagina 4, alinea’s 2 en 3).
6.Het proces-verbaal van plaats delict onderzoek van 17 oktober 2022 (pagina’s 50, 51, 54, 55 en 63).
7.Het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 1] van 18 juli 2022 (pagina’s 21 en 22).
8.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 4 november 2022 (pagina 8, alinea 1).
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2022 (pagina 37).
10.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving zonder benoeming als deskundige van 7 juni 2022 (pagina 26).
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2022 (pagina 37).
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 juli 2022 (pagina 31).