ECLI:NL:RBOVE:2024:288

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
08.073264.23 en 08.296924.23 (t.tz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van judotrainer voor ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 39-jarige judotrainer, die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte onderworpen aan een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de slachtoffers, en is hij ontzet van de uitoefening van het beroep om sport te onderrichten aan minderjarigen voor de duur van 5 jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met vier minderjarige slachtoffers, waarbij hij zijn positie als judotrainer heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2015 tot 2023 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder seksueel binnendringen, en heeft daarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers in aanmerking genomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedenfeiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.073264.23 en 08.296924.23 (t.tz. gev.) (P)
Datum vonnis: 18 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 december 2023 en van 18 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.A.E.J. Koster, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer 3] door mevrouw [naam 1] (Slachtofferhulp Nederland), namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mevrouw [naam 2] (Slachtofferhulp Nederland) en namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] door mr. [naam 3] , is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.073264.23
feit 1:als judotrainer in de periode van 31 juli 2015 tot en met 30 juli 2017 met de minderjarige [slachtoffer 3] (hierna [slachtoffer 3] ), die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] , dan wel bij [slachtoffer 3] , die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2:als judotrainer in de periode van 31 juli 2015 tot en met 1 januari 2019 met de minderjarige [slachtoffer 3] , ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 3:als judotrainer in de periode van 13 april 2016 tot en met 13 november 2018 met de minderjarige [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ), die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] , dan wel bij [slachtoffer 1] , die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 4:als judotrainer in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 met de minderjarige [slachtoffer 4] (hierna [slachtoffer 4] ), die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
parketnummer 08.296924.23
in de periode van 12 november 2019 tot en met 13 maart 2023 bij [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ), die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank zal omwille van de leesbaarheid het feit onder parketnummer 08.296924.23 als feit 5 doornummeren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 31 juli 2015 tot en met 30
juli 2017 te Dedemsvaart en/of Dwingeloo en/of Slagharen en/of Hoogeveen en/of
Ommen en/of Fluitenberg, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3]
,
te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of het laten betasten van zijn
penis door die [slachtoffer 3] en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 3] en/of
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, althans het betasten van de vagina van
die [slachtoffer 3] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 3] en/of
- het die [slachtoffer 3] een foto van haar borsten te laten maken en (vervolgens) aan
hem, verdachte, toe te laten sturen door middel van Facebook en/of
- het sturen van een foto zijn (ontblote) penis aan die [slachtoffer 3] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 31 juli 2015 tot en met 30
juli 2017 te Dedemsvaart en/of Dwingeloo en/of Slagharen en/of Hoogeveen en/of
Ommen en/of Fluitenberg, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of het laten betasten van zijn
penis door die [slachtoffer 3] en/of
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, althans het betasten van de vagina van
die [slachtoffer 3] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 3] en/of
- het die [slachtoffer 3] een foto van haar borsten te laten maken en (vervolgens) aan
hem, verdachte, toe te laten sturen door middel van Facebook en/of
- het sturen van een foto zijn (ontblote) penis aan die [slachtoffer 3] ;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 31 juli 2015 tot en met 1
januari 2019 te Dedemsvaart en/of Dwingeloo en/of Slagharen en/of Hoogeveen
en/of Ommen en/of Fluitenberg, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of het laten betasten van zijn
penis door die [slachtoffer 3] en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 3] en/of
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, althans het betasten van de vagina van
die [slachtoffer 3] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 3] en/of
- het die [slachtoffer 3] een foto van haar borsten te laten maken en (vervolgens) aan
hem, verdachte, toe te laten sturen door middel van Facebook en/of
- het sturen van een foto zijn (ontblote) penis aan die [slachtoffer 3] ;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 april 2016 tot en met 13
november 2018 te Dedemsvaart en/of Fluitenberg en/of Slagharen en/of
Hoogeveen, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, althans het betasten van de vagina van
die [slachtoffer 1] en/of
- het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van de borst(en) van
die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 april 2016 tot en met 13
november 2018 te Dedemsvaart en/of Fluitenberg en/of Slagharen en/of
Hoogeveen, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, althans het betasten van de vagina van
die [slachtoffer 1] en/of
- het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van de borst(en) van
die [slachtoffer 1] ;
4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2017 tot en met
31 december 2017 te Dedemsvaart en/of Slagharen en/of Hoogeveen, althans in
Nederland,
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid (als judotrainer)
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 4] en/of het betasten van de borst(en) van
die [slachtoffer 4] en/of
- het drukken van zijn (stijve) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] ;
5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november 2019 tot
en met 13 maart 2023 te Assen, althans in Nederland,
met
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (meermalen) (onverhoeds) aanraken van en/of het knijpen in en/of het slaan
tegen, althans het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en/of
- het drukken van zijn lippen tegen de wang van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van het (boven)been van die [slachtoffer 2] .

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de feiten onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 zoals deze ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten 1 tot en met 4 telkens misbruik gemaakt van de opleidingsrelatie die hij met zijn leerlingen had.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde, gelet op het unus testis-beginsel en de gepaste terughoudendheid ten aanzien van steunbewijs. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde kan worden veroordeeld, maar heeft ook gesteld dat verdachte gedeeltelijk vrijgesproken dient te worden. Alleen kan bewezen worden wat verdachte heeft bekend: hij heeft [slachtoffer 3] ’s borsten betast, hij heeft haar gezoend en zij heeft over de kleding heen over zijn penis gewreven.
Ten aanzien van de feiten onder 2, 3, 4 en 5 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden omdat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat. De verklaringen zijn onvoldoende specifiek en verschillen op essentiële onderdelen om deze als schakelbewijs te kunnen gebruiken, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Het juridisch kader
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of er voor de aan verdachte verweten strafbare feiten voldoende wettig bewijs voorhanden is.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
Als belastend bewijs zouden kunnen gelden de aangiften en verklaringen die door de vier dames zijn afgelegd, doch uiteraard alleen als deze als voldoende betrouwbaar kunnen worden beoordeeld. De verklaringen mogen niet op zichzelf staan en moeten aanknopingspunten vinden in overig bewijsmateriaal zodat zij zijn ingebed in een concrete context.
3.3.2
Vaststelling van feiten en omstandigheden [1]
[slachtoffer 3]
heeft verklaard dat verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en dat zij seks met hem heeft gehad vanaf dat zij 14 jaar was tot en met dat zij 17 jaar was – dus vanaf ongeveer 2015 tot en met 2018. Hij was gedurende deze gehele periode haar judotrainer. Het begon met handtastelijkheden. [2] Toen zij 14 jaar was deed verdachte – voor het eerst – een hand in haar beha. Vervolgens gingen de handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 3] over op zoenen, tongzoenen en andere ontuchtige handelingen, ook buiten de judotrainingen of -wedstrijden. Dit heeft onder andere in de Citadel in Dedemsvaart, Dwingeloo, Slagharen en Hoogeveen plaatsgevonden.
Tijdens grondtrainingen ging verdachte met zijn hand in haar broek heen en weer over haar vagina. Ook pakte verdachte wel eens [slachtoffer 3] ’s hand en dirigeerde hij deze naar zijn broek om over zijn broek heen te gaan of om hem in zijn broek af te trekken. Dit is volgens [slachtoffer 3] tijdens meerdere grondgevechten gebeurd.
[slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat nadat zij een keer in de kleedkamer gezoend hadden, verdachte vroeg of zij hem wilde pijpen en dat heeft ze gedaan. Ook heeft hij haar in de kleedkamer gebeft. [slachtoffer 3] heeft verdachte ook een keer gepijpt in een auto op een carpoolplek bij Ommen. Hij heeft haar toen ook gevingerd. Ook tijdens een barbecue voor de seizoensafsluiting van de judo heeft verdachte haar in een zwembad gevingerd.
[slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat zij en verdachte één keer geslachtsgemeenschap hebben gehad. Dit was tijdens een judokamp in Dwingeloo dat plaatsvond tussen 30 juni 2017 en 2 juli 2017. [slachtoffer 3] was toen 15 jaar. Verdachte had [slachtoffer 3] al eerder een keer gevraagd om een condoom mee te nemen en dat had zij tijdens het judokamp gedaan, waarna zij seks hebben gehad.
[slachtoffer 3] heeft voorts verklaard dat verdachte haar ook een keer heeft gevraagd om foto’s van zichzelf te maken en te sturen. [slachtoffer 3] heeft verdachte twee naaktfoto’s van haar borsten gestuurd en hij stuurde een foto van zijn penis terug.
De laatste keer dat er volgens [slachtoffer 3] iets tussen verdachte en haar is gebeurd, was tijdens een training. Zij was toen 17 jaar. Verdachte wilde met zijn hand bij de beha en broek van [slachtoffer 3] komen, maar zij hield hem tegen en zei dat ze dat niet meer wilde en verdachte stemde daarmee in.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij [getuige 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] heeft verteld over de aanrakingen tijdens de grondtrainingen. Zij heeft hen niet verteld dat het bij haar verder ging dan alleen de aanrakingen. Zij zeiden dat verdachte hen ook aanraakte. Ze zijn vervolgens – zonder [slachtoffer 1] – naar verdachte gegaan om te zeggen dat ze niet meer wilden dat verdachte hen aanraakte. [slachtoffer 3] is later alleen naar verdachte teruggegaan om te zeggen dat ze het niet meende, omdat ze hem niet kwijt wilde als trainer. [3]
[slachtoffer 3] heeft een dagboek bijgehouden waarin een aantal gebeurtenissen staan beschreven in de periode van 9 november 2016 tot en met 7 juli 2017. Zo heeft zij beschreven dat zij verdachte heeft gepijpt, dat zij hebben gezoend, aan elkaars geslachtsdelen hebben gevoeld en dat hij zijn erectie tegen haar aan drukte. Ook staat beschreven dat verdachte begon over het maken en opsturen van foto's. Verder heeft [slachtoffer 3] beschreven dat verdachte haar heeft gebeft en dat zij er achter kwam dat verdachte ook de borsten en billen van [slachtoffer 4] betastte, maar dat zij verdachte niet kwijt wilde als trainer. In het dagboek staat ook dat [slachtoffer 3] bij verdachte in de auto zat en dat zij seksuele handelingen hebben verricht in de auto. Tot slot heeft [slachtoffer 3] gedetailleerd beschreven dat zij – toen ze op kamp waren – is ontmaagd door verdachte. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] haar heeft verteld dat verdachte tijdens een judo verwurging met zijn handen bij haar in haar jas, onder haar shirt en onder haar beha ging. Zij heeft ook verklaard dat andere meisjes van de judo haar hebben verteld dat het hen ook overkwam en dat verdachte het ook een keer bij haar heeft geprobeerd. Zij is met andere meiden naar verdachte gegaan om te zeggen dat hij moest stoppen. [5]
[slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij judolessen kreeg van verdachte. Verdachte kwam met grondpartijtjes altijd dichtbij en kwam met zijn handen tussen haar benen en zat aan haar borsten. [slachtoffer 1] kan zich herinneren dat het in 2016 – toen zij 12 jaar was – begon en dat het stopte toen ze 14 en een half jaar was.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat toen er tijdens een seizoensafsluiting werd gezwommen, zij merkte dat verdachte haar iedere keer tussen haar benen greep en dat hij haar in een hoekje van het zwembad insloot. Verdachte voelde vervolgens door haar zwembroekje aan haar vagina, ging met zijn vinger de hele tijd over haar clitoris heen en drukte met zijn vinger het broekje naar binnen voorbij de binnenste schaamlippen.
Ook heeft zij verklaard dat hij tijdens de trainingen aan haar borsten en vagina zat. Hij zat aan haar borsten door zijn hand door de opening van de judojas te doen. Wanneer verdachte haar in de houdgreep of verwurging hield en ze op haar rug op de grond lag, dan hield hij haar met zijn linkerarm onder haar nek vast en met zijn rechterhand wreef hij dan over haar borsten of kneep erin. Dit deed hij terwijl hij met zijn hoofd naast haar hoofd lag, waardoor anderen het niet goed konden zien. [6] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de broek tijdens oefening wat losser kon zitten zodat iemand er met een hand in kan. Voor verdachte was het niet mogelijk om bij haar in haar shirt te komen of om bij haar in haar broek te komen, omdat zij de band van de broek aan de binnenkant altijd heel strak aantrok. [7] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat andere meiden, waaronder [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , haar vertelden dat verdachte ook aan hen zat. Een groep meiden had tegen verdachte gezegd dat hij moest stoppen met dit gedrag. [slachtoffer 1] heeft toen zij 15 of 16 jaar oud was geprobeerd om aan [naam 4] (hierna [naam 4] ) te vertellen dat verdachte aan haar had gezeten op een manier die niet wenselijk was en dat zij ook niet de enigste was die het was overkomen. [naam 4] heeft verklaard dat het klopt wat [slachtoffer 1] heeft verklaard over wat zij tegen hem heeft gezegd. [naam 4] had het echter nooit zo geïnterpreteerd zoals [slachtoffer 1] dat had bedoeld. [8]
[slachtoffer 4]
heeft verklaard dat zij judotrainingen kreeg van verdachte. Ongeveer een jaar voordat [slachtoffer 4] in 2018 stopte met judoën begon verdachte met de aanrakingen. Vooral tijdens trainingen werd verdachte na verloop van tijd steeds handtastelijker. Bij grondgevechten ging hij met zijn hand in haar shirt. Verdachte deed dan altijd de houdgreep, waardoor hij bovenop [slachtoffer 4] kwam te liggen. Hij lag dan met zijn hoofd bij haar nek en deed zijn hand tussen haar judopak. Hij ging dan met zijn hand onder haar shirt en onder haar sportbeha. Hij pakte haar borst en hield deze met zijn hele hand vast. Dit gebeurde bijna elke grondpartij die [slachtoffer 4] met verdachte deed. Als verdachte op [slachtoffer 4] lag voelde zij soms ook de harde piemel van verdachte en dat vond ze verschrikkelijk. Ze merkte dat verdachte een harde piemel kreeg op het moment dat hij zijn hand in haar shirt deed. [9] Verdachte ging met zijn arm bij haar shirt via de bovenkant naar binnen. Later is zij strakkere sportshirts gaan dragen zodat dit niet meer mogelijk was. [10]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij zelf nooit iets tegen verdachte heeft gezegd over de aanrakingen, maar zij heeft wel aan een jongen vertelt dat verdachte haar aanraakte en dat die jongen het weer aan [naam 4] , de judo assistent, vertelde. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [naam 4] toen tegen haar zei dat zij dit zelf met verdachte moest oplossen. [11] [naam 4] heeft daarover verklaard dat hij zich kan herinneren dat een jongen iets tegen hem heeft gezegd over grondpartijtjes. Die jongen vertelde hem dat hij het vermoeden had dat verdachte meisjes aanraakte tijdens grondduellen omdat [slachtoffer 4] hem dat had verteld. [naam 4] geloofde dat toen niet. [12]
Bovendien heeft [slachtoffer 4] verklaard dat zij bij een afsluiting van het jaar in het zwembad zag dat verdachte met zijn hand in [slachtoffer 3] ’s zwembroekje ging. Ze waren toen met meerdere personen in het zwembad, maar [slachtoffer 4] zag dat verdachte [slachtoffer 3] naar zich toe trok en zag dat hij zijn hand er aan de voorkant bij haar bikinibroekje in deed. [13]
[slachtoffer 2]
heeft verklaard dat zij als dojo assistent verdachte hielp bij judolessen in Assen. Zij zag verdachte altijd als vertrouwenspersoon. Ondanks dat judo een contactsport is, is verdachte volgens [slachtoffer 2] meerdere keren een grens overgegaan. Toen [slachtoffer 2] ongeveer 13 jaar was, begon verdachte haar aan te raken over een periode van ongeveer drie jaar. Dit stopte ongeveer een half jaar geleden.
Tijdens de lessen raakte verdachte meerdere keren per avond haar billen aan met zijn hand of hij kneep erin. Ook gaf verdachte haar regelmatig een tik op haar kont. Wanneer zij achter een kast stond en zij de namen van de leerlingen oplas, kwam hij naast haar staan en tikte hij haar op haar billen, legde zijn hand erop of kneep erin.
Het laatste anderhalf jaar begon verdachte ook bewegingen met zijn mond te maken tegen de wang van [slachtoffer 2] . Tijdens judo oefeningen kwam verdachte dan met zijn hoofd dicht bij haar hoofd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het normaal is dat je bij judo met de houdgreep elkaar met de wangen aan kan raken, maar verdachte draaide zijn gezicht zo bij dat hij met zijn gezicht tegen haar wang aan kwam en hij maakte dan bewegingen met zijn mond. Ook voelde zij een keer zijn lippen op haar wang. Wanneer zij met verdachte in een auto zat, legde hij volgens [slachtoffer 2] vaak voor een paar minuten zijn hand op haar bovenbeen, richting haar heupen. [14]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij judotrainer was van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en dat hij samen met [slachtoffer 2] judolessen gaf in Assen. Hij heeft bekend dat hij een affaire had met [slachtoffer 3] , terwijl hij wist dat zij minderjarig was en dat zij rondom de judolessen en op de judomat elkaar aanraakten. Verdachte heeft [slachtoffer 3] over haar kleding aan haar borsten en vagina betast, zij heeft over de broek over de penis van verdachte gewreven, [slachtoffer 3] heeft een foto van haar ontblote borsten naar verdachte gestuurd en ze hebben ge(tong)zoend. Ook hebben zij samen in een auto op een carpoolplaats gezeten en hebben ze elkaar betast. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat – als zij seks met hem wilde – zij een condoom mee moest meenemen, dat zij uiteindelijk een condoom heeft meegenomen, maar dat er vervolgens niets met het condoom is gebeurd. De seizoensafsluiting met de barbecue en het zwembad vond plaats in Fluitenberg. Bovendien heeft verdachte erkend dat hij op enig moment werd aangesproken door een aantal leerlingen op ontuchtig gedrag. Verdachte heeft de overige seksuele handelingen bij [slachtoffer 3] ontkend en heeft ook ontkend dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] .
3.3.3
Betrouwbaarheid van de verklaringen
[slachtoffer 3]
Vaststaat dat verdachte als judotrainer [slachtoffer 3] als pupil jarenlang les heeft gegeven, ook tijdens de ten laste gelegde periode. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 3] over haar kleding aan haar borsten en vagina heeft betast, dat zij hem over zijn kleding over zijn penis heeft gewreven, dat [slachtoffer 3] een foto van haar ontblote borsten naar verdachte heeft gestuurd en ze hebben ge(tong)zoend. Ook bekent hij dat ze elkaar in de auto hebben betast. Wat betreft de door verdachte ontkende handelingen heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] . De rechtbank acht die verklaringen betrouwbaar, nu [slachtoffer 3] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de gebeurtenissen. Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard over een situatie die zich voor deed op het judokamp, dat er verstoppertje werd gespeeld en dat zij en verdachte zich samen verstopten bij de toiletten. [slachtoffer 3] heeft vervolgens, gedetailleerd, als volgt verklaard:
“Volgens mij zette hij mij op de wasbak. Hij deed het condoom om zijn penis. Hij probeerde naar binnen te gaan. Dat lukte niet. De hoek waarin het moest gebeuren was niet handig en ik had nooit seks gehad en het was dus allemaal strak. Ik ging toen met mijn handen tegen de muur staan en hij deed toen van achteren zijn penis in mijn vagina. Dat lukte wel. Ik stond lichtelijk voorover gebogen. Ik deed dit volgens mij omdat hij dit aan mij vroeg omdat dit op de wasbak niet lukte.”Deze situatie staat onder meer ook in haar dagboek beschreven en van dit dagboek is de authenticiteit niet in geschil. Haar verklaring wordt daarnaast ook op onderdelen ondersteund door onder meer de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] . Zo heeft [slachtoffer 4] verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte met zijn hand in het zwembroekje van [slachtoffer 3] ging tijdens een van de seizoensafluitingen in het zwembad.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]
Voor de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] zijn eveneens voldoende aanknopingspunten te vinden in andere verklaringen op grond waarvan de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] als voldoende betrouwbaar acht. In dit verband is ook van belang dat de verklaringen van beide dames wat betreft de aard van de gedragingen, de situaties waarin en de omstandigheden waaronder zij plaatsvonden in de kern vrijwel identiek zijn (en elkaar versterken) en ook geplaatst kunnen worden in de context van de verklaringen van [slachtoffer 3] over de ontucht. Zo verklaren de drie dames (vrijwel identiek) over de ontuchtige gedragingen tijdens de judolessen van verdachte tijdens (met name) de grondgevechten, bestaande uit het betasten van hun borsten en hun vagina over de judokleding heen. Ook ging verdachte daarbij met zijn hand in de judojas van de dames.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] wordt nog versterkt door de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij tijdens een seizoensafsluiting in Fluitenberg in het zwembad tussen haar benen is gegrepen en dat haar zwembroekje door verdachte naar binnen werd gedrukt, een situatie waarover [slachtoffer 3] ook verklaart in die zin dat zij ook door verdachte in dat zwembad werd gevingerd. Voorts heeft [slachtoffer 4] nog verklaard dat zij heeft gezien dat de hand van verdachte in het zwembroekje van [slachtoffer 3] verdween in datzelfde zwembad. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] vinden derhalve – mede in onderling verband bezien – voldoende steun in overige verklaringen.
Vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat ook de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dus kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
[slachtoffer 2]
heeft verklaard dat zij tijdens judolessen van verdachte als zijn assistente in Assen diverse malen grensoverschrijdend is benaderd door verdachte. Haar verklaring dat zij vond dat hij grenzen overging door bijvoorbeeld tijdens grondoefeningen hoofd aan hoofd te liggen waarbij verdachte zijn hoofd – zoals te doen gebruikelijk – niet wegdraaide maar met zijn lippen haar wang raakte, vindt ook weer aanknopingspunten in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] over het ‘hoofd aan hoofd’ liggen met verdachte en de verklaringen van [slachtoffer 3] nu ook zij verklaart over de aard van de ontuchtige gedragingen van verdachte. Van belang in dit verband acht de rechtbank dat [slachtoffer 2] geen relatie heeft met de andere drie dames en uit niets blijkt dat zij elkaar kenden. Daarbij komt dat [slachtoffer 2] in haar verklaringen uiting geeft van haar worsteling tussen enerzijds haar loyaliteit aan verdachte (van wie zij is gaan houden) en anderzijds het doen van aangifte omdat hetgeen verdachte heeft gedaan in haar ogen grensoverschrijdend is geweest.
Ook de verklaring van [slachtoffer 2] , mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vindt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in andere verklaringen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank ook de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen.
Voorts geldt voor alle vier de dames dat hun verklaringen niet slechts beschuldigende en negatieve uitlatingen over verdachte bevatten. Zij keken tegen hem op als judoka. De wijze waarop in de verklaringen van de dames de worsteling met tegenstrijdige gevoelens naar voren komt bij het verwerven van het inzicht dat verdachte misbruik van hen heeft gemaakt, sterkt de rechtbank in de overtuiging van de authenticiteit en betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaringen van de andere dames.
3.3.4
Conclusie
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de vier dames betrouwbaar zijn en dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid daarvan. Op basis van die verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de strafbare feiten zoals deze ten laste zijn gelegd onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1, primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 31 juli 2015 tot en met 30
juli 2017 te Dedemsvaart en/of Dwingeloo en/of Slagharen en/of Hoogeveen en/of
Ommen en/of Fluitenberg, althans in Nederland, met de aan zijn opleiding (als judotrainer) toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 3] en
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 3] en
- het wrijven over de vagina en/of clitoris, en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 3] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] en
- het tongzoenen van die [slachtoffer 3] en
- het die [slachtoffer 3] een foto van haar borsten te laten maken en vervolgens aan hem, verdachte, toe te laten sturen door middel van Facebook en
- het sturen van een foto zijn (ontblote) penis aan die [slachtoffer 3] ;
2
hij op één of meer tijdstippen in de periode 31 juli 2015 tot en met 1 januari 2019 te Dedemsvaart en/of Dwingeloo en/of Slagharen en/of Hoogeveen en/of Ommen en/of Fluitenberg, althans in Nederland, met de aan zijn opleiding (als judotrainer) toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 3] en
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 3] en
- het wrijven over de vagina en/of clitoris en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 3] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] en
- het tongzoenen van die [slachtoffer 3] en
- het die [slachtoffer 3] een foto van haar borsten te laten maken en vervolgens aan hem, verdachte, toe te laten sturen door middel van Facebook en
- het sturen van een foto zijn (ontblote) penis aan die [slachtoffer 3] ;
3, primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode 13 april 2016 tot en met 13 november 2018 te Dedemsvaart en/of Fluitenberg en/of Slagharen en/of Hoogeveen, althans in Nederland, met de aan zijn opleiding (als judotrainer) toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
- het wrijven over de vagina en clitoris en
- het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en het betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] ;
4
hij op één of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 te Dedemsvaart en/of Slagharen en/of Hoogeveen, althans in Nederland, met de aan zijn opleiding (als judotrainer) toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 4] en het betasten van de borsten van
die [slachtoffer 4] en
- het drukken van zijn stijve penis tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] ;
5
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 12 november 2022 tot en met 13 maart 2023 te Assen, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op 12 november 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het meermalen onverhoeds aanraken van en/of het knijpen in en/of het slaan tegen, althans het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en
- het drukken van zijn lippen tegen de wang van die [slachtoffer 2] en
- het betasten van het bovenbeen van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245, 247, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
gedeeltelijk in eendaadse samenloop met
feit 2
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals die zijn opgenomen in het advies van 31 augustus 2023 van Reclassering Nederland. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een bijkomende straf wordt opgelegd, namelijk een beroepsverbod als judotrainer van minderjarigen voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank meer feiten bewezen acht dan de raadsman, heeft de raadsman verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder heeft de raadsman verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte geen judotrainingen meer geeft en de mediagevoeligheid van de zaak. Een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf is voor verdachte zeer onwenselijk gezien zijn persoonlijke omstandigheden, aldus de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan meerdere zedenfeiten waarbij hij vier minderjarige slachtoffers heeft gemaakt. Hij deed dit in een situatie waarin zijn slachtoffers afhankelijk van hem waren in de judosport waar zij zo van hielden. Zo heeft hij gedurende een langere periode een seksuele relatie gehad met [slachtoffer 3] , die hij in zijn hoedanigheid van judotrainer heeft leren kennen. Verdachte heeft stap voor stap toenadering gezocht bij [slachtoffer 3] – die bang was om haar trainer teleur te stellen of te verliezen – waarna er verschillende seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden. Verdachte benoemt zelfs dat hij een ‘affaire’ had met [slachtoffer 3] . Op het moment dat de relatie begon was [slachtoffer 3] veertien jaar, terwijl verdachte op dat moment rond de dertig jaar was. Dat [slachtoffer 3] ten tijde van de feiten gevoelens voor verdachte had en – mede – daardoor vrijwillig heeft meegewerkt aan het voldoen aan zijn behoeften, doet niets af aan het strafbare karakter van zijn handelen. [slachtoffer 3] verkeerde vanwege haar jonge leeftijd immers in een kwetsbare positie en was niet of minder in staat om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden. Zij had nooit met het gedrag van verdachte geconfronteerd mogen worden. Bovendien verwijt verdachte [slachtoffer 3] dat zij het initiatief nam en dat zij een relatie met hem wilde, ongeacht van wie het initiatief uitging, verdachte had nooit een relatie met een minderjarige aan moeten gaan. Hij heeft dan ook misbruik gemaakt van de vertrouwenspositie die hij vanuit zijn functie als judotrainer had. In zijn functie heeft hij eveneens misbruik gemaakt van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . Hij heeft hun borsten, billen en vagina’s betast en is ook in de vagina van [slachtoffer 1] met zijn vinger binnengedrongen. Door zijn eigen gedrag verkeerde verdachte steeds opnieuw in vergelijkbare situaties waarvoor hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen.
In de door verdachte geschonden strafbepalingen staat de bescherming van minderjarigen centraal. Minderjarigen moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Daartoe dienen zij ook beschermd te worden tegen zichzelf, aangezien zij de gevolgen op lange termijn niet kunnen overzien. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Dat een dergelijke inbreuk langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke ontwikkeling en de geestelijke gezondheid van slachtoffers is een feit van algemene bekendheid. Om die reden heeft de wetgever ervoor gekozen het plegen van seksuele/ontuchtige handelingen met jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren strafbaar te stellen, ook in het geval dat dit met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers geschonden en hun seksuele ontwikkeling verstoord. De gevolgen die het handelen van verdachte op het leven van de slachtoffers heeft gehad en in de toekomst wellicht nog zal hebben, zijn aan verdachte te verwijten. Dit alles heeft een grote impact op de levens van zijn minderjarige slachtoffers en hun familie en vrienden. Hij heeft er aan bijgedragen dat een aantal slachtoffers zich isoleerden van hun vrienden en familie en de judosport naast zich neerlegde. Namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is dit tijdens de terechtzitting ook treffend onder woorden gebracht. Verdachte had beter moeten weten, maar hij heeft zich enkel laten leiden door de bevrediging van zijn eigen behoeften. De nadelige gevolgen en de (emotionele) schade voor de slachtoffers heeft verdachte bewust op de koop toegenomen. Het is kwalijk dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie, waarbij hij tevens het imago van judo – als verdedigingssport – in zijn algemeenheid heeft beschadigd. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de conclusies zoals vervat in de rapportage, opgemaakt door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog, van 14 juli 2023. Daarin is te lezen dat verdachte een overwegend gemiddeld intelligente man is, waarbij ten tijde van het plegen van de strafbare feiten geen sprake was – en ook nu geen sprake is – van duidelijke psychiatrische problematiek (in de vorm van toestandsbeeld, een persoonlijkheidsstoornis of een seksuele stoornis). De kans op recidive wordt door de psycholoog als laag ingeschat. De psycholoog adviseert dan ook om de ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Er zijn geen gronden voor een advies voor ondersteuning/behandeling in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psycholoog over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze conclusie tot de hare.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 augustus 2023. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte heeft gesteld geen seksuele voorkeur te hebben voor minderjarige meisjes en dat het NIFP ook geen seksuele of andere stoornissen heeft geconstateerd. In de periode van de feiten had verdachte forse huwelijksproblemen en kon hij niet goed omgaan met hoog op gelopen stress en zocht hij afleiding in de (door hem zo benoemde) affaire met [slachtoffer 3] . Dit leverde hem fijne gevoelens op en een gevoel van controle. Hij wist dat het strafbaar was, maar zijn seksuele lust was groter dan het cognitieve besef. Zijn zelfcontrole en remming zijn ernstig tekort geschoten. De reclassering vindt het kwalijk dat verdachte de verantwoordelijkheid hiervoor deels bij [slachtoffer 3] legt, door te benoemen dat zij hem versierde en goed wist waar ze mee bezig was. De risico’s op herhaling liggen volgens de reclassering in de beperkte probleemoplossingsvaardigheden en zijn copingmechanismen op momenten van teleurstelling of tegenslagen. Ook het feit dat verdachte ernstig misbruik van zijn positie en overmacht heeft gemaakt, ziet de reclassering als risicofactor. Tot slot ziet de reclassering risico’s in zijn houding; hij ontkent de feiten deels en legt de verantwoordelijkheid voor het gedeelte dat hij bekent deels bij [slachtoffer 3] . Beschermende factoren zijn gelegen in het feit dat het leven van verdachte op dit moment stabieler is dan ten tijde van de pleegperiode en dat verdachte geen judotraining meer geeft (en dit in de toekomst ook niet meer zegt te willen doen). De reclassering verschilt dus van inzicht met het NIFP over het eventueel te volgen traject na een veroordeling. Hoewel door het NIFP concrete behandeldoelen worden benoemd, zien zij geen aanleiding om behandeling te adviseren, gezien het feit dat er geen stoornis is vastgesteld in combinatie met het door hen ingeschatte recidiverisico. De reclassering acht behandeling in een forensisch kader wel degelijk van belang, vanwege de ernst van de feiten, het ontbreken van voldoende zelfinzicht en probleembesef en het feit dat de reclassering risico’s op herhaling ziet. Omdat de reclassering komt tot een hogere risico-inschatting dan het NIFP, adviseert de reclassering een ambulante behandeling om in te zetten op behandeling om de oplossingsvaardigheden te versterken, het delictscenario en de daarbij behorende cognitieve vervormingen/externalisatie uit te diepen zodat een terugvalpreventieplan kan worden opgesteld. Mede nu verdachte, ondanks het ontbreken van een stoornis, tot langdurige seksueel delictgedrag is gekomen waarbij meerdere minderjarige slachtoffers zijn gevallen.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verder gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet aan de orde nu in dit geval niet aan het criterium dat daarvoor nodig is wordt voldaan.
Beroepsverbod
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer (minderjarige) personen. Verdachte is ongeveer dertig jaar lang werkzaam geweest als judotrainer (onder andere) voor minderjarigen en is gestopt met zijn werkzaamheden als judotrainer doordat justitie van deze strafzaak op de hoogte raakte. De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn positie als judotrainer van de jeugdige slachtoffers misbruikte om met hen in contact te komen, om indruk op hen te maken en om hun vertrouwen te winnen door zich als vertrouwenspersoon op te stellen. Verdachte heeft zijn leerlingen aangerand tijdens judotrainingen en op judo gerelateerde gelegenheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de vereisten van artikel 251 Sr om verdachte te ontzetten van het beroep om sport te onderrichten aan minderjarigen. Uit de onderhavige zaak blijkt dat verdachte slachtoffers heeft gemaakt waarbij de pleegperiode overlap vertoont. Verdachte heeft geen inzicht willen geven in zijn handelen en heeft daarvoor ook geen verantwoordelijkheid genomen.
Verdacht heeft zijn positie als judotrainer misbruikt om seksuele handelingen te verrichten bij zijn leerlingen en zijn assistente, zij moesten deze handelingen ondergaan nu zij niet goed wisten wat zij met de situatie aan moesten. Bovendien heeft verdachte geen inzicht gegeven in zijn handelen en heeft hij onvoldoende verantwoordelijkheid genomen.
Zoals de reclassering ook heeft omschreven acht de rechtbank het eveneens van belang dat, ondanks het ontbreken van een stoornis, verdachte tot langdurig seksueel delictgedrag is gekomen waarbij hij meerdere minderjarige slachtoffers heeft gemaakt.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank recidivegevaar aanwezig. Met het oog op het voorkomen van recidive acht de rechtbank het noodzakelijk om als bijkomende straf een beroepsverbod aan verdachte op te leggen, zodat verdachte ook na ommekomst van zijn gevangenisstraf gedurende vijf jaren geen beroep kan uitoefen waarbij hij sportonderricht aan minderjarigen geeft.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.000,00 (zevenduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.000,00 (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
7.1.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.050,00 (duizend en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten en ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van
€ 1.000,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in hun geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft geen opmerkingen over de hoogte van de immateriële schade, maar heeft rechtbank wel verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van [slachtoffer 3] te matigen, nu verdachte volgens hem vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman, indien de rechtbank tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 6.000,00.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleitte vrijspraak.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 3 ten laste gelegde, moet het toe te wijzen bedrag voor [slachtoffer 1] gematigd worden. Bij een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde, kan het immateriële bedrag dat door [slachtoffer 4] is gevorderd toegewezen worden. [slachtoffer 4] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering ten aanzien van de materiële schade, nu dit niet is onderbouwd, aldus de raadsman.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De hoogte van de vordering is wel betwist.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet is uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Degene die zich hierop beroept zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op grond van de aard en de ernst van de normschending die een aantasting in de persoon met zich meebrengt, van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank, gebruik makend van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen, de immateriële schade vaststellen op € 7.000,00. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 7.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 1 januari 2019, zijnde de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode.
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet is uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Degene die zich hierop beroept zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op grond van de aard en de ernst van de normschending die een aantasting in de persoon met zich meebrengt, van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank, gebruik makend van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen, de immateriële schade vaststellen op € 5.000,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook voor dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 november 2018, zijnde de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode. De rechtbank zal [slachtoffer 1] in haar vordering voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.3
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 5 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten is zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Materiële schade
Kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt om een gepleegd strafbaar feit aan het licht te brengen zijn aan te merken als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 361 lid 2 onder b Sv. Reiskosten voor de bezoeken aan het politiebureau en de rechter-commissaris zijn daarom aan te merken als rechtstreekse schade, als ook de toekomstige reiskosten voor traumabehandeling. De rechtbank wijst deze reiskosten ten bedrage van € 50,00 toe, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 13 maart 2023.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank meent dat [slachtoffer 4] voldoende heeft onderbouwd dat zij door het handelen van verdachte in haar persoon is aangetast. De ontuchtige handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden terwijl [slachtoffer 4] nog geen zestien jaar was en in een setting waar zij zich veilig hoorde te voelen, namelijk de judotrainingen. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de onderbouwing van haar vordering, blijkt dat het handelen van verdachte veel impact op haar heeft gemaakt. Zij neemt de gebeurtenissen zichzelf kwalijk en gaat voor de verwerking in traumabehandeling.
De rechtbank ziet in deze onderbouwing aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 1.000,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 maart 2023, zijnde de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk zeventig, zestig en twintig dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 29, 31 en 57 en Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
gedeeltelijk in eendaadse samenloop met
feit 2
het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van zijn proeftijd telefonisch meldt bij de reclassering op het telefoonnummer 088-8041100. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, waar, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Dit kunnen ook huisbezoeken zijn. Verdachte volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar verdachte aan zal werken deze te behalen;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met:
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2001 in [geboorteplaats 2] ;
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 in [geboorteplaats 3] ;
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2002 in [geboorteplaats 4] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2006 in [geboorteplaats 5] ,
zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- niet werkt met, geen geeft training aan en/of geen activiteiten onderneemt met minderjarigen en/of kwetsbaren indien er sprake is van een gezags- of machtsverhouding ten opzichte van hen. Dit verbod geldt zowel voor werkzaamheden die beroepsmatig worden verricht, als ook voor werkzaamheden in een vrijwillig of hobbymatig kader, zo lang de proeftijd duurt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzet verdachte van de uitoefening van het beroep om sport te onderrichten aan minderjarigen, voor de duur van 5 (vijf) jaren, ingaande nadat verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten;
schadevergoedingen
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van
€ 7.000,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3]
(feit 1 en feit 2): van een bedrag van € 7.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.000,00, (zegge: zevenduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 70 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 5.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3): van een bedrag van € 5.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2018);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.000,00, (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 1.050,00 (bestaande uit materiële en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 5): van een bedrag van € 1.050,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.050,00, (zegge: duizend en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. A.H.P. Polstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
Buiten staat
Mr. A.H.P. Polstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022327778, onderzoek Spider / ONRBC22059. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van [slachtoffer 3] van 11 augustus 2022 (pagina’s 1 en 2).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 25 augustus 2022 (pagina’s 5 tot en met 13).
4.Het proces-verbaal van bevindingen ‘PV dagboek’ van 2 november 2022 (pagina’s 14 en 15).
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 november 2022 (pagina’s 41 en 42).
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 10 januari 2023 (pagina’s 44 tot en met 48, 50 tot en met 52).
7.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 1] 1 november 2023.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 maart 2023 (pagina 7).
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 19 januari 2023 (pagina’s 54 tot en met 57, 60 tot en met 63).
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 4] van 4 december 2023.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 19 januari 2023 (pagina 54).
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 maart 2023 (pagina 5).
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 19 januari 2023 (pagina’s 58 en 59).
14.Het aanvullend proces-verbaal: het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van [slachtoffer 2] van 25 mei 2023 (pagina ’s 1 en 2) en het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 22 juni 2023 (pagina’s 1, 3, 4, 5, 6 en 8).