ECLI:NL:RBOVE:2024:2879

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
05/172300-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van amfetamine en andere drugs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, handelingen heeft verricht die gericht waren op het voorbereiden en bevorderen van de productie van synthetische drugs, waaronder het inrichten van locaties en het regelen van middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een duidelijk oogmerk, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte is vrijgesproken van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en een ploertendoder, omdat niet bewezen kon worden dat hij hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05/172300-21 (P)
Datum vonnis: 31 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 maart 2024 en 17 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Gunning, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het samen met anderen voorbereiden en bevorderen van feiten bedoeld in artikel 10, lid 4 of 5 van de Opiumwet;
feit 2:de deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven en het voorbereiden en bevorderen van die misdrijven;
feit 3: het voorhanden hebben van een stroomstootwapen;
feit 4: het voorhanden hebben van een ploertendoder.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 maart 2020 tot en met
19 augustus 2020 te [plaats 1] en/of Deventer en/of Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of
te bevorderen (telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van

dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of diens mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door (telkens)
- een of meerdere locatie(s) in te richten als ware te gebruiken voor de productie van synthetische drugs en/of deze locatie(s) ook weer af te breken indien dit noodzakelijk was ( [plaats 1] en/of Deventer) en/of
- een voorheftruck te kopen en/of te regelen en/of af te leveren waarmee een of meerdere drugslocatie(s) konden worden ingericht als ware te gebruiken voor de productie van synthetische drugs (Deventer en/of [plaats 2] ) en/of
- een of meerdere geldbedragen (naar medeverdachten) rond te brengen en/of
- een of meerdere personen bij locatie(s), alwaar drugslab(s) in aanbouw zijn en/of
alwaar geproduceerd wordt, te ontvangen en/of toegang te verschaffen, althans van
deze locatie(s) een sleutel te hebben (Deventer);
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 maart 2020 tot en met
19 augustus 2020 te te [plaats 1] en/of Deventer en/of Zwolle, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8]
en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, artikel 10a eerste lid, artikel 11 derde, vierde, vijfde lid en/of artikel 11a Opiumwet;
3
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 mei 2021 te Deventer, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een taser, althans een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
4
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 mei 2021 te Deventer, althans in
Nederland, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te
weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem wordt verweten onder 3.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt dat verdachte de gebruiker is van de Encrochataccounts ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’, zodat niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het bezit van de taser, nu getuige Jochaniak heeft verklaard dat de taser van hem was. Ten slotte had verdachte geen wetenschap van de aanwezigheid van de ploertendoder in zijn meterkast, zodat hij ook van feit 4 dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Leeswijzer
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte] . De medeverdachten [medeverdachte 9] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 14] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zullen aangeduid worden met hun achternamen.
Inleiding en aanleiding onderzoek
In verschillende districten van de politie-eenheid Oost Nederland hebben in 2020 meerdere onderzoeken gelopen, waarbij telkens dezelfde verdachten in wisselende samenstelling betrokken leken te zijn. De verdenking bestond steeds uit het produceren van synthetische drugs en/of bezig zijn met het transport en de opslag van goederen voor het produceren van synthetische drugs.
Dit betreffen de onderzoeken in:
[plaats 3], productielocatie/laboratorium, onderzoek genaamd ‘Berkel’;
[plaats 4], opslaglocatie hardware en grondstoffen, onderzoek genaamd ‘Hawk’;
Zwolle, transport van 1200 kilo grondstoffen, onderzoek genaamd ‘Coquille’;
Deventer, voorbereidingen voor productielocatie/laboratorium, onderzoek genaamd ‘Elrits’;
waaraan, gedurende het onderzoek, zijn toegevoegd:
[plaats 2], productielocatie/laboratorium, onderzoek genaamd ‘Elrits’,
[plaats 5] (België),productielocatie/laboratorium, onderzoek genaamd ‘Gruutlab’.
Op 13 juli 2020 worden deze onderzoeken samengevoegd en ondergebracht bij de Dienst Regionale Recherche en start het regionaal onderzoek ‘Elrits’.
3.3.1
Identificatie Encrochat/SKY-ECC-accounts, telefoonnummers en bijnamen
Het dossier van het onderzoek Elrits bevat vele chats. Deze chats werden uitgewisseld via encrypted telefoons met Encrochat-accounts, telkens met een door de gebruiker al dan niet zelfgekozen naam, en door middel van SKY-ECC accounts, met een cijfer/lettercombinatie. De inhoud van de chats en de data en tijdstippen van verzenden van de chats vormen een substantieel deel van de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie. De politie heeft onderzoek gedaan naar de identiteit van de Encrochat- en SKY-ECC gebruikers en heeft in processen-verbaal van bevindingen de redengevende feiten en omstandigheden opgenomen op grond waarvan een verdachte aan een bepaalde account kan worden gekoppeld. Datzelfde geldt voor verschillende bijnamen die voor een aantal verdachten werd gebruikt en voor telefoonnummers die door de verdachten zijn gebruikt. Uit de processen-verbaal blijkt dat de politie onder meer heeft gekeken naar de onderlinge verbanden tussen de inhoud van de chatberichten, het taalgebruik, zendmastgegevens van de encrypted telefoons en van andere mobiele telefoons, de inhoud van telefoontaps, tijdstippen van chatberichten, observaties, stem-identificaties, verstuurde foto’s en de persoonlijke omstandigheden van de in het onderzoek naar voren gekomen verdachten. Op grond van de inhoud van de diverse processen-verbaal dienaangaande, in onderling verband en samenhang bezien, heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de conclusies die de politie in de proces-verbalen trekt.
De politie heeft de volgende accounts en door verdachten gebruikte bijnamen geïdentificeerd.
- [medeverdachte 3] gebruikte de accounts [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] en wordt aangeduid met de bijnamen ‘ [alias 1] ’. [2] [medeverdachte 3] wordt door middel van stemidentificatie door de politie gekoppeld aan diverse telefoonnummers. [3]
- [medeverdachte 4] gebruikte het account [e-mailadres 3] en heeft als bijnamen onder andere ’ [alias 2] ’. [4] [medeverdachte 4] wordt door middel van stemidentificatie door de politie gekoppeld aan de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] [5]
- [medeverdachte 2] gebruikte het account [e-mailadres 4] en heeft als bijnamen onder andere ‘ [alias 3] ’. [6]
- [medeverdachte 8] gebruikte het account [e-mailadres 5] en heeft als bijnamen ‘ [alias 4] ’. [7] De politie koppelt de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] op basis van stemidentificatie aan [medeverdachte 8] . [8]
- [medeverdachte 12] gebruikte het account [e-mailadres 6] en heeft als bijnaam ‘ [alias 5] ’ [9]
- [medeverdachte 10] gebruikte het account [e-mailadres 7] en heeft als bijnamen ‘ [alias 6] ’. [10]
- [medeverdachte 5] gebruikte het account [e-mailadres 8] en heeft als bijnamen ‘ [alias 7] ’. [11]
- [verdachte] gebruikte het account [e-mailadres 9] of [e-mailadres 10] en heeft als bijnaam ‘ [alias 8] ’. [12]
- [medeverdachte 9] gebruikte het account [e-mailadres 11] en heeft als bijnaam ‘ [alias 9] ’. [13]
- [medeverdachte 1] gebruikte het account [e-mailadres 12] en heeft als bijnamen ‘ [alias 10] ’. [14]
- [medeverdachte 11] gebruikte als account [e-mailadres 13] en heeft als bijnamen ‘ [alias 11] ’. [15]
- [medeverdachte 3] gebruikte een SKY-account met de naam [accountnaam 3] , [medeverdachte 1] gebruikte de SKY-accounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] en [medeverdachte 2] gebruikte een SKY-account met de accountnaam [accountnaam 6] . [16]
Onderstaande verdachten maken alleen gebruik van een reguliere telefoon:
[medeverdachte 6] maakt gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] [17] en telefoonnummer [telefoonnummer 8] en is door middel van stemidentificatie door de politie gekoppeld aan deze verschillende telefoonnummers. [18] [medeverdachte 6] wordt aangeduid met de bijnaam ‘ [alias 11] /brilletje’. [19]
- [medeverdachte 13] maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 9] . [20]
- [medeverdachte 7] maakt gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 11] . [21]
De rechtbank hanteert (volgens vaste jurisprudentie) als uitgangspunt dat een Encrochat – en/of SKY-ECC account in beginsel – behoudens expliciete aanwijzingen voor het tegendeel – door één persoon wordt gebruikt en dat die gebruiker ook bekend was bij de andere partij in een chat/conversatie.
3.3.2
Ten aanzien van feit 1: voorbereidingshandelingen
Uit het dossier blijken de volgende feiten en omstandigheden.
Aantreffen amfetaminelaboratorium
Op 19 augustus 2020 krijgt de politie een melding dat er een verduisterd voertuig zou staan bij een loods op het terrein aan de [adres 1] in [plaats 2] . De verbalisanten zien op die locatie een bezweet persoon met besmeurde kleding naar buiten komen. In de loods ruikt de verbalisant een weeïge, zoete geur en hij ziet gasflessen en blauwe vaten liggen. [22] In het pand treffen de experts van de LFO meerdere ruimtes aan, waarin goederen en chemicaliën aanwezig zijn die passen bij de omzetting van een pre-precursor met een sterk zuur naar BMK en de vervaardiging van amfetamine met de Leuckart methode op industriële schaal. Er worden jerrycans, gasflessen, RVS-koelers, caustic soda, dopvaten, klemdekselvaten en een afzuigunit aangetroffen. Ook worden lege verpakkingen met MAPA en lege jerrycans met het etiket ‘Phosphoric Acid’ aangetroffen, hetgeen past bij de omzetting naar BMK. Op een kar staan twee witte 30-liter jerrycans en twee rode 25-liter jerrycans gevuld met een bruine basische vloeistof. Naast de kar staat een rode 25-liter jerrycan gevuld met een bruine basische vloeistof. De jerrycans zijn ruim boven de 30 graden Celsius. In de loods bevinden zich twee ronde reactieketels van 935 liter en drie vierkante reactieketels van 893 liter. Daarnaast is een destillatieketel van 893 liter aangetroffen. In de aangetroffen bestelbus worden nog drie koelbuizen en een destillatiebuis aangetroffen. De koelbuizen pasten op de reactieketels in de productieruimte. De destillatiebuis paste precies op de destillatieketel. Er worden tijdens het onderzoek door de LFO monsters genomen van goederen en stoffen. [23] Onderzoek van het NFI naar deze monsters bevestigt het vermoeden van de aanwezigheid van een amfetaminelaboratorium, in die zin dat het onderzochte materiaal onder meer MAPA, amfetamine, BMK gerelateerde syntheseverontreinigingen, N-formylamfetamine, formamide, mierenzuur en fosforzuur bevat, zijnde grondstoffen voor de productie van amfetamine en daadwerkelijk amfetamine. [24] Bij de instap worden [medeverdachte 6] en (een gewonde) [medeverdachte 5] op heterdaad aangehouden. [25]
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat op het adres [adres 1] in [plaats 2] sprake is geweest van een locatie voor productie van amfetamine. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van een actief productieproces waarin daadwerkelijk amfetamine(olie) is geproduceerd.
Drugslab in voorbereiding Deventer
Uit telefoontaps, observaties en informatie verkregen door middel van Encrochatberichten blijkt dat er vanaf 26 april 2020 een pand in Deventer is gevonden. [26] Vanaf 14 mei wordt gesproken over het bouwen en inrichten van een loods aan de [adres 2] . [27] De foto’s van de binnenzijde van de loods die in de Encrochatberichten worden verstuurd [28] komen overeen met de loods zoals de politie die later aantreft. [29] Op 11 juni 2020 is alles gereed om te starten met de productie van harddrugs. [medeverdachte 5] bericht [medeverdachte 3] :
“Stroom: check. Alles doet t”en [medeverdachte 3] zegt:
“morgen levering stoffen” [30] Op 12 juni 2020 bericht [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] dat het hok kan worden afgebroken omdat mensen het hebben gezien
, [31] Diezelfde dag geeft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] door dat hij kan gaan afbreken en opruimen:
“Jullie zijn gezien. Mensen geven al tips en al in Deventer.” [32]
Beoordeling
Hiervóór heeft de rechtbank de aanwezigheid van een drugslab in [plaats 2] vastgesteld. Ook is sprake geweest van een drugslab in aanbouw in Deventer. Verdachte was samen met zijn medeverdachten betrokken bij meerdere drugslabs en opslagplaatsen voor grondstoffen en hardware. De betrokkenheid van verdachte hierbij blijkt uit het volgende
:
-
Locaties inrichten: [verdachte] overlegt op 6 april 2020 met [medeverdachte 12] wat er moet gebeuren:
“moet die plafond er ook uit?”[medeverdachte 12] zegt
:” is voor een grote ketel, dan kunnen we wegkomen met koelers en zo”[verdachte] zegt:
“2 wandjes en stukje plafond eruit”en
“ [plaats 6] is de plaats”en hij stuurt een foto van een plek die later op een locatie in [plaats 6] blijkt te zijn. [33] Op 11 juni 2020 geeft [verdachte] aan [medeverdachte 3] over het pand in Deventer aan dat er geen krachtstroom in zat en dat hij dat vrijdag, als die man kwam, meteen wilde laten aanleggen. [medeverdachte 3] gaf toen aan dat hij dat al had laten doen en benadrukte dat die wand af moest. [34] [verdachte] bericht in een chat op 9 juni 2020 dat ze hem vragen om een steiger te huren om die wand te bouwen. [35] Vervolgens stuurt hij een foto van het pand aan de [adres 2] . [36]
-
Heftruck regelen: Op 10 juni 2020 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] in een chat dat hij een heftruck heeft gekocht die nu in [plaats 7] staat. [37] Op 10 en 11 juni 2020 chat [verdachte] uitgebreid met [medeverdachte 3] over de heftruck. [verdachte] heeft de heftruck opgehaald en gekocht in opdracht van [medeverdachte 3] en in Deventer afgeleverd. [38] Diezelfde heftruck wordt later aangetroffen in het lab in [plaats 2] . [39]
-
Toegang verlenen: Op 4 mei 2020 bericht [medeverdachte 1] [verdachte] dat hij de sleutel van de boerderij naar [alias 7] moet brengen en daar door de brievenbus moet doen. [40] Van [medeverdachte 1] krijgt hij een schema wat hij moet wegbrengen en waar naar toe. [41] [medeverdachte 3] vraagt [verdachte] in de chat op 7 juni 2020: “
Vang jij hem op met sleutel. ’s Avonds komen filters. Regel jij dat met heftruck? [42]
-
Geld rondbrengen: [medeverdachte 2] vraagt op 7 juni 2020 aan [verdachte] hoeveel hij naar [alias 10] heeft gebracht. [verdachte] zegt: “
11 ruggen en 41 ruggen: 17 [naam 1] , rooitje mokkel, 7 ruggen ouwe baco en 5 ruggen buurman baco”Dan vraagt [medeverdachte 2] :
“kan jij vast die poen pakken wat nog ligt?” En [verdachte] antwoordt:
“jaa heb ik al [alias 10] neergelecht [43]
Uit het bovenstaande, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, blijkt dat [verdachte] zich samen met anderen bezig hield met het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast dat alle verdachten zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben bezig gehouden. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Ten aanzien van feit 2: deelname aan een criminele organisatie
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow), een organisatie die zich specifiek bezig houdt met drugshandel. Dit betreft een zogenoemde lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Van een organisatie in de zin van deze artikelen is sprake bij een samenwerkingsverband tussen verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Een dergelijk samenwerkingsverband bestaat wanneer sprake is van een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat een deelnemer aan de organisatie samenwerkt of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De gedragingen van de deelnemers kunnen bestaan uit het (mede)plegen van die misdrijven, maar ook het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar zijn) kan daaronder vallen. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd en dat de verdachte weet dat de organisatie dat oogmerk heeft. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen diverse verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezig hield met het initiëren, opzetten en coördineren van productielocaties van amfetamine(olie). Dit samenwerkingsverband was dus gericht op het produceren, verwerken en afleveren van synthetische drugs en het voorbereiden en bevorderen van die productie. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er bestonden twee productielocaties ( [plaats 3] en [plaats 2] ) waar het verhandelbare eindproduct amfetamine werd gemaakt. In Deventer is een drugslab ingericht, maar niet in gebruik genomen en op locaties in [plaats 4] , [plaats 8] en [plaats 9] bevonden zich opslagplaatsen/loodsen waarin grondstoffen en hardware werden bewaard. [44] Uit de (encrypted) gesprekken tussen de verdachten in het onderzoek Elrits blijkt dat verschillende verdachten hierbij steeds gezamenlijk betrokken zijn geweest. Er wordt in de chats gesproken over het fabriceren, vervoeren en verhandelen van drugs en precursoren van drugs en er vinden regelmatig overleggen plaats. De rechtbank leidt uit de gesprekken af dat sprake was van een duurzame organisatiestructuur. Verdachten gingen een zakelijke relatie aan die ongeveer vijf maanden duurde, onderhielden bijna dagelijks contact en werkten intensief samen. Er was sprake van continuïteit, een vaste kern met aansturing vanuit eigen leden en contacten met andere organisaties.
De samenwerking in de top van de organisatie blijkt onder meer uit de volgende chats.
Op 27 maart 2020 stuurt [medeverdachte 1] een bericht naar [medeverdachte 2]
:”hok gaan we door 3en doen, dus hij en wij. Je hebt 126 flappen in de week kwijt aan spullen gedeelt door 3, elke week draaien. Dan moeten wij 84 ruggen trekken in de week. Krijgen we 66%. Morgen afspraak met [naam 1] ”(de rechtbank begrijpt [medeverdachte 3] ). [medeverdachte 2] antwoordt:
“krijgen we 300 L. olie terug, pak je 110 ruggen ongeveer per x”. [45] Op 5 april 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] in een chat:
“we moeten nog ff praten, ik maak ff lijst wat alles kost, praten met elkaar en financielen etc. doorspreken. Duidelijke afspraken maken.” [46] Op 6 mei 2020 bericht [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] :
“ff zitten jij, ik en [alias 10] ”(de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] ). [47] Op 18 mei 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] in een chat:
“dacht we gaan samen ff goeie afspraken maken, we gaan wel een samenwerking aan.”[medeverdachte 1] antwoordt:
“vertrouw jou, en twijfel ap je me, wij hebben de kok wie het kan, hij de plek.” [48]
Er wordt in de chats verder veel gesproken over betalingen en investeringen.
[medeverdachte 1] chat met [medeverdachte 2] op 25 april 2020:
‘die [alias 5] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 12]
) heb jij vorog week niet betaald, moest [alias 8] (de rechtbank begrijpt [verdachte]
) dat geven van jou? Betalen plek voor 4 liter olie. Hebben nu 1 plek nodig voor speed en hasj en bende. En dan heb [alias 8] er nog 3. Plek van [alias 5] is voor inpakken. Maandag wel ff zitten, zet ff 15 meijer stash op papier.” [49] Op 5 mei 2020 bericht [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] :
“vrijdag ff cash bij mekaar doen voor de eerste 1200 broer”en
“vrijdag ook even de res damen afrekenen, heb bonnetjes gemaakt van die extra ketels, chauffeurskosten, kosten filters, palletwagen, steekwagen, gasflessen, wokbranders, zuurpomp, die wand, etc. [50] Op
9 juni 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] in een chat:
zou je [naam 2] kennen sturen voor de laatste dingen, pakt allemaal iets anders uit. Was het drukvat voor stomer vergeten. 1950 de man.” [51] [medeverdachte 2] bericht [medeverdachte 3] op 10 juni 2020:
“maat ik zit hier ff met [alias 10] wij zijn hier ook alles aan het betalen, panden en lasser en kok.” [52]
Uit de inhoud van de chats blijkt dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich bezig hielden met het aansturen van de anderen. [medeverdachte 1] bericht [medeverdachte 3] op 7 mei 2020:
“en kok zet ik 17u in”. [53] Op 8 mei 2020 chat [medeverdachte 3] :
maat, kan je je neef bereiken? Hij is al 1,5 uur onderweg van [plaats 4] naar eindhoven. Die gasten staan daar met apaan en hij pakt de telefoon niet op”. [54]
[medeverdachte 3] bericht [medeverdachte 2] op 12 mei 2020:
“stuur jij anders ff mannetje die gaat ruiken broer”en [medeverdachte 2] antwoordt:
“ga ff [alias 8] zenden” [55] [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] op 14 mei 2020 in een chat:
“wie ga je laten kijken?”en [medeverdachte 3] antwoordt:
“uhm ja zeg maar die [alias 5] ”. [56] [medeverdachte 3] bericht [medeverdachte 1] op 10 juni 2020:
“ik haal even electraspullen en lange(de rechtbank begrijpt [medeverdachte 4] )
maakt het.” [57]
Op 12 juni 2020 bericht [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] :
“Breek alles maar weer af, we gaan weer weg daar [58] en [medeverdachte 3] geeft de opdracht door aan [medeverdachte 5] :
“Breek alles maar af, ben nu met [alias 10] .” [59]
Uit de berichten volgt dat sprake was van een duidelijke hiërarchie en taakverdeling. Naast de drie verdachten die zich aan de top van de organisatie bevinden ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ), onderscheidt zich een middenkader dat functioneert tussen de top van de organisatie en de werkvloer ( [medeverdachte 4] ). Daaronder bevinden zich de verdachten die werkzaam zijn op de vloer, als kok, bouwer, klusjesman, chauffeur of manusje-van-alles ( [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 9] ). De rechtbank stelt op basis van het dossier de onderlinge rolverdeling als volgt vast.
[medeverdachte 3]
heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een leidinggevende rol in de organisatie, hij is investeerder, hij gaat over de verdeling van de winst en stuurt mensen aan om werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast verricht hij uitvoerende taken. Hij bestelt materiaal, hij regelt personeel en expertise in de rol van koks, lassers en elektriciëns en voorziet de locaties van grondstoffen. Hij is actief in het zoeken en regelen van locaties en is regelmatig in overleg met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1]
heeft een aansturende rol in de organisatie en is daarnaast investeerder. Hij werkt nauw samen en heeft veel overleg met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , waarbij het gaat over betalingen en investeringen, het verdelen van de winst en het regelen en aansturen van mensen. Hij bepaalt waar de locaties komen en wanneer deze weer moeten worden ontmanteld. Zo geeft hij op 12 juni 2020 de opdracht aan [medeverdachte 3] om ‘het hok’ in Deventer weer af te breken. [60]
[medeverdachte 2]
heeft een aansturende rol in de organisatie en is daarnaast investeerder. Hij werkt nauw samen en heeft veel overleg met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , waarbij het gaat over betalingen en investeringen, de verdeling van de winst en het regelen en aansturen van mensen. [medeverdachte 2] regelt ook een ‘stashlocatie’ voor een grote hoeveelheid apaan. [medeverdachte 2] gaat zelf niet naar de drugslabs, maar stuurt van afstand anderen aan.
[medeverdachte 6]
is een uitvoerder in de organisatie. Hij houdt zich bezig met het transport van goederen en mensen en wordt aangestuurd om locaties te bekijken en te controleren. Als er problemen zijn op een locatie wordt hij gestuurd om er te gaan kijken en de boel te regelen. Hij vervoert meerdere keren het eindproduct. Op 19 augustus 2020 wordt [medeverdachte 6] naar het lab in [plaats 2] gestuurd om dit lab te ontmantelen.
[medeverdachte 7]
verricht hand- en spandiensten en zoekt naar geschikte locaties voor de organisatie. Zo zegt hij op 18 juni 2020 in een bericht aan [medeverdachte 6] :
“Bij mij in het dorp heb ik iets gezien dat zal perfect zijn voor hun… je ziet aan de omgeving van die mensen dat er armoede is. het is ooit een groot bedrijf geweest maar dat is het lang niet meer. Ze zitten precies op een dood punt: je kan erin en eruit en niemand die het ziet”. [61]
[medeverdachte 4]
is het manusje-van-alles in de organisatie en behoort tot de ‘vaste kern’ Hij regelt praktische zaken, hij rijdt als chauffeur en doet de distributie van materiaal en grondstoffen en is bij veel overleggen aanwezig. [medeverdachte 4] neemt waar voor [medeverdachte 3] , als [medeverdachte 3] op vakantie gaat. [62] Hij legt op meerdere momenten rechtstreeks verantwoording af aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] zegt over [medeverdachte 4] :
“das de jonge van mij die alle tp overal naar toe regeld, chaf, bussen etc. die doet de distributie eigen is hij onze concierge.” [63]
[medeverdachte 5]
heeft een uitvoerende rol, hij is kok en bouwer. Op 12 mei 2020 wordt hij voor het eerst genoemd in zijn rol van kok in chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [64] Later zegt [medeverdachte 5] in een chat dat hij ook ‘gewoon dingen kan aanpassen’ en diezelfde dag wordt door [medeverdachte 3] een chat van [medeverdachte 5] doorgestuurd, waarin [medeverdachte 5] zegt:
“Nou heb nog meer slecht nieuws die app van 1400 is kuist verbrand”. [65] In Deventer heeft [medeverdachte 5] meegeholpen met de opbouw van het lab [66] en ook met het ontmantelen daarvan. [67] [medeverdachte 5] wordt gewond aangetroffen bij het drugslaboratorium in [plaats 2] op de dag van de inval, omdat hij in aanraking is gekomen met chemicaliën en is daar aangehouden door de politie.
[medeverdachte 8]
heeft een uitvoerende rol in de organisatie. Hij is kok, uitvoerder, chauffeur en bouwer. Op 31 maart 2020 stuurt [medeverdachte 8] foto’s vanuit het laboratorium in [plaats 3] , waar hij op dat moment bezig is met het chemische proces. [68] Op 10 juni 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 8] nog twee dagen nodig heeft om het laboratorium in Deventer operationeel te krijgen. [69] werkte ook als kok in het lab in [plaats 2] . [70]
[verdachte]
beheert locaties voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , daarnaast is hij chauffeur en manusje-van-alles. Hij is betrokken geweest bij de opbouw van de locatie in Deventer. Op 25 april 2020 stuurt [medeverdachte 2] een opsomming van [verdachte] werkzaamheden voor de organisatie naar [medeverdachte 1] . [71]
[medeverdachte 10]
heeft een uitvoerende rol in de organisatie als kok. Hij ingevlogen om bij te springen in de productie in het laboratorium in [plaats 2] . [72]
[medeverdachte 9]
heeft een uitvoerende rol onder in de organisatie. Hij heeft toegang tot meerdere stashlocaties van de organisatie, hij transporteert drugs, hij moet escorts regelen en hij transporteert geld en personen in opdracht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zo krijgt hij op 9 april via [verdachte] te horen dat hij van [medeverdachte 1] twee mannen in Hellevoetsluis moet ophalen. Een van deze mannen blijkt [medeverdachte 5] te zijn. [73] Hij vraagt om loon bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [74]
Wetenschap verdachte van het oogmerk van de organisatie
Uit de betrokkenheid van verdachte bij de productie van de synthetische drugs, de inhoud van de chats en berichten, telefoontaps en observaties, leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de organisatie waar hij deel van uitmaakte tot oogmerk had de productie van synthetische drugs en het voorbereiden en bevorderen van die productie.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie, behoorde tot het samenwerkingsverband binnen die organisatie en met zijn handelingen heeft bijgedragen aan het criminele oogmerk van de organisatie in de periode van 27 maart 2020 tot en met 19 augustus 2020.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 3, het voorhanden hebben van het stroomstootwapen dat werd gevonden in de opslagkamer van zijn (gehuurde) woning, nu de verhuurder, getuige A.A.M. Jochaniak, heeft bekend dat het bewuste stroomstootwapen van hem was.
Ten aanzien van de ploertendoder overweegt de rechtbank als volgt. De ploertendoder is aangetroffen in de meterkast van de gehuurde woning, waar ook nog veel spullen van de verhuurder lagen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de ploertendoder in de meterkast lag. Voor het voorhanden van een wapen is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan. Nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de ploertendoder is aan dit vereiste niet voldaan en zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 4, het voorhanden hebben van de ploertendoder.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode 27 maart 2020 tot en met 19 augustus 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- zich en/of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en diens mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door telkens
- locaties in te richten als ware te gebruiken voor de productie van synthetische drugs ( [plaats 6] en Deventer) en
- een vorkheftruck te kopen en af te leveren waarmee locaties konden worden ingericht als ware te gebruiken voor de productie van synthetische drugs (Deventer en [plaats 2] ) en
- geldbedragen (naar medeverdachten) rond te brengen en
- personen bij locaties, alwaar drugslabs in aanbouw zijn en alwaar geproduceerd wordt, te ontvangen en toegang te verschaffen (Deventer);
2
hij in of omstreeks de periode 27 maart 2020 tot en met 19 augustus 2020 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8]
en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid, artikel 10a eerste lid, van de Opiumwet;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10, 10a en 11b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, tezamen en in vereniging met anderen, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden. De officier van justitie heeft voor het bezit van de ploertendoder een geldboete gevorderd van € 225,00.
De officier van justitie heeft daarbij gevorderd een bevel gevangenneming te gelasten met ingang van de datum van de einduitspraak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode, in georganiseerd verband, bezig gehouden met het medeplegen van voorbereidingshandelingen die zagen op het produceren van synthetische harddrugs. Bovendien heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich op professionele wijze en op haast industriële schaal bezig heeft gehouden met het produceren van grote hoeveelheden amfetamine en BMK op wisselende locaties in Nederland. Het produceren van amfetamine is een lucratieve en specialistische bezigheid. Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie heeft verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de productie van (en de daaruit logischerwijs voortvloeiende handel in) verdovende middelen met zich meebrengen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en kan leiden tot verslavingen, die de gebruikers dan vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, hetgeen weer leidt tot overlast in de samenleving. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit vaak gepaard gaat met verschillende vormen van andere criminaliteit.
Daarnaast schuilt in de productie van harddrugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in de natuur. Bovendien bestaat er ontploffingsgevaar, brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. Voorts blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie een veroordeling die ligt na de pleegperiode van de onderhavige bewezen verklaarde feiten, waardoor toepassing gegeven dient te worden aan artikel 63 Sr. Het gaat daarbij om de veroordeling van 5 februari 2021 door de politierechter van de rechtbank Gelderland.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een reclasseringsrapport van 15 februari 2024, waarin de reclassering verdachte beschrijft als een 28-jarige man, waarbij sprake is van een delictpatroon aangaande overtredingen van de Opiumwet. De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte stabiliteit kent op alle leefgebieden. Hij huurt samen met zijn partner een woning in Vorden, hij heeft een structurele dagbesteding en ontvangt een WAJONG-uitkering. Zijn financiën worden beheerd door zijn partner en hij heeft geen schulden. Het contact met zijn familie is goed en hij heeft afstand gedaan van zijn criminele netwerk. Hij gebruikt geen middelen, alleen af en toe alcohol. Er zijn signalen van een licht verstandelijke beperking. Verdachte staat tot en met 26 augustus 2024 onder toezicht van de reclassering vanuit een andere zaak. Hij is daar open en eerlijk over in contact en hij houdt zich aan de meldplichtafspraken. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS en acht geslagen op rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden zou zijn.
De rechtbank overweegt bij het vaststellen van de hoogte van de straf dat verdachte geen leidende rol had in de organisatie, maar wel een onmisbare rol heeft gespeeld in de communicatie en de logistiek. Door het handelen van verdachte kon de organisatie goed en efficiënt blijven functioneren.
Hoewel verdachte zijn leven momenteel goed op de rit lijkt te hebben, is van persoonlijke omstandigheden van verdachte die tot matiging van de straf zouden kunnen leiden niet gebleken. Verdachte heeft zich zowel bij de politie als tijdens de zitting steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank overweegt daarnaast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is in verzekering gesteld op 25 mei 2021 en vanaf dat moment is de redelijke termijn gaan lopen. Dat betekent dat er, nu op 31 mei 2024 vonnis wordt gewezen tegen verdachte, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met 12 maanden. De rechtbank zal dan ook, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de maximale korting van zes maanden op de straf in mindering brengen.
De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht het niet opportuun om de gevangenneming van verdachte te bevelen nu verdachte in deze strafzaak slechts enkele dagen in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47 en 57.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, tezamen en in vereniging met anderen, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
vordering gevangenneming
- wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.
Buiten staat
Mr. M.W. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland met onderzoeksnummer Elrits/ ON1R020059 en de aanvullingen 1 tot en met 6. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal chatidentificatie met betrekking tot imei [nummer 1] [medeverdachte 3] , AD01, AH026, pagina 398 en AH165, AD01, pagina 259.
3.Proces-verbaal stemidentificatie mbt [medeverdachte 3] op [nummer 2] , AD01, AH180, pagina 91 ev.
4.Proces-verbaal chatidentificatie met betrekking tot imei [nummer 3] [medeverdachte 4] , AD01, AH044, pagina 405 en AMB.090, AD01, pagina 163.
5.Proces-verbaal stemherkenning [medeverdachte 4] , AD01, AH182, pagina 113 en 114.
6.Proces-verbaal chatidentificatie met betrekking tot imei [nummer 4] [medeverdachte 2] , AD01, AH045, pagina 415.
7.Proces-verbaal chatidentificatie met betrekking tot imei [nummer 5] [medeverdachte 8] , AD01, AH050, pagina 430 en AH051, AD01, pagina 174.
8.Proces-verbaal stemidentificatie [medeverdachte 8] , AD01, AH 037, pagina 82 ev.
9.Proces-verbaal identificatie [accountnaam 7] , AD01, AH054, pagina 436.
10.Proces-verbaal HOUFR92.gebruiker [accountnaam 8] , AD01, AH060, pagina 451 en AH166, AD01, pagina 298.
11.Proces-verbaal DOORT71. [alias 7] , AD01, AH061, pagina 457 en AH100, AD01, pagina 187.
12.Proces-verbaal chatidentificatie [accountnaam 9] , AD01, AH099, pagina 476.
13.Proces-verbaal identificatie stableforce [medeverdachte 9] , AD01, AH192, pagina 492.
14.Proces-verbaal identificatie [e-mailadres 12] , AD01, AH200, pagina 496.
15.Proces-verbaal identificatie [e-mailadres 13] , aanv dossier AD07, AH210, pagina 15868 ev.
16.[medeverdachte 1] : proces-verbaal ter beschikkingstelling Argus data, AD01, pagina 552, [medeverdachte 3] : proces-verbaal bevindingen SKY-gebruik [medeverdachte 3] , AD01, pagina 556 ev., [medeverdachte 2] : proces-verbaal ID SKY account [accountnaam 6] , AD01, pagina 562 ev.
17.Proces-verbaal van bevindingen [medeverdachte 6] gebruiker telefoonnummers [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] , ZD02, AMB.078, pagina 6320 ev.
18.Proces-verbaal stemidentificatie mbt [medeverdachte 6] op [telefoonnummer 8] , AD01, AH188, pagina 153 ev.
19.Proces-verbaal van bevindingen mbt bijnaam van [medeverdachte 6] is [alias 11] , AD01, AH140, pagina 213 ev.
20.Proces-verbaal restinformatie, ZD05, pagina 9065.
21.Proces-verbaal van bevindingen [medeverdachte 7] gebruiker [telefoonnummer 11] . ZD02, AMB.037, pagina 6459 en 6460.
22.Proces-verbaal aanhouding verdachte, ZD01, AH039.01, pagina 3357 en 3358.
23.Proces-verbaal LFO, ZD01.01, AH048, pagina 3382 ev.
24.Een geschrift zijnde een rapport van het NFI, drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 19 augustus 2020 op de locatie [adres 1] te [plaats 2] van 20 november 2020, pagina 3499 ev.
25.Proces-verbaal aanhouding verdachte, ZD01, AH039/40.01, pagina 3357 en 3359.
26.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10136.
27.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10177.
28.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10251 ev.
29.Proces-verbaal van bevindingen loods Deventer, ZD05, pagina 9236 ev.
30.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10251 ev.
31.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10268.
32.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10276.
33.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10334-10348.
34.Proces-verbaal van bevindingen, ZD06, map 1, AH071, pagina 10246.
35.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10337.
36.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10338.
37.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10340.
38.Proces-verbaal van bevindingen, ZD06, map 1, AH071, pagina 10235-10237 en 10246-10247.
39.Proces-verbaal van bevindingen beeldvergelijking encrochat en FO, ZD06, AH143, pagina 10313.
40.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10341.
41.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10342.
42.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10225.
43.Proces-verbaal van bevindingen encrochat [verdachte] , ZD06, AH190, pagina 10353.
44.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10077 ev.
45.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10095.
46.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10110.
47.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10147.
48.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10184.
49.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10139 en 10140.
50.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10147.
51.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071 pagina 10233.
52.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10238.
53.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10151.
54.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10152.
55.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10162.
56.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10176.
57.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10241.
58.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10270.
59.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06, AH071, pagina 10276.
60.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10268.
61.Tapgesprek rol [medeverdachte 7] op 18-06-2020, [nummer 6] , ZD06, pagina 10627.
62.Proces-verbaal bevindingen mbt lab [plaats 2] op 11 augustus 2020, ZD01, AH084, pagina 3766.
63.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10125.
64.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10163 ev.
65.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10163 en 10169.
66.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10177.
67.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10276.
68.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10101 ev.
69.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10056.
70.Proces-verbaal relaas zaaksdossier 01 [plaats 2] , pagina 3270 en 3271
71.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10138.
72.Proces-verbaal van bevindingen, ZD01, AH088, pagina 3909-3910.
73.Proces-verbaal van bevindingen inhoud chats [medeverdachte 9] , ZD06, AH196, pagina 10368.
74.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Encrochat, ZD06 AH071, pagina 10387 en 10397.