ECLI:NL:RBOVE:2024:2854

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/08/303399 / HA ZA 23-379
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de opzegging van een aansluitovereenkomst voor huisartsenzorg en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft partij A2 een aansluitovereenkomst gesloten met partij B voor het leveren van huisartsenzorg tijdens de ANW-uren. Partij B heeft de overeenkomst opgezegd, omdat partij A2 tekortschiet in haar verplichtingen. Partij A2 verzoekt de rechtbank om de opzegging nietig te verklaren, terwijl partij B tegenvorderingen instelt. De rechtbank oordeelt dat partij A1 niet-ontvankelijk is en wijst de vorderingen van partij A2 af. De tegenvorderingen van partij B worden grotendeels toegewezen. De rechtbank concludeert dat partij A2 herhaaldelijk tekort is geschoten in het nakomen van de overeenkomst, waardoor partij B bevoegd was om de overeenkomst op te zeggen. De rechtbank wijst ook de incidentele vorderingen van beide partijen af. De proceskosten worden toegewezen aan partij B.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/303399 / HA ZA 23-379
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van

1.[partij A 1] B.V.,

2.
[partij A 2] B.V.,
beiden te [vestigingsplaats 1] (gemeente Meerssen),
eisende partijen in de hoofdzaak in conventie,
eisende partijen in het incident in conventie,
verwerende partijen in de hoofdzaak in reconventie,
verwerende partijen in het incident in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A] (of apart [partij A 1] en [partij A 2]),
advocaat: mr. E.W.F. Schotanus,
tegen
[partij B] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij in de hoofdzaak in conventie,
gedaagde partij in het incident in conventie,
eisende partij in de hoofdzaak in reconventie,
eisende partij in het incident in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
advocaat: mr. C. Velink.

1.De zaak in het kort

1.1.
[partij A 2] heeft met [partij B] een aansluitovereenkomst gesloten met als doel te voorzien in (acute) huisartsenzorg in de avond,-, nacht- en weekenduren (ANW-uren). [partij B] vindt dat [partij A 2] is tekortgeschoten in haar verplichting tot het invullen van diensten voor de ANW-uren en het zorgdragen voor een achterwachtregeling. [partij B] heeft daarom de aansluitovereenkomst opgezegd. [partij A] is het daar niet mee eens en vraagt een verklaring voor recht dat de opzegging in strijd met de aansluitovereenkomst is dan wel dat deze in strijd is met de Mededingingswet.
In de hoofdzaak is [partij A 1] in haar vorderingen niet-ontvankelijk en zullen de vorderingen van [partij A 2] worden afgewezen. [partij B] heeft tegenvorderingen ingesteld, die zien op staking van verwijzing van patiënten door [partij A] naar [partij B] en betaling van boetes en schadevergoeding. Deze vorderingen zijn grotendeels toewijsbaar. De incidentele vorderingen van beide partijen strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen zullen worden afgewezen. De rechtbank zal haar beslissingen hierna toelichten. Daarvoor zullen eerst het procesverloop, de relevante feiten, de inhoud van het geschil en de vorderingen worden weergegeven.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende vordering tot voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv van 5 oktober 2023;
- de akte overlegging (10) producties van [partij A];
- de conclusie van antwoord in het incident tevens eis in reconventie in het incident tevens akte houdende (37) producties van [partij B];
- de conclusie van antwoord in reconventie in het incident met productie 11 van [partij A];
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie tevens akte houdende (33) producties van [partij B];
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2024, ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de aanhouding ten behoeve van minnelijk overleg;
- het B16-formulier van partijen met het verzoek om vonnis te wijzen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[partij A 2] exploiteert meerdere huisartsenpraktijken en/of medische praktijken. [partij A 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van [partij A 2].
Sinds medio 2020 heeft [partij A] diverse huisartsenpraktijken overgenomen, waaronder de praktijk [praktijk] te [vestigingsplaats 3] per 1 juli 2022 (nu: Huisartsenprakrijk [partij A]).
3.2.
[partij B] is een regio-organisatie voor huisartsen in de regio’s Flevoland, Hardenberg en Zwolle. Zij organiseert onder meer de huisartsenspoedzorg tijdens de ANW-uren. De huisartsenspoedzorg wordt verricht op de huisartsenspoedposten van [partij B] in Zwolle, Emmeloord, Lelystad, Dronten en Hardenberg. De heer [naam 1] is bestuurder van [partij B]. [partij B] heeft drie aandeelhouders, te weten: (1) Huisartsenvereniging Regio Zwolle (51%), (2) Huisartsencoöperatie Flevoland (32%) en (3) Coöperatie Huisartsenvereniging voor Regio, Initiatief en Samenwerking (17%). Naast de gewone aandelen heeft iedere aandeelhouder één prioriteitsaandeel.
3.3.
Bij e-mail van 6 oktober 2022 heeft [partij A] verzocht tot toelating tot de huisartsenspoedpost van [partij B].
3.4.
Nadat partijen over de inhoud van de aansluitovereenkomst onderhandelingen hadden gevoerd, heeft “[partij A] B.V. praktijk [praktijk]” op 20 februari 2023 deze overeenkomst voor akkoord ondertekend. De aansluitovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1.Definities
1.3
ANW-uren
avond-, nacht- en weekenduren; in deze overeenkomst worden onder deze uren verstaan de uren tussen 18.00 uur ’s avonds en 08.00 uur ’s ochtends alsmede de tijdsperiode tussen zaterdagochtend 08.00 uur en zaterdagavond 18.00 uur en de tijdsperiode tussen zondagochtend 08.00 en zondagavond 18.00 uur alsmede de tijdsperiode tussen 08.00 uur en 18.00 uur op algemeen erkende feestdagen of gelijkgestelde dagen in de zin van de Algemene Termijnenwet.
D.Verplichtingen aangesloten instelling en diens huisartsen

9.Algemene verplichtingen

9.2
Aangesloten instelling verplicht zich voor de duur van deze overeenkomst jegens [partij B] tot deelname aan de diensten overeenkomstig het vastgestelde dienstrooster en met inachtneming van de geldende systematiek voor verdeling van de ANW-diensten gebaseerd op praktijkgrootte gemeten naar aantallen ingeschreven patiënten en tot levering van BIG geregistreerde huisartsen die voldoen aan de voorwaarden als beschreven in artikel 3 van deze Overeenkomst.
9.3
Aangesloten instelling heeft afspraken gemaakt met andere huisartsen in samenwerkingsverband met een Hoed of Hagro, dan wel een eigen interne regeling van aangesloten instelling, teneinde te kunnen voorzien in de continuïteit van zorg op de huisartsenpost.
9.4
De aangesloten instelling is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de verrichting en waarneming van de diensten van en door zijn huisartsen en dient zelf te regelen dat er te allen tijde een huisarts beschikbaar is tijdens de voor de aangesloten instelling vastgestelde ANW-diensten. (…).
9.5
Indien de aangesloten instelling tekortschiet in de nakoming van artikel 9.4 door geen huisarts beschikbaar te stellen voor de voor haar vastgestelde ANW-dienst, geldt het sanctiebeleid als omschreven in artikel 21.6 van deze overeenkomst. Voorts zal [partij B] de uit dit tekortschieten voortvloeiende schade voor vervanging, met een maximum van
€ 2.500,- per gebeurtenis, in aanvulling op de op grond van artikel 21.6 verschuldigde boete, op de aangesloten instelling verhalen.

20.Duur, beëindiging en opzegging

20.1
Deze overeenkomst wordt aangegaan met ingang van 31 januari 2023 en geldt voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat zij eindigt:
(…).
d.door opzegging, als bedoeld in artikel 20.2 tegen de datum waartegen is opgezegd.
20.2
[partij B] en de aangesloten instelling kunnen ieder de overeenkomst opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, tenzij een dringende aan de andere partij onverwijld mee te delen reden onmiddellijke beëindiging rechtvaardigt. Opzegging geschiedt bij aangetekende brief of deurwaardersexploit.
20.3
Anders dan de aangesloten instelling kan [partij B] de overeenkomst slechts opzeggen wegens gewichtige redenen op grond waarvan verdere voortzetting ervan in redelijkheid niet langer van [partij B] verwacht kan worden. Zij vermeldt de redenen van opzegging in de aangetekende brief. Van gewichtige redenen is in ieder geval sprake indien:
a.de aangesloten instelling ondanks waarschuwing van [partij B] in gebreke blijft met de nakoming van deze overeenkomst en de regelingen die daarvan onderdeel uitmaken en de aangesloten instelling geen of onvoldoende maatregelen treft om de problemen op te lossen;
(…).
e.hetgeen beschreven is in artikel 21.6 onder c van deze Overeenkomst zich voordoet, in dit geval geldt een opzegtermijn van een maand;
(…).
21.Disciplinaire maatregelen jegens huisartsen en sancties jegens aangesloten instelling
(…).
21.6
Indien de aangesloten instelling tekortschiet in het beschikbaar stellen van een huisarts voor de voor de aangesloten instelling vastgestelde ANW-diensten, geldt (…) de volgende sanctieregeling:
a.de aangesloten instelling verbeurt, zonder dat de aangesloten instelling in gebreke behoeft te worden gesteld, de volgende boetes:
* €2.500,- bij de eerste niet-geleverde ANW-dienst;
* € 5.000,- bij de tweede niet-geleverde ANW-dienst;
* € 7.500,- bij de derde en navolgende niet-geleverde ANW-dienst. De voormelde boetebedragen komen bovenop de in artikel 9.5 genoemde door [partij B] te vorderen schadevergoeding. (…).
b.Indien de aangesloten instelling binnen een periode van zes maanden drie maal tekortschiet, te rekenen vanaf iedere tekortkoming waarbij die tekortkoming geldt als de eerste, kan de Raad van Bestuur naast het opleggen van de onder a genoemde boetes aanvullend overgaan tot tijdelijke opschorting van de jegens aangesloten instelling bestaande verplichting van [partij B] tot het leveren van ANW-zorg tijdens de ANW-uren aan patiënten van aangesloten instelling voor de duur van een maand.
c.Indien de aangesloten instelling binnen een periode van twaalf maanden vier maal tekortschiet, te rekenen vanaf iedere tekortkoming waarbij die tekortkoming geldt als de eerste, zal deze Overeenkomst door [partij B] op grond van gewichtige redenen, met inachtneming van artikel 20.3 worden opgezegd.”
3.5.
Op 4 mei 2023 is [partij A] voor de eerste keer ingeroosterd voor een nachtdienst van 23:00 tot 08:00 uur op de huisartsenspoedzorg van [partij B].
3.6.
Op 13 mei 2023 is [partij A] voor de tweede keer ingeroosterd voor een dagdienst van 10:00 tot 19:00 uur. [partij A] heeft deze dienst tot 18:00 uur ingevuld.
3.7.
Op 17 mei 2023 hebben partijen in aanwezigheid van Zilveren Kruis een gesprek gehad. Van dit gesprek heeft de heer [naam 2], zorginkoper van Zilveren Kruis, bij
e-mail van 19 mei 2023 verslag gedaan. Daarin staat onder meer het volgende:
“[partij A] heeft conform contractvoorwaarden uiterlijk 72 uur voor ingang van de dienst een huisarts ingeroosterd. Dit is niet conform de huidige aansluitovereenkomst met [praktijk], maar een aanvullende afspraak die wij op 17 mei mondeling gemaakt hebben en [partij B] als addendum zal toevoegen aan de overeenkomst met [praktijk]. Wanneer onverhoopt moeilijkheden ontstaan wordt dit voor de uiterlijke termijn van 72 uur kenbaar gemaakt aan [partij B] en gezamenlijk gezocht naar een oplossing. (dit is eveneens conform reguliere contractvoorwaarden). Deze laatste aanvulling is niet conform de aansluitovereenkomst. [partij A] heeft haar eigen achterwacht georganiseerd. Indien [partij B] hierin iets moet gaan doen, dan zijn hier kosten aan verbonden, zoals opgenomen in de aansluitovereenkomst art. 9.3.”
3.8.
Bij brief van 12 juni 2023 heeft [partij B] aan [partij A 2], zonder oplegging van een geldboete, een eerste waarschuwing gegeven wegens het niet volledig invullen van de ANW-dienst op 13 mei 2023.
3.9.
Bij brief van 14 juni 2023 heeft [partij B] aan [partij A 2] een tweede waarschuwing gegeven wegens het niet invullen van de ANW-dienst op 10 juni 2023. Daarbij heeft [partij B] aan [partij A 2] een geldboete van € 5.000,00 opgelegd en vervangingsschade van € 2.500,00 in rekening gebracht.
3.10.
Bij brief van 27 juni 2023 heeft [partij B] aan [partij A 2] een derde waarschuwing gegeven wegens het niet invullen van de ANW-dienst op 23 juni 2023. Daarbij heeft [partij B] aan [partij A 2] een geldboete van € 7.500,00 opgelegd en vervangingsschade van
€ 2.500,00 in rekening gebracht.
3.11.
Op 5 juli 2023 heeft tussen partijen een overleg plaatsgevonden, waarbij de heren
[naam 3] en [naam 4] (namens [partij A]) en de heer [naam 1] en mevrouw
[naam 5] (namens [partij B]) aanwezig waren.
3.12.
Bij brief van 4 augustus 2023 heeft [partij B] aan [partij A 2] een vierde waarschuwing gegeven wegens het niet invullen van de ANW-dienst op 3 augustus 2023. Daarbij heeft [partij B] aan [partij A 2] een geldboete van € 7.500,00 opgelegd en vervangingsschade van € 2.500,00 in rekening gebracht. Voorts heeft [partij B] haar verplichting tegenover [partij A] tot het leveren van ANW-zorg tijdens ANW-uren aan patiënten van [partij A 2] Zwolle opgeschort voor de duur van één maand, ingaande op 4 augustus 2023 en eindigend op 3 september 2023. Op dezelfde dag heeft [partij B] de bij haar aangesloten huisartsen hiervan in kennis gesteld.
3.13.
Bij brief van 9 augustus 2023 heeft [partij A] op de brief van [partij B] van 4 augustus 2023 gereageerd, waarbij zij een aantal vragen heeft gesteld.
3.14.
Bij brief van 11 augustus 2023 heeft [partij B] haar voornemen tot opzegging van de aansluitovereenkomst aan [partij A]-Zorg kenbaar gemaakt.
3.15.
Op 30 augustus 2023 hebben partijen in aanwezigheid van hun advocaten een overleg gehad. Van dit overleg heeft [partij B] een verslag gemaakt dat zij op 4 september 2023 aan [partij A] heeft toegezonden.
3.16.
Eind 2021/begin 2022 hebben de gemeente Zwolle, Huisartsenvereniging Regio Zwolle (HRZ), [partij B] en Zilveren Kruis hun krachten gebundeld in 'Taskforce Huisartsentekort Zwolle'. Dit heeft geresulteerd in de opening van een nieuwe huisartsenpraktijk zonder patiëntenbestand bij opening (een zogenaamde 0-praktijk) op 4 september 2023 in Zwolle in of nabij het verzorgingsgebied van [partij A 2] Zwolle.
3.17.
Bij brief van 7 september 2023 heeft [partij B] op grond van artikel 20.3 onderdeel a en/of onderdeel e de aansluitovereenkomst per 7 oktober 2023 opgezegd.

4.Het geschil in de hoofdzaak

in conventie
4.1.
[partij A] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) primair voor recht zal verklaren dat de opzegging van 7 september 2023 niet rechtsgeldig is, omdat niet aan de contractuele voorwaarden daarvan is voldaan;
(2) voor zover aan de contractuele voorwaarden zou zijn voldaan, subsidiair voor recht zal verklaren dat de opzegging nietig is vanwege strijdigheid met de Mededingingswet;
(3) [partij B] zal veroordelen tot betaling aan [partij A] van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [partij B] niet voldoet aan het vonnis;
(4) [partij B] zal veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [partij A] primair ten grondslag dat [partij B] onbevoegd was tot opzegging van de aansluitovereenkomst, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 21.6 aanhef en onderdeel c van de aansluitovereenkomst is voldaan. Daarnaast stelt [partij A] dat haar niet verweten kan worden dat een aantal aan haar toebedeelde ANW-diensten niet zijn ingevuld, omdat zij redelijkerwijs alles heeft gedaan wat van haar verwacht mocht worden om de betreffende ANW-diensten in te vullen. Subsidiair stelt [partij A] dat de opzegging in strijd is met het mededingingsrecht.
4.3.
[partij B] voert, kort samengevat, als verweer dat sprake is van gewichtige redenen die de opzegging van de aansluitovereenkomst rechtvaardigen en dat het mededingingsrecht daaraan niet in de weg staat. [partij B] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij A], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
in reconventie
4.4.
[partij B] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en voor zover de wet zulks toelaat:
(1) [partij A 2] zal gebieden om vanaf de datum van het vonnis, althans per 8 maart 2024, althans een in goede justitie te bepalen datum:
* patiënten van [partij A] praktijk [praktijk] niet langer te verwijzen naar de huisartsenspoedpost van [partij B] te Zwolle;
* de verwijzing naar de huisartsenspoedzorg te Zwolle voor zorg buiten de praktijkuren om, in het weekend en op feestdagen te verwijderen van de website betreffende [partij A] praktijk [praktijk];
één en ander op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [partij A 2] in gebreke is na dagtekening van het vonnis, met een maximum van
€ 150.000,00;
(2) [partij A 2] zal veroordelen om binnen twee weken na het vonnis te betalen aan [partij B] een bedrag van € 27.500,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, betreffende boetes en schade bestaande uit de kosten van vervangende huisartsen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 19 augustus 2023, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der voldoening;
(3) [partij A 2] zal veroordelen om binnen twee weken na het vonnis te betalen aan [partij B] een bedrag van € 25.528,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, betreffende de bedrijfskosten die [partij B] heeft moeten maken in de periode april t/m september 2023 vanwege de wanprestatie van [partij A 2], te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 27 december 2023, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der voldoening;
(4) [partij A 2] zal veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
[partij A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij B], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij B], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij B] in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5.Het geschil in het incident

in conventie
5.1.
[partij A] vordert, bij wijze van voorlopige voorziening, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) [partij B] zal verbieden om de opzegging van de aansluitovereenkomst op enigerlei wijze te effectueren; en
(2) [partij B] zal gebieden dat [partij A] gelijktijdig met alle andere huisartsen in de regio Zwolle het rooster van de ANW-diensten voor 2024 zal ontvangen en [partij A] toe te staan zich voor ANW-diensten in 2024 in te roosteren,
althans een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ordemaatregel te treffen die ertoe leidt dat de status quo wordt behouden totdat vonnis is gewezen in de bodemzaak;
(3) [partij B] zal veroordelen in de proceskosten.
5.2.
[partij B] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij A], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
in reconventie
5.3.
[partij B] vordert, bij wijze van voorlopige voorziening, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en voor zover de wet zulks toelaat:
(1) [partij A 2] zal gebieden om vanaf de datum van het vonnis in het incident:
* patiënten van [partij A] praktijk [praktijk] niet langer te verwijzen naar de huisartsenspoedpost van [partij B] te Zwolle;
* de verwijzing naar de huisartsenspoedzorg te Zwolle voor zorg buiten de praktijkuren om, in het weekend en op feestdagen te verwijderen van de website betreffende [partij A] praktijk [praktijk];
één en ander op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [partij A 2] in gebreke is na dagtekening van het vonnis in het incident, met een maximum van € 150.000,00;
(2) [partij A 2] zal veroordelen in de kosten van het incident.
5.4.
[partij A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij B], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij B], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij B] in de kosten van het incident.
5.5.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie
Ontvankelijkheid [partij A 1]
6.1.
Als meest verstrekkend verweer voert [partij B] dat [partij A 1] in haar vorderingen niet-ontvankelijk is, omdat zij geen contractspartij van [partij B] is.
6.2.
[partij A] heeft hiertegen ingebracht dat [partij A] B.V. geen bestaande vennootschap is en dat zij om proceseconomische redenen en ter voorkoming van discussie ervoor heeft gekozen om zowel [partij A 1] als [partij A 2] in deze procedure als eisende partijen te laten optreden.
6.3.
De rechtbank stelt op basis van de gegevens uit de Kamer van Koophandel vast dat praktijk [praktijk] sinds haar overname in juli 2022 vanuit [partij A 2] wordt geëxploiteerd onder de handelsnaam Huisartsenpraktijk [partij A] Zwolle. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat [partij A 2] geacht moet worden de contractspartij van [partij B] te zijn. Nu niet is gebleken welk (eigen) belang [partij A 1] bij de vorderingen heeft, zal de rechtbank [partij A 1] daarin niet-ontvankelijk verklaren. Dat [partij A 1] als 'moeder' van 'dochter' [partij A 2] belang heeft bij toewijzing van het gevorderde, is slechts een afgeleid belang en dat is onvoldoende om een procesbelang voor [partij A 1] te kunnen aannemen. Gelet op de niet-ontvankelijkheid van [partij A 1] zal de rechtbank hierna alleen ingaan op de stellingen van [partij A 2] (die overigens identiek zijn aan die van [partij A 1]).
Is [partij A 2] tekortgeschoten?
6.4.
Kernvraag is of [partij B] bevoegd was tot opzegging van de aansluitovereenkomst. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of [partij A 2] tegenover [partij B] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aansluitovereenkomst. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
6.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [partij A 2] op 10 en 23 juni 2023 en 3 augustus 2023 de ANW-diensten moest invullen die volgens het dienstrooster aan haar waren toebedeeld en dat zij dat niet heeft gedaan. Ook staat vast dat [partij A 2] de ANW-dienst op 13 mei 2023 heeft ingevuld van 10:00 tot 18:00 uur in plaats van 10:00 tot 19:00 uur. [partij A 2] heeft deze dienst dus niet volledig ingevuld. Anders dan [partij A 2] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat ook bij een onvolledig ingevulde ANW-dienst sprake is van een “niet geleverde ANW-dienst” als bedoeld in artikel 21.6 aanhef en onderdeel a van de aansluitovereenkomst. [partij A 2] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de ingevolge artikel 9.2 van de aansluitovereenkomst op haar rustende verplichting tot het leveren van huisartsen voor de aan haar toebedeelde ANW-diensten op 13 mei 2023, 10 en 23 juni 2023 en 3 augustus 2023.
6.6.
De stelling van [partij A 2] dat zij pas op 13 april 2023 het dienstrooster heeft gekregen met daarin nog slechts de minder populaire ANW-diensten, heeft [partij B] gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat [partij A 2] bij e-mail van 15 november 2022 op voorhand garanties heeft gegeven (“
Wij zorgen altijd in het hele land zelf voor de invulling van de toegewezen diensten (no matter what…)”, dat [partij A 2] de op 2 februari 2023 toegezonden aansluitovereenkomst pas bijna drie weken later ondertekend heeft geretourneerd en dat [partij A 2] na diverse rappels van [partij B] pas op 11 april 2023 de voor de planning benodigde informatie aan [partij B] heeft toegezonden. [partij A] heeft dit onvoldoende weersproken. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een overmachtssituatie om de ANW-diensten op 10 en 23 juni 2023 en 3 augustus 2023 in te vullen, zoals [partij A 2] ter zitting nog naar voren heeft gebracht.
6.7.
[partij A 2] stelt verder dat haar (waarnemende) huisartsen [naam 6] en [naam 7] tijdens de ANW-dienst op 13 mei 2023 respectievelijk 29 juni 2023 zijn bedreigd en/of geïntimideerd waardoor het voor haar lastiger is om waarnemers te vinden voor de diensten op de huisartsenspoedpost van [partij B]. [partij B] heeft dit uitdrukkelijk betwist.
6.8.
Nu [partij A 2] haar stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, bijvoorbeeld met schriftelijke verklaringen van [naam 6] en [naam 7], zal de rechtbank dit standpunt passeren. Dit geldt ook voor de poging die Zilveren Kruis zou hebben ondernomen om te bemiddelen tussen [partij A 2] en waarnemers die onder druk gezet zouden zijn en voor de beweerdelijk gemaakte afspraak tussen de huisartsen in de regio om geen ANW-diensten van [partij A 2] over te nemen. Deze poging en afspraak blijken nergens uit. Dat de keuze voor de locatie van de 0-praktijk (zie 3.16) volledig los staat van praktijk [praktijk] en dat voldoende aanbod van patiënten bestaat voor meerdere praktijken in de regio en dat de opening van de 0-praktijk slechts bespoedigd is om de continuïteitsproblemen met de huisartsenzorg in Zwolle op te lossen, zoals door [partij B] uitvoerig is toegelicht, heeft [partij A 2] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Haar stelling dat de 0-praktijk opgezet is om te gaan concurreren met deBolle Bieste blijft dan ook niet overeind.
6.9.
Voorts staat vast dat [partij A 2] niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 9.3 van de aansluitovereenkomst op haar rustende verplichting om te voorzien in een achterwachtregeling. [partij B] heeft hiervan terecht aangevoerd dat deze verplichting essentieel is om de continuïteit van de patiëntenzorg op de huisartsenspoedpost te kunnen garanderen. De rechtbank is van oordeel dat [partij A 2] ook in zoverre is tekortgeschoten. Voor zover [partij A 2] stelt dat haar aansluiting bij de Hagro (huisartsengroep) van haar rechtsvoorganger is geweigerd, heeft [partij B] dit gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat [partij A] pas op 12 september 2023 een gesprek heeft gehad met deze Hagro over mogelijke aansluiting en dat uit navraag bij haar voorzitter is gebleken dat [partij A 2] zich opnieuw tot de Hagro kan wenden als er sprake is van een kwalitatief goede en stabiele huisartsenpraktijk. Daarbij heeft [partij B] erop gewezen dat [partij A 2] zich ook tot een andere Hagro of een Hoed (Huisartsen onder een dak) had kunnen wenden dan wel een eigen interne regeling had kunnen hanteren. [partij A 2] heeft dit onvoldoende weersproken.
6.10.
Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [partij B] op grond van artikel 20.3 van de aansluitovereenkomst in beginsel bevoegd was om de aansluitovereenkomst op te zeggen. De primair gevorderde verklaring voor recht moet daarom worden afgewezen.
Is de opzegging in strijd met het mededingingsrecht?
6.11.
[partij A 2] stelt (subsidiair) dat de opzegging van de aansluitovereenkomst wegens strijd met (de artikelen 6 en 24 van) de Mededingingswet nietig is. Daartoe voert [partij A 2] aan dat de opzegging het sluitstuk is van een zorgvuldig op elkaar afgestemd complex van eenzijdige gedragingen, waarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat, met als doel om haar van de markt voor huisartsenzorg in Zwolle te verdrijven, onder meer ten gunste van de door [partij B] en HRZ geïnitieerde huisartsenpraktijk. Volgens [partij A 2] maakt [partij B] als enige aanbieder van een huisartsenpost binnen de regio Zwolle misbruik van haar economische machtspositie. Daarbij beroept [partij A 2] zich op besluiten en richtsnoeren van de ACM. [partij A 2] stelt dat de opzegging het gevolg is van een inbreuk op het mededingingsrecht en daarom, voor zover de opzegging rechtsgeldig zou zijn gedaan, geen effect heeft. [partij B] betwist dit.
6.12.
Los van de vraag of de Mededingingswet voor het overige van toepassing is, moet het beroep van [partij A 2] op de artikelen 6 en 24 van de Mededingingswet worden verworpen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de opzegging door [partij B] niet betekent dat [partij A 2] wordt uitgesloten van de 'markt' voor spoedeisende huisartsenzorg in de avonden, weekenden en op feestdagen in de regio Zwolle. [partij B] heeft onvoldoende weersproken gesteld dat de relevante regels en de aansluitovereenkomst ook in andere mogelijkheden voorzien om deze zorg te leveren (aansluiting bij een andere hagro of een Hoed dan wel een eigen interne regeling). Voorts geldt dat [partij A 2] in eerste instantie zonder belemmering lid is kunnen worden van [partij B] en dat daaraan een einde is gekomen doordat [partij A 2] haar verplichtingen niet is nagekomen. Van een sluitstuk van een “zorgvuldig afgestemd complex van handelingen” is niet gebleken. [partij A 2] heeft dat onvoldoende aangetoond (zie in dit verband ook r.o. 6.5 t/m en 6.8). Voor zover [partij A 2] haar stelling baseert op de door de directie van [partij A] gedane melding over ondervonden tegenwerking bij de praktijkovername bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op 4 januari 2023 (zie productie 9 bij dagvaarding), stelt de rechtbank vast dat die melding dateert van vóór de totstandkoming van de aansluitovereenkomst, zodat reeds daarom aan de melding niet de door [partij A 2] gewenste waarde kan worden gehecht, nog los van de vraag of de melding inhoudelijk juist is. [partij B] betwist immers de daarin gestelde feiten.
6.13.
Uit het voorgaande volgt dat [partij A 2] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat het besluit van [partij B] tot opzegging van de aansluitovereenkomst een mededingingsbeperkend doel dient, in die zin dat de opzegging tot gevolg heeft dat de mededinging op de markt voor huisartsenspoedzorg tijdens ANW-uren in de regio Zwolle wordt verhinderd, beperkt, vervalst of verboden. [partij A 2] zal daarom niet tot nadere bewijslevering worden toegelaten, zoals zij eerst ter zitting en later nogmaals middels het B16-formulier heeft aangeboden. Daarbij betrekt de rechtbank dat het op de weg van [partij A 2] had gelegen om tijdens de zitting inhoudelijk te reageren op het ter zake gevoerde verweer van [partij B] in de conclusie van antwoord. Zij heeft dat evenwel zo goed als nagelaten. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht moet daarom worden afgewezen.
Conclusie
6.14.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [partij A 2] binnen een periode van twaalf maanden na de totstandkoming van de aansluitovereenkomst vier keer een aan haar toebedeelde ANW-dienst niet (volledig) heeft ingevuld. [partij A 2] heeft erkend dat zij de in dat kader met [partij B] gemaakte '72-uurs-afspraak' niet is nagekomen (zie 3.7 en productie 10 van [partij A]). Anders dan [partij A 2] betoogt, moet deze aanvullende afspraak als onderdeel van de contractuele afspraken tussen partijen worden gezien. Voorts heeft [partij A 2] niet zorggedragen voor een achterwachtregeling, terwijl zij daartoe uit hoofde van de aansluitovereenkomst was gehouden. [partij A 2] is daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aansluitovereenkomst die bovendien als resultaatsverbintenissen moeten worden gezien. Vanwege de structurele en herhaaldelijke tekortkomingen van [partij A 2] en het uitblijven van concrete verbeteringen of verbeterplannen daartoe heeft dit bij [partij B] tot een onherstelbare vertrouwensbreuk kunnen leiden. In het licht van deze omstandigheden was [partij B] op grond van artikel 20.3 aanhef en onderdeel a en/of artikel 20.3 aanhef en onderdeel e juncto artikel 21.6 aanhef en onderdeel c van de aansluitovereenkomst – wegens gewichtige redenen – bevoegd tot opzegging van de aansluitovereenkomst, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Daarbij heeft [partij B] aan het belang van de continuïteit van de door haar te verlenen patiëntenzorg en – vanuit de solidariteitsgedachte – het belang van de aan haar verbonden huisartsen die in collegiaal verband hun werkzaamheden als spoedpostarts verrichten een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [partij A 2] bij voortzetting van de aansluitovereenkomst. In dat kader heeft [partij B] overigens onweersproken gesteld dat zij sinds 8 oktober 2023 nog altijd patiënten van [partij A 2] ziet (ongeveer 108 per maand), terwijl [partij A 2] vanaf de opzegging geen ANW-diensten meer vervult. Tot slot is de opzegging niet in strijd met het mededingingsrecht. De vorderingen van [partij A 2] moeten daarom alle worden afgewezen.
Proceskosten
6.15.
[partij A] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.228,00(2 punten x tarief € 614,00)
Totaal € 1.904,00
6.16.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
6.17.
[partij B] vordert een gebod dat [partij A 2] haar patiënten niet langer (actief) verwijst naar de huisartsenspoedzorg van [partij B] en dat [partij A 2] deze verwijzing van de website van [partij A 2] Zwolle per direct verwijdert, op straffe van een dwangsom.
6.18.
Nu hiervoor in conventie is geoordeeld dat [partij B] de aansluitovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, is de rechtbank van oordeel dat [partij A 2] onrechtmatig handelt door desondanks de actieve verwijzing van haar patiënten naar de huisartsenspoedzorg van [partij B] te handhaven. Dat de LHV-richtlijn 'Bereikbaarheid en beschikbaarheid' [partij A 2] daartoe zou verplichten, is weliswaar juist maar dat rechtvaardigt niet een verwijzing naar een spoedpost waarmee [partij A 2] geen afspraken (meer) heeft, zoals [partij B] terecht heeft aangevoerd. Het gevorderde gebod is daarom toewijsbaar. Daarbij zal de rechtbank een termijn bepalen van drie werkdagen. De dwangsom zoals gevorderd zal ook worden toegewezen.
6.19.
Voorts vordert [partij B] op grond van de artikelen 9.5 en 21.6 aanhef en onderdeel a van de aansluitovereenkomst vervangingsschade ad € 7.500,00 (3 x € 2.500,00) en boetes ad € 20.000,00 (1 x € 5.000,00 + 2 x € 7.500,00), in totaal € 27.500,00, in verband met een viertal niet (volledig) geleverde ANW-diensten, waarbij [partij B] ten aanzien van de ANW-dienst op 13 mei 2023 uit coulance geen vervangingsschade en boete in rekening heeft gebracht. Bij brieven van 12, 14 en 27 juni 2023 en 4 augustus 2023 heeft [partij B] [partij A 2] hierover geïnformeerd (zie 3.8 t/m 3.10 en 3.12 en producties 15, 16, 18 en 20 van [partij B]).
6.20.
De rechtbank is van oordeel dat [partij A 2] door haar tekortkomingen de hiervoor bedoelde boetes en vervangingsschade is verschuldigd. Door deze niet binnen de door [partij B] bij brief van 11 augustus 2023 (zie productie 23 van [partij B]) gestelde betalingstermijn te betalen, verkeert [partij A 2] in verzuim. De gevorderde betaling van de boetes en vervangingsschade zal daarom worden toegewezen. [partij A 2] heeft daartegen geen ander verweer gevoerd dan het verweer dat de opzegging door [partij B] onrechtmatig is. Tegen de gevorderde (ingangsdatum van de) wettelijke handelsrente heeft [partij A 2] geen apart verweer gevoerd, zodat deze rente ook toewijsbaar is.
6.21.
Tot slot vordert [partij B] vergoeding van de door gemaakte interne bedrijfskosten tot een bedrag van € 25.528,00. Volgens [partij B] heeft haar bestuurder [naam 1] en medewerkster [naam 5] (regiomanager) extra werkzaamheden en tijdsinvesteringen moeten maken als gevolg van de wanprestatie van [partij A 2]. Ter onderbouwing van het schadebedrag verwijst [partij B] naar haar productie 33.
6.22.
[partij A 2] voert als verweer dat interne gesprekken over het functioneren van contractspartijen tot één van de kerntaken van de directie en het management behoren. Daarnaast zien veel van de zogenaamde inspanningen van [naam 1] en [naam 5] op een periode waarin het functioneren van [partij A 2] nog niet ter discussie stond. Ook het aantal 'aan [partij A]' bestede uren is niet te verifiëren. Verder zijn de gehanteerde uurtarieven buitenproportioneel hoog en staan die niet in verhouding tot het salaris dat [naam 1] en [naam 5] ontvangen, aldus [partij A 2].
6.23.
De rechtbank is van oordeel dat [partij B] dit gemotiveerde verweer van [partij A 2] onvoldoende heeft weersproken. In de overgelegde urenbesteding van [naam 1] en [naam 5] heeft [partij B] onvoldoende toegelicht waarom alle daarin genoemde werkzaamheden het directe gevolg zijn van de wanprestatie van [partij A 2] en geen betrekking hebben op reguliere werkzaamheden betreffende evaluatie van (aansluit)overeenkomsten. Voorts heeft [partij B] het aantal uren dat zij heeft gedeclareerd onvoldoende gespecificeerd. Zo zijn de laatste drie categorieën werkzaamheden in de urenbesteding van [naam 1], die alle zien op “diverse gesprekken/besprekingen”, met een urentotaal van 29, onvoldoende concreet en specifiek. Dergelijke posten komen ook voor in de urenbesteding van [naam 5]. Ook blijkt nergens uit waarop [partij B] het uurloon van [naam 1] en [naam 5] (€ 200,00 respectievelijk € 160,00) heeft gebaseerd. Tot slot is ook onvoldoende duidelijk of de hier bedoelde kosten (deels) worden gedekt door de vervangingsschade die [partij B] ook heeft gevorderd. Daarbij wijst de rechtbank bijvoorbeeld op de werkzaamheden die [naam 5] op 28 juni 2023 “achter de schermen” zou hebben verricht als de ANW-dienst van [partij A 2] op 29 juni 2023 niet werd ingevuld. Dit alles leidt ertoe dat de gevorderde vergoeding van de interne bedrijfskosten moet worden afgewezen.
Proceskosten
6.24.
[partij A 2] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op € 1.214,00 aan salaris advocaat
(2 punten x 0,5 x tarief € 1.214,00). De rechtbank overweegt met betrekking tot het toe te passen tarief dat zij [partij A] weliswaar zal veroordelen tot betaling aan [partij B] van een bedrag dat een stuk lager is dan het bedrag tot betaling waarvan [partij B] een veroordeling vordert, maar dat de (toegewezen) vorderingen van [partij B] ook zien op het staken van het verwijzen van patiënten naar [partij B]. De rechtbank zal [partij A] in de nakosten veroordelen op een wijze zoals onder de beslissing vermeld.

7.De beoordeling in het incident

in conventie en in reconventie
7.1.
Nu de rechtbank hiervoor op de vorderingen in de hoofdzaak in conventie en in reconventie heeft beslist, hebben beide partijen geen belang meer bij (de behandeling en beoordeling van) hun incidentele vorderingen die zij over en weer hebben ingesteld. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
7.2.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak in conventie
8.1.
verklaart [partij A 1] in haar vorderingen niet-ontvankelijk;
8.2.
wijst de vorderingen van [partij A 2] af;
8.3.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten van € 1.904,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
8.4.
veroordeelt [partij A] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in de hoofdzaak in reconventie
8.5.
gebiedt [partij A 2] om binnen drie werkdagen na dagtekening van dit vonnis:
* patiënten van [partij A] praktijk [praktijk] niet langer te verwijzen naar de huisartsenspoedpost van [partij B] te Zwolle;
* de verwijzing naar de huisartsenspoedzorg van [partij B] te Zwolle voor zorg buiten de praktijkuren om, in het weekend en op feestdagen te verwijderen van de website van [partij A] praktijk [praktijk];
één en ander op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [partij A 2] in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen, met een maximum van
€ 150.000,00;
8.6.
veroordeelt [partij A 2] om binnen twee weken na het vonnis te betalen aan [partij B] een bedrag van € 27.500,00 betreffende boetes en vervangingsschade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
8.7.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten, aan de zijde van [partij B] tot op heden begroot op € 1.214,00,00;
8.8.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
8.9.
veroordeelt [partij A] in de nakosten ter hoogte van € 278,00, waarbij zij
€ 92,00 extra moet betalen, plus de kosten van betekening, als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
8.10.
verklaart de beslissing onder 8.3 t/m 8.7 en 8.9 uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident in conventie en in reconventie
8.11.
wijst de vorderingen van [partij A] en [partij B] af;
8.12.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024. (PS)