Uitspraak
wonende in [woonplaats 1],
wonende in [woonplaats 2],
1.De procedure
- de aanvullende producties van de zijde van [partij A];
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [partij A] en [partij B] over de kwalificatie van een overeenkomst. [partij A] vorderde ontbinding van een huurovereenkomst met [partij B] en veroordeling tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. [partij B] betwistte de huurovereenkomst en stelde dat er sprake was van een pachtovereenkomst, wat de bevoegdheid van de kantonrechter zou uitsluiten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen inderdaad als een pachtovereenkomst moet worden gekwalificeerd, omdat [partij B] het onroerend goed ter uitoefening van landbouw heeft gebruikt. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat de benaming die partijen aan de overeenkomst hebben gegeven niet bepalend is voor de kwalificatie. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de pachtkamer van de rechtbank Overijssel. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling op 1 mei 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie en het gebruik van het onroerend goed in de beoordeling van de rechtsverhouding tussen partijen.