Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1],
wonende te [woonplaats 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Gümüs, vorderde betaling van achterstallig loon van gedaagde, die niet verschenen was op de zitting. Eiser was in dienst bij gedaagde als grondwerker en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De vordering betrof het achterstallig loon over de periode van 26 september 2023 tot 31 januari 2024, evenals emolumenten zoals vakantiedagen en vakantiebijslag. Eiser vorderde ook een deugdelijke bruto/netto specificatie en de jaaropgave 2023, met een dwangsom voor het geval gedaagde hier niet aan voldeed.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond was, aangezien gedaagde niet had gereageerd op de dagvaarding en de vordering niet had betwist. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van het achterstallig loon, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, en de verstrekking van de loonspecificaties toegewezen. De gevorderde reparatiekosten van een voertuig werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 766,59 werden begroot, en de nakosten werden vastgesteld op € 135,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de nakoming van loonbetalingsverplichtingen door werkgevers en de rechten van werknemers om hun achterstallige loon te vorderen, evenals de noodzaak voor werkgevers om tijdig loonspecificaties te verstrekken.