ECLI:NL:RBOVE:2024:2823

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
11087008 \ CV EXPL 24-1060
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en verstrekking van loonspecificaties in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Gümüs, vorderde betaling van achterstallig loon van gedaagde, die niet verschenen was op de zitting. Eiser was in dienst bij gedaagde als grondwerker en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De vordering betrof het achterstallig loon over de periode van 26 september 2023 tot 31 januari 2024, evenals emolumenten zoals vakantiedagen en vakantiebijslag. Eiser vorderde ook een deugdelijke bruto/netto specificatie en de jaaropgave 2023, met een dwangsom voor het geval gedaagde hier niet aan voldeed.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond was, aangezien gedaagde niet had gereageerd op de dagvaarding en de vordering niet had betwist. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van het achterstallig loon, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, en de verstrekking van de loonspecificaties toegewezen. De gevorderde reparatiekosten van een voertuig werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 766,59 werden begroot, en de nakosten werden vastgesteld op € 135,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de nakoming van loonbetalingsverplichtingen door werkgevers en de rechten van werknemers om hun achterstallige loon te vorderen, evenals de noodzaak voor werkgevers om tijdig loonspecificaties te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11087008 \ CV EXPL 24-1060
Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. H. Gümüs, advocaat te Almelo,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen noch vertegenwoordigd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens [eiser] betekende dagvaarding van 8 mei 2024, waarbij [eiser] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 23 mei 2024. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tegen de niet verschenen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
[eiser] heeft zijn standpunt laten toelichten door zijn gemachtigde.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser], geboren [geboortedatum] 1997, is op 26 september 2023 in dienst getreden van [gedaagde] in de functie van grondwerker. Partijen zijn een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen, eindigend op 31 januari 2024. Het salaris bedraagt € 1.232,00 bruto per maand, op basis van een dienstverband van 20 uren per week.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser]:
I. te betalen het achterstallig loon over loonperiode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 ten bedrage van € 2.159,76 netto, vermeerderd met de emolumenten waaronder de niet genoten vakantiedagen (€ 447,52 netto), opgebouwde vakantiebijslag (€ 447,93 netto) en de transitievergoeding van € 143,64;
II. te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen onder I., vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
III. te betalen de wettelijke rente over de onder sub I. en II. gevorderde bedragen vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden; en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie over de periode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 alsmede de jaaropgave 2023 te verstrekken, binnen 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 2.500,00;
V. te vergoeden de reparatiekosten van het voertuig van [gedaagde];
VI. te betalen de buitengerechtelijke incassokosten;
VII. te betalen de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VIII. te betalen de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis.
3.3.
[eiser] heeft, kort samengevat, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zijn loon(door)betalingsverplichting niet nakomt. [gedaagde] heeft zich onbereikbaar gehouden voor [eiser]. Bovendien heeft [gedaagde] geen loonheffingen afgedragen en heeft [gedaagde] aan [eiser] geen loonspecificaties en jaaropgaven verstrekt.
3.4.
De vordering komt de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoort daarom te worden toegewezen behoudens het onder V. gevorderde. [eiser] heeft vergoeding van reparatiekosten van zijn voertuig gevorderd maar dit onderdeel van zijn vordering niet dan wel onvoldoende onderbouwd.
3.5.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat het voertuig nog niet gerepareerd is en hij ervan uitgaat dat de reparatie ongeveer € 500,00 kost. Deze verklaring vormt een onvoldoende onderbouwing van de door [eiser] gevorderde reparatiekosten. Dit onderdeel van zijn vordering zal daarom worden afgewezen. Dit laat echter onverlet dat de overige onderdelen van zijn vordering afdoende zijn onderbouwd en deze, mede omdat zij niet door [gedaagde] zijn betwist, kunnen worden toegewezen.
3.6.
Dit geldt ook voor het verstrekken van deugdelijke bruto/nettospecificaties over de periode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 en de jaaropgave 2023 en de daaraan verbonden dwangsom van € 100,00 per dag, indien hier niet binnen 14 dagen na vandaag aan wordt voldaan, en het daaraan gekoppelde maximum van € 2.500,00.
3.7.
Ook de gevorderde wettelijke verhoging van 50%, zijnde een bedrag van € 1.079,88 is toewijsbaar.
3.8.
Daarnaast zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 668,98 (berekend over een bedrag van € 4.278,73) toewijsbaar.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de onder I. en II. gevorderde bedragen vanaf de dag van verschuldigdheid is eveneens toewijsbaar.
3.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Ook de gevorderde nakosten zijn toewijsbaar. De proceskosten worden begroot op € 136,59 wegens explootkosten, € 87,00 wegens griffierecht, € 543,00 wegens het salaris van de gemachtigde. In totaal € 766,59 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vandaag. Begroot de nakosten op € 135,00 (½ punt liquidatietarief en maximaal € 135,00).

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
4.1.
Veroordeelt [gedaagde], om aan [eiser]:
a. te betalen het achterstallig loon over loonperiode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 ten bedrage van € 2.159,76 netto, vermeerderd met de emolumenten waaronder de niet genoten vakantiedagen (€ 447,52 netto), opgebouwde vakantiebijslag (€ 447,93 netto) en de transitievergoeding van € 143,64;
b. te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% zijnde een bedrag van € 1.079,76 netto over alle gevorderde loonbedragen onder a., vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
c. te betalen de wettelijke rente over de onder sub a. en b. vermelde bedragen vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden; en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van algehele voldoening;
d. te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie over de periode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 alsmede de jaaropgave 2023 te verstrekken, binnen 14 dagen na vandaag vonnis en op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 2.500,00;
e. te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 668,98.
4.2.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 766,59, waaronder € 543,00 wegens het salaris van de gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening
Begroot de nakosten op € 135,00 (½ punt liquidatietarief met max € 135,00).
4.3.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
(JHd(O)