ECLI:NL:RBOVE:2024:2817

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
84.305382.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet door een rechtspersoon met fatale gevolgen voor werknemer

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V., die werd beschuldigd van het niet naleven van de Arbeidsomstandighedenwet, wat leidde tot een dodelijk ongeval op 21 juni 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk tekort is geschoten in haar zorgplicht als werkgever. Tijdens sloopwerkzaamheden op een hellend dak viel werknemer [slachtoffer] door een gebrek aan veiligheidsvoorzieningen en instructies, wat resulteerde in ernstige verwondingen en uiteindelijk zijn overlijden. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet had gezorgd voor adequate informatie over de risico's van de werkzaamheden en onvoldoende toezicht had gehouden op de naleving van veiligheidsinstructies. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 50.000, waarvan € 20.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de verantwoordelijkheid van werkgevers voor de veiligheid van hun werknemers en de noodzaak om effectieve maatregelen te treffen om ongevallen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.305382.23 (P)
Datum vonnis: 30 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats].
De besloten vennootschap is ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar gevolmachtigde en tevens (indirect) bestuurder [betrokkene] (hierna: [betrokkene]).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 mei 2024 en 16 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat, namens verdachte, door [betrokkene] en haar raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, als werkgeefster, al dan niet opzettelijk in strijd heeft gehandeld met bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemer [slachtoffer] ontstond of te verwachten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij, op of omstreeks 21 juni 2023 te Kampen, in elk geval in Nederland,
als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
al dan niet opzettelijk, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met
voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen,
immers heeft zij, [verdachte] B.V., toen aldaar aan of nabij de [adres]
[adres], zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van
genoemde wet, door één of meer van haar werknemers in de zin van genoemde wet,
arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven –
sloopwerkzaamheden betreffende onder andere het verwijderen van het
dakbeschot, althans andere werkzaamheden heeft verricht aan het pand aan de
[adres], terwijl niet was/werd voldaan aan:
-
artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
immers heeft [verdachte] B.V. er niet voor gezorgd dat werknemers
doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten het
verwijderen van het dakbeschot en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de
maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico’s te voorkomen of te beperken,
en/of
-
artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet,
immers heeft [verdachte] B.V. niet, althans onvoldoende toegezien op de
naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken
van de in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet genoemde risico’s bij het
verwijderen van het dakbeschot en/of het werken op grote hoogte, en/of
-
art. 3.16 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit,
immers heeft [verdachte] B.V. bij het verrichten van die arbeid waarbij
valgevaar bestond, terwijl zulks mogelijk was, geen veilige steiger, stelling, bordes
en/of werkvloer aangebracht en/of valgevaar tegen gegaan door het aanbrengen
van doelmatige hekwerken, leuningen en/of andere dergelijke voorzieningen,
terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten,
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers,
waaronder voor [slachtoffer], ontstond of te verwachten was.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Aan het dossier ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden. Op 21 juni 2023 heeft een ongeval plaatsgevonden op de locatie van de [locatie] aan de [adres]. Deze school werd gerenoveerd. Slachtoffer [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) stond aldaar op een hellend dak in verband met het verrichten van sloopwerkzaamheden (waaronder het verwijderen van bestaand dakbeschot). [slachtoffer] is daarbij op enig moment door het dak gevallen en kwam terecht op de ruim 3,5 meter lager gelegen betonnen vloer. [2] Op dat moment stonden ook [getuige 1] en [getuige 2] op het dak. [3] Door de val raakte [slachtoffer] ernstig gewond en belandde hij in een coma waarna hij op [overleidensdatum] 2023 alsnog ten gevolge van het ongeval in het ziekenhuis is overleden. [4]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit voor zo ver het verwijt ziet op artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet (verder: Arbowet) en ten aanzien van het bestanddeel ‘opzettelijk’.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden op de locatie van de [locatie] aan de [adres], bestaande uit het slopen van het bestaand dakbeschot, plaatsvonden op een arbeidsplaats als bedoeld in de Arbowet. [slachtoffer] was in vaste dienst bij verdachte. [5] De rechtbank stelt dan ook vast - hetgeen overigens ook niet is betwist - dat verdachte voor de wet als werkgever moet worden aangemerkt.
Projectplan RI&E
In de Arbowet en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) staan bepalingen voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers te bevorderen. In artikel 32 van de Arbowet is een algemene zorgplicht opgenomen die zich richt tot de werkgever. Artikel 5 van de Arbowet benoemt een algemene verplichting voor de werkgever voor het opstellen van een risico- inventarisatie en evaluatie (hierna: RI&E). Een vast onderdeel van de RI&E is het plan van aanpak.
In dit geval heeft verdachte een document opgesteld met de naam ‘WERKPLAN, V&G-PLAN EN PROJECT RI&E SLOOPWERKZAAMHEDEN’ specifiek gericht op de sloopwerkzaamheden op voornoemde locatie van het ongeval (hierna: project-RI&E). [6] Voor zover relevant is in dit project-RI&E het volgende opgenomen:
3.3.
Algemene veiligheidsvoorzieningen slooplocatie
• Wanneer werknemers op hoogte werken, dragen zij de voorgeschreven valbeveiliging, wanneer collectieve beveiligingsmaatregelen niet toepasbaar zijn.
• Werknemers dienen te allen tijde de algemene veiligheidsregels in acht te nemen. Zo dragen ze veiligheidsschoenen met stalen neuzen en stalen zool op het werkterrein. Op het werkterrein dragen de werknemers een helm en veiligheids- of werkhandschoenen.
• Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt er uitsluitend gewerkt met gekeurd materieel.
• Onderaannemers dienen zich te houden aan de veiligheidsregels en normen waarvoor men werkzaamheden uitvoert. Deze worden kenbaar gemaakt tijdens de start-werkvergadering.
• Voor aanvang van de werkzaamheden wordt er een start-werkvergadering gehouden door de uitvoerder / meewerkend voorman. Iedere werknemer (ook van onderaannemers) tekent voor het bijwonen en akkoord met de inhoud hiervan.
3.4.
PBM
Bij dit project worden de standaard Persoonlijke Bescherming Middelen (PBM) gebruikt die geschikt zijn voor sloopwerkzaamheden: Helm, handschoenen en laarzen.
Bij werkzaamheden op hoogte wordt ook materieel ter beschikking gesteld om een (collectieve) randbeveiliging te maken en / of is er een individuele valbeveiliging beschikbaar.
3.8.
Project RI&E en beheersmaatregelen
5 Gebruik klimmaterieel - Valgevaar - Letsel medewerkers
Randbeveiliging aanbrengen
13 Extra risico’s bij kleinere hoogteverschillen dan 2,5 m - Valgevaar
Bij werk op hellend vlak aanbrengen steigervloer, max 1,5 m lager
Aanbrengen randbeveiliging
Markeren rand op 4 m afstand
Max. verticale afglijhoogte is 5 m
Afzetten rand op 2 m afstand
14 Hoogteverschil > 2,5 m - Valgevaar, lichamelijk letsel
Toepassen vangnetten
Aanbrengen randbeveiliging afzetten rand op 2 m afstand
Aanbrengen randbeveiliging markeren rand op 4 m afstand
Bij werk op hellend vlak aanbrengen steigervloer, max 1,5 m lager
Indien niet veilig gewerkt kan worden van sloopobject, werken met steigers of hangbakken - steiger
Gebruik persoonlijke valbeveiliging
Max. verticale afglijhoogte is 5 m
Verantwoordelijkheid werkgever en rol hoofdaannemer
Uit het dossier volgt dat in het kader van de renovatie van de school De Morgenster als hoofdaannemer is benoemd het bedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]). [bedrijf] heeft vervolgens verdachte als onderaannemer aangesteld voor het verrichten van diverse sloopwerkzaamheden, waaronder het verwijderen van het bestaande dakbeschot.
De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de rol van de hoofaannemer en de gedeelde verantwoordelijk voor de veiligheid van de werknemers, zo ook voor het slachtoffer op de dag van het ongeval. In dat kader verwijst de verdediging naar artikel 2:28 en 2:31 onder A van het Arbobesluit, en op hetgeen de hoofdaannemer in haar eigen V&G projectplan heeft opgenomen, zoals de verantwoordelijkheid voor collectieve voorzieningen waaronder beschermings- en beveiligingsmiddelen, het houden van toezicht (in de persoon van uitvoerder [naam]) en dat er bouwvergaderingen, start-overleggen en voortgangsgesprekken dienden plaats te vinden. [slachtoffer] werd feitelijk aangestuurd door [naam]. [naam] had een belangrijke rol bij het verschaffen van inlichtingen/instructies en het toezicht op de naleving. Verder verwijst de raadsman naar de offerte van verdachte aan de hoofdaannemer, waarin is opgenomen dat ‘bouwplaatsvoorzieningen’ voor verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer kwamen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het Arbobesluit brengt met zich mee dat ook op hoofdaannemer [bedrijf] een zorgverplichting rustte. Hoofstuk 2 van het Arbobesluit richt zich tot de opdrachtgever en de uitvoerder en regelt in dit geval de verhouding tussen de [locatie] en [bedrijf]. Deze zorgverplichting doet evenwel geen afbreuk aan de eigen zorgverplichting van verdachte als werkgever conform artikel 8 en artikel 32 van de Arbowet en artikel 3.16 van het Arbobesluit. Niet gesteld noch gebleken is dat tussen verdachte en de hoofaannemer expliciete (afwijkende) afspraken hierover zijn gemaakt. De inhoud van de voornoemde offerte maakt dit ook niet anders. Verdachte behoudt haar eigen verantwoordelijkheid en heeft aldus ten onrechte erop vertrouwd dat de [naam] zou zorgdragen voor doeltreffende inlichting over het valgevaar en de maatregelen zou nemen ter voorkoming/beperking van dat gevaar en dat [naam] tevens voldoende toezicht daarop zou uitoefenen.
Ten aanzien van artikel 8 lid 1 van de Arbowet
Op grond van artikel 8 van de Arbowet dienen werknemers van tevoren te
worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s en
over de te nemen maatregelen die deze risico’s voorkomen of beperken. Gelet op eerder benoemd wettelijk kader was het de primaire taak van verdachte als werkgever de risico’s van de (sloop)werkzaamheden in kaart te brengen, deze met de betrokken medewerkers te bespreken en maatregelen te treffen om die risico’s zoveel mogelijk weg te nemen of te beperken. In dit geval heeft verdachte in voornoemd project-RI&E weliswaar de risico’s van valgevaar en lichamelijk letsel onderkend en beheersmaatregelen opgenomen, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat [slachtoffer] (en de andere werknemers) doeltreffend hierover zijn geïnformeerd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voornoemd projectplan RI&E benoemd onder 3.3. dat een start-werkvergadering had moeten plaatsvinden waarbij ieder werknemer moest tekenen voor het bijwonen en voor akkoord met de inhoud ervan. Volgens verdachte was [slachtoffer] bekend met het projectplan RI&E en heeft er een startwerkvergadering plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] aanwezig was. Hiervan zijn volgens verdachte evenwel geen bewijsstukken opgemaakt. Verdachte heeft ter zitting verder verklaard dat zij het projectplan niet heeft gedeeld met andere werknemers die eveneens op die locatie op het dak werkzaamheden moesten verrichten. Verdachte had de verantwoordelijk van voorlichting van die andere werknemers neergelegd bij [slachtoffer], als zijnde de meewerkend voorman/feitelijke uitvoerder. [7]
Zonder bewijsstukken kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] bekend was met de project-RI&E en dat hij een start-werkvergadering heeft belegd of bijgewoond.
Uit het dossier kan wel worden afgeleid dat
op de dag van het ongevalmin of meer een start-werkvergadering heeft plaatsgevonden gelet op de verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] als meewerkend voorman het werk verdeelde. [slachtoffer] heeft volgens hem op de dag van het ongeval gezegd dat ze het dak op moesten en daarbij moesten uitkijken. [getuige 1] was niet bekend de project-RI&E. [8] De rechtbank constateert evenwel dat kennelijk niet gesproken is over de te nemen maatregelen die erop gericht waren de risico’s van werken op het dak te voorkomen of te beperken. Bovendien is geen enkele veiligheidsvoorziening getroffen (zoals hierna uiteengezet ten aanzien van artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit). [9] De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte haar werknemers niet doeltreffend heeft ingelicht over de te verrichten werkzaamheden alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze risico’s te voorkomen of te beperken. Dat [slachtoffer] in 2019 een toolboxmeeting heeft bijgewoond over het werken op hoogte, doet hieraan niet af. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en komt tot het oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 1 van de Arbowet.
Ten aanzien van artikel 8 lid 4 van de Arbowet
Op grond van artikel 8 lid 4 van de Arbowet dient de werkgever toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft verdachte in haar project-RI&E weliswaar de risico’s van het werken op hoogte onderkend en beheersmaatregelen opgenomen, maar in dit plan is op geen enkele wijze voorzien in toezicht op de naleving hiervan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij [slachtoffer] op dit project heeft ingezet als meewerkend voorman. [slachtoffer] werd zodoende belast met de dagelijkse leiding en het houden van toezicht. Verdachte ging er verder vanuit dat de hoofdaannemer (in de persoon van [naam]) voldoende toezicht zou uitoefenen. [10]
De rechtbank stelt voorop dat aan de arbeidsovereenkomst van [slachtoffer] niet de verantwoordelijkheid voor het houden van toezicht kan worden ontleend. Weliswaar is hij feitelijk als meewerkend voorman ingezet, maar formeel was zijn functie ‘sloper I’. [11] Een nadere taakomschrijving bevindt zich niet in het dossier. [slachtoffer] had als werknemer van verdachte weliswaar een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn eigen veiligheid maar bij verdachte rustte – als werkgever - de primaire verantwoordelijkheid om ervoor zorg te dragen dat er voldoende toezicht werd gehouden op de naleving van de instructies en voorschriften voor het werken op hoogtes boven 2,5 meter en de specifiek te treffen veiligheidsmaatregelen. Dat er sprake was van een hoofdaannemer laat evenmin onverlet de primaire verantwoordelijkheid van verdachte, zoals reeds hiervoor is overwogen onder het kopje ‘verantwoordelijkheid werkgever en rol hoofdaannemer’.
Door het toezicht niet te adresseren in haar project-RI&E, maar feitelijk neer te leggen bij slechts één werknemer (namelijk [slachtoffer]) en daarnaast ten onrechte te vertrouwen op toezicht door de hoofdaannemer, heeft verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 4 van de Arbowet.
Ten aanzien van artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit
Op grond van artikel 3.16 van het Arbobesluit dienden - kort gezegd - veiligheidsvoorzieningen te worden aangebracht (zoals een veilige steiger, stelling, bordes of doelmatige hekwerken, leuningen etc). De veiligheid op een arbeidsplaats moet immers zijn gewaarborgd, ongeacht het handelen en de eigen verantwoordelijkheid van werknemers. Werknemers moeten zich op de arbeidsplaats veilig kunnen bewegen om hun werkzaamheden te kunnen verrichten zonder daarbij hun aandacht op de werkomgeving in plaats van op hun werkzaamheden te moeten vestigen. Het is de plicht van de werkgever om hen van op de bouwplaats aanwezige risico’s, zoals in dit geval het valgevaar, te vrijwaren. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden.
In dit geval was het valgevaar evident omdat men van bovenaf bezig was met het verwijderen van hellend oud dakbeschot en reeds diverse gaten in het dak zaten, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier. [12] De rechtbank stelt vast dat geen enkele veiligheidsvoorziening was aangebracht die kon voorkomen dat een werknemer na een val van of door het dak op de onderliggende betonnen vloer kon vallen. De veiligheidsvoorzieningen die benoemd zijn in de project-RI&E, (te weten gebruik van een steigervloer, randbeveiliging aanbrengen en gebruik persoonlijke valbescherming) waren in het geheel niet toegepast. Dit klemt te meer nu de voorgeschreven voorzieningen wel voorhanden waren op of in de buurt van de bouwplaats. Er was randbeveiliging beschikbaar, maar niet opgebouwd. Er waren steigers op locatie aanwezig, maar deze waren niet (volledig) opgebouwd. Een valhelm en een harnasgordel lagen weliswaar in de werkbus van [slachtoffer], maar deze werden door hem niet gebruikt op het moment van het ongeval. [13] Op grond van voornoemde constateringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting uit artikel 3.16, eerste lid van het Arbobesluit.
Toerekening en opzet
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging en niet op het wederrechtelijke daarvan.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet heeft voldaan aan de zorgplichten, zoals die voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit, en aldus op het gebied van het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers tekort is geschoten. Verdachte heeft nagelaten:
-zijn werknemers doeltreffend in te lichten over de veiligheidsinstructies voor werken op hoogtes boven 2,5 m, en
-toezicht te houden op de naleving van de daartoe bestaande instructies, en
-voldoende veiligheidsvoorzieningen aan te brengen voor het werken op hoogtes boven 2,5 m.
In dat nalaten ligt het (voorwaardelijk) opzet besloten. De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan en verwerpt daarmee het verweer van de verdediging.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, op 21 juni 2023 te Kampen, als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk, handelingen heeft nagelaten in strijd met voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen,
immers heeft zij, [verdachte] B.V., toen aldaar aan of nabij de [adres], zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g vangenoemde wet, door haar werknemers in de zin van genoemde wet,arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven –sloopwerkzaamheden betreffende onder andere het verwijderen van hetdakbeschot aan het pand aan de [adres], terwijl niet was/werd voldaan aan:
- artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,immers heeft [verdachte] B.V. er niet voor gezorgd dat werknemersdoeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten hetverwijderen van het dakbeschot en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over demaatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico’s te voorkomen of te beperken,en
- artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet,immers heeft [verdachte] B.V. niet toegezien op denaleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperkenvan de in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet genoemde risico’s bij hetverwijderen van het dakbeschot en het werken op grote hoogte, en
- art. 3.16 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit,immers heeft [verdachte] B.V. bij het verrichten van die arbeid waarbijvalgevaar bestond, terwijl zulks mogelijk was, geen veilige steiger, stelling, bordesen/of werkvloer aangebracht en/of valgevaar tegen gegaan door het aanbrengenvan andere voorzieningen,terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten,levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers,waaronder voor [slachtoffer], ontstond of te verwachten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 32 van de Arbowet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete
van € 100.000,00, waarvan € 40.000,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de bepaling van de straf rekening moet worden gehouden met het inmiddels verbeterde veiligheidsbeleid binnen het bedrijf van verdachte door het treffen van meerdere maatregelen in de bedrijfsvoering (gebruik WOUD-app, extra KAM-functionaris, extra uitvoerder en extra bedrijfsmanager met portefeuille veiligheid). Verder moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid met de hoofdaannemer. Vanwege deze omstandigheden dient volgens de raadsman te worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 21 juni 2023 op de locatie [adres], waar [slachtoffer] werkzaam was als sloper, is noodlottig en tragisch. [slachtoffer] is tijdens sloopwerkzaamheden door een gat in een hellend dak gevallen en ruim 3,5 meter lager op de betonnen ondergrond terechtgekomen. Collega’s zagen het ongeval gebeuren. [slachtoffer] liep ernstig letsel op en raakte in coma. Uiteindelijk is hij op [overleidensdatum] 2023 in het ziekenhuis aan de gevolgen van de val komen te overlijden.
De Arbowet en bijbehorende regelgeving beogen dit soort ongevallen op de werkvloer te voorkomen. Verdachte is als werkgever de eerst verantwoordelijke voor de veiligheid en het welzijn van haar werknemers op het werk. Daartoe worden werkgevers kort gezegd verplicht een adequaat veiligheidsbeleid te voeren en concrete maatregelen te nemen. Verdachte had weliswaar een projectwerkplan en een project- RI&E waarin het risico van valgevaar werd onderkend en waar tegenover afdoende beheersmaatregelen werden opgenomen, maar verdachte is tekort geschoten in het naleven van haar eigen project-RI&E alsook de inlichting van haar werknemers hierover en in het toezicht op haar werknemers. Daar komt bij dat geen enkele veiligheidsvoorziening was getroffen tegen het valgevaar. De veiligheid zoals op papier was gewaarborgd, stemde geenszins overeen met de praktijk. Doordat verdachte te kort is geschoten in haar zorgplicht, heeft het ongeval een noodlottige afloop kunnen hebben. Het voorgaande rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het ongeval, dat uiteindelijk heeft geleid tot de dood van [slachtoffer], heeft grote gevolgen voor de nabestaanden. Ter terechtzitting is namens verdachte toegelicht dat ook zij het een zeer tragische gebeurtenis vindt. De rechtbank realiseert zich dat aan de nabestaanden onherstelbaar leed is toegebracht, doordat verdachte niet de verantwoordelijkheid heeft genomen die zij ten opzichte van haar werknemers had, en dat een strafoplegging dit leed niet kan wegnemen.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 6 maart 2024. Hieruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit. De rechtbank weegt verder mee dat er binnen het bedrijf van verdachte inmiddels wel een aanzienlijk sterker bewustzijn lijkt te zijn ontstaan om bedrijfsongevallen te voorkomen en dat inmiddels diverse maatregelen zijn getroffen, ook op het niveau van de directie, ter voorkoming van soortgelijke incidenten.
De rechtbank slaat bij het bepalen van de hoogte van de straf acht op de straffen die eerder in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat een geldboete van € 50.000,00, waarvan € 20.000,00 voorwaardelijk, passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel heeft als doel om verdachte ertoe te bewegen om de veiligheid van haar werknemers tot prioriteit te (blijven) verheffen. De rechtbank koppelt aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 51 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 50.000,-- (zegge: vijftigduizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete
€ 20.000,-- (zegge: twintigduizend euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door, mr. J.T. Pouw, voorzitter, en mrs. M.B. Werkhoven en F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
Buiten staat
Mr. F.M.A. ’t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inspectie SZW met proces-verbaalnummer 2320474 (onderzoek Praag). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2023, pagina’s 52-53, genummerd als AMB-001.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 juni 2023, pagina 26, genummerd als G-001-01 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 21 juni 2023, pagina 44, genummerd als G-002-01.
4.Een geschrift, zijnde het schouwverslag van [overleidensdatum] 2023, pagina’s 69-70, genummerd als DOC-003-02.
5.Een geschrift, zijnde een arbeidsovereenkomst tussen verdachte en [slachtoffer] van 27 juli 2018, pagina’s 62-68, genummerd als DOC-003-01.
6.Een geschrift, zijnde het ‘werkplan, V&G-plan en project RI&E sloopwerkzaamheden’ van 23 februari 2023, pagina’s 139-169, genummerd als DOC-004-02.
7.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 mei 2024.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 13 juli 2023, pagina 42, genummerd als G-001-02.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2023, pagina 52, genummerd als AMB-001.
10.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 mei 2024.
11.Een geschrift, zijnde een arbeidsovereenkomst tussen verdachte en [slachtoffer] van 27 juli 2018, pagina 63, genummerd als DOC-003-01.
12.Een geschrift, zijnde foto’s van de plaats van het ongeval, pagina’s 54-55, genummerd als DOC-001-01.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2023, pagina 52, genummerd als AMB-001.