3.8.Project RI&E en beheersmaatregelen
5 Gebruik klimmaterieel - Valgevaar - Letsel medewerkers
Randbeveiliging aanbrengen
13 Extra risico’s bij kleinere hoogteverschillen dan 2,5 m - Valgevaar
Bij werk op hellend vlak aanbrengen steigervloer, max 1,5 m lager
Aanbrengen randbeveiliging
Markeren rand op 4 m afstand
Max. verticale afglijhoogte is 5 m
Afzetten rand op 2 m afstand
14 Hoogteverschil > 2,5 m - Valgevaar, lichamelijk letsel
Toepassen vangnetten
Aanbrengen randbeveiliging afzetten rand op 2 m afstand
Aanbrengen randbeveiliging markeren rand op 4 m afstand
Bij werk op hellend vlak aanbrengen steigervloer, max 1,5 m lager
Indien niet veilig gewerkt kan worden van sloopobject, werken met steigers of hangbakken - steiger
Gebruik persoonlijke valbeveiliging
Max. verticale afglijhoogte is 5 m
Verantwoordelijkheid werkgever en rol hoofdaannemer
Uit het dossier volgt dat in het kader van de renovatie van de school De Morgenster als hoofdaannemer is benoemd het bedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]). [bedrijf] heeft vervolgens verdachte als onderaannemer aangesteld voor het verrichten van diverse sloopwerkzaamheden, waaronder het verwijderen van het bestaande dakbeschot.
De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de rol van de hoofaannemer en de gedeelde verantwoordelijk voor de veiligheid van de werknemers, zo ook voor het slachtoffer op de dag van het ongeval. In dat kader verwijst de verdediging naar artikel 2:28 en 2:31 onder A van het Arbobesluit, en op hetgeen de hoofdaannemer in haar eigen V&G projectplan heeft opgenomen, zoals de verantwoordelijkheid voor collectieve voorzieningen waaronder beschermings- en beveiligingsmiddelen, het houden van toezicht (in de persoon van uitvoerder [naam]) en dat er bouwvergaderingen, start-overleggen en voortgangsgesprekken dienden plaats te vinden. [slachtoffer] werd feitelijk aangestuurd door [naam]. [naam] had een belangrijke rol bij het verschaffen van inlichtingen/instructies en het toezicht op de naleving. Verder verwijst de raadsman naar de offerte van verdachte aan de hoofdaannemer, waarin is opgenomen dat ‘bouwplaatsvoorzieningen’ voor verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer kwamen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het Arbobesluit brengt met zich mee dat ook op hoofdaannemer [bedrijf] een zorgverplichting rustte. Hoofstuk 2 van het Arbobesluit richt zich tot de opdrachtgever en de uitvoerder en regelt in dit geval de verhouding tussen de [locatie] en [bedrijf]. Deze zorgverplichting doet evenwel geen afbreuk aan de eigen zorgverplichting van verdachte als werkgever conform artikel 8 en artikel 32 van de Arbowet en artikel 3.16 van het Arbobesluit. Niet gesteld noch gebleken is dat tussen verdachte en de hoofaannemer expliciete (afwijkende) afspraken hierover zijn gemaakt. De inhoud van de voornoemde offerte maakt dit ook niet anders. Verdachte behoudt haar eigen verantwoordelijkheid en heeft aldus ten onrechte erop vertrouwd dat de [naam] zou zorgdragen voor doeltreffende inlichting over het valgevaar en de maatregelen zou nemen ter voorkoming/beperking van dat gevaar en dat [naam] tevens voldoende toezicht daarop zou uitoefenen.
Ten aanzien van artikel 8 lid 1 van de Arbowet
Op grond van artikel 8 van de Arbowet dienen werknemers van tevoren te
worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s en
over de te nemen maatregelen die deze risico’s voorkomen of beperken. Gelet op eerder benoemd wettelijk kader was het de primaire taak van verdachte als werkgever de risico’s van de (sloop)werkzaamheden in kaart te brengen, deze met de betrokken medewerkers te bespreken en maatregelen te treffen om die risico’s zoveel mogelijk weg te nemen of te beperken. In dit geval heeft verdachte in voornoemd project-RI&E weliswaar de risico’s van valgevaar en lichamelijk letsel onderkend en beheersmaatregelen opgenomen, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat [slachtoffer] (en de andere werknemers) doeltreffend hierover zijn geïnformeerd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voornoemd projectplan RI&E benoemd onder 3.3. dat een start-werkvergadering had moeten plaatsvinden waarbij ieder werknemer moest tekenen voor het bijwonen en voor akkoord met de inhoud ervan. Volgens verdachte was [slachtoffer] bekend met het projectplan RI&E en heeft er een startwerkvergadering plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] aanwezig was. Hiervan zijn volgens verdachte evenwel geen bewijsstukken opgemaakt. Verdachte heeft ter zitting verder verklaard dat zij het projectplan niet heeft gedeeld met andere werknemers die eveneens op die locatie op het dak werkzaamheden moesten verrichten. Verdachte had de verantwoordelijk van voorlichting van die andere werknemers neergelegd bij [slachtoffer], als zijnde de meewerkend voorman/feitelijke uitvoerder.
Zonder bewijsstukken kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] bekend was met de project-RI&E en dat hij een start-werkvergadering heeft belegd of bijgewoond.
Uit het dossier kan wel worden afgeleid dat
op de dag van het ongevalmin of meer een start-werkvergadering heeft plaatsgevonden gelet op de verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] als meewerkend voorman het werk verdeelde. [slachtoffer] heeft volgens hem op de dag van het ongeval gezegd dat ze het dak op moesten en daarbij moesten uitkijken. [getuige 1] was niet bekend de project-RI&E.De rechtbank constateert evenwel dat kennelijk niet gesproken is over de te nemen maatregelen die erop gericht waren de risico’s van werken op het dak te voorkomen of te beperken. Bovendien is geen enkele veiligheidsvoorziening getroffen (zoals hierna uiteengezet ten aanzien van artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit).De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte haar werknemers niet doeltreffend heeft ingelicht over de te verrichten werkzaamheden alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze risico’s te voorkomen of te beperken. Dat [slachtoffer] in 2019 een toolboxmeeting heeft bijgewoond over het werken op hoogte, doet hieraan niet af. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en komt tot het oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 1 van de Arbowet.
Ten aanzien van artikel 8 lid 4 van de Arbowet
Op grond van artikel 8 lid 4 van de Arbowet dient de werkgever toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft verdachte in haar project-RI&E weliswaar de risico’s van het werken op hoogte onderkend en beheersmaatregelen opgenomen, maar in dit plan is op geen enkele wijze voorzien in toezicht op de naleving hiervan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij [slachtoffer] op dit project heeft ingezet als meewerkend voorman. [slachtoffer] werd zodoende belast met de dagelijkse leiding en het houden van toezicht. Verdachte ging er verder vanuit dat de hoofdaannemer (in de persoon van [naam]) voldoende toezicht zou uitoefenen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de arbeidsovereenkomst van [slachtoffer] niet de verantwoordelijkheid voor het houden van toezicht kan worden ontleend. Weliswaar is hij feitelijk als meewerkend voorman ingezet, maar formeel was zijn functie ‘sloper I’.Een nadere taakomschrijving bevindt zich niet in het dossier. [slachtoffer] had als werknemer van verdachte weliswaar een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn eigen veiligheid maar bij verdachte rustte – als werkgever - de primaire verantwoordelijkheid om ervoor zorg te dragen dat er voldoende toezicht werd gehouden op de naleving van de instructies en voorschriften voor het werken op hoogtes boven 2,5 meter en de specifiek te treffen veiligheidsmaatregelen. Dat er sprake was van een hoofdaannemer laat evenmin onverlet de primaire verantwoordelijkheid van verdachte, zoals reeds hiervoor is overwogen onder het kopje ‘verantwoordelijkheid werkgever en rol hoofdaannemer’.
Door het toezicht niet te adresseren in haar project-RI&E, maar feitelijk neer te leggen bij slechts één werknemer (namelijk [slachtoffer]) en daarnaast ten onrechte te vertrouwen op toezicht door de hoofdaannemer, heeft verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 4 van de Arbowet.
Ten aanzien van artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit
Op grond van artikel 3.16 van het Arbobesluit dienden - kort gezegd - veiligheidsvoorzieningen te worden aangebracht (zoals een veilige steiger, stelling, bordes of doelmatige hekwerken, leuningen etc). De veiligheid op een arbeidsplaats moet immers zijn gewaarborgd, ongeacht het handelen en de eigen verantwoordelijkheid van werknemers. Werknemers moeten zich op de arbeidsplaats veilig kunnen bewegen om hun werkzaamheden te kunnen verrichten zonder daarbij hun aandacht op de werkomgeving in plaats van op hun werkzaamheden te moeten vestigen. Het is de plicht van de werkgever om hen van op de bouwplaats aanwezige risico’s, zoals in dit geval het valgevaar, te vrijwaren. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden.
In dit geval was het valgevaar evident omdat men van bovenaf bezig was met het verwijderen van hellend oud dakbeschot en reeds diverse gaten in het dak zaten, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier.De rechtbank stelt vast dat geen enkele veiligheidsvoorziening was aangebracht die kon voorkomen dat een werknemer na een val van of door het dak op de onderliggende betonnen vloer kon vallen. De veiligheidsvoorzieningen die benoemd zijn in de project-RI&E, (te weten gebruik van een steigervloer, randbeveiliging aanbrengen en gebruik persoonlijke valbescherming) waren in het geheel niet toegepast. Dit klemt te meer nu de voorgeschreven voorzieningen wel voorhanden waren op of in de buurt van de bouwplaats. Er was randbeveiliging beschikbaar, maar niet opgebouwd. Er waren steigers op locatie aanwezig, maar deze waren niet (volledig) opgebouwd. Een valhelm en een harnasgordel lagen weliswaar in de werkbus van [slachtoffer], maar deze werden door hem niet gebruikt op het moment van het ongeval.Op grond van voornoemde constateringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting uit artikel 3.16, eerste lid van het Arbobesluit.
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging en niet op het wederrechtelijke daarvan.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet heeft voldaan aan de zorgplichten, zoals die voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit, en aldus op het gebied van het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers tekort is geschoten. Verdachte heeft nagelaten:
-zijn werknemers doeltreffend in te lichten over de veiligheidsinstructies voor werken op hoogtes boven 2,5 m, en
-toezicht te houden op de naleving van de daartoe bestaande instructies, en
-voldoende veiligheidsvoorzieningen aan te brengen voor het werken op hoogtes boven 2,5 m.
In dat nalaten ligt het (voorwaardelijk) opzet besloten. De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan en verwerpt daarmee het verweer van de verdediging.