ECLI:NL:RBOVE:2024:2779

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10897920 \ CV EXPL 24-226
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van het perceel door gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Domijn en een gedaagde partij. De eiser, Woningstichting Domijn, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huurpenningen. De gedaagde erkent de betalingsachterstand, maar betwist de ontbinding en ontruiming op basis van persoonlijke en financiële omstandigheden. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij de woning wil blijven huren. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat de omstandigheden van de gedaagde geen overmacht opleveren. De vordering van Domijn is toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van het perceel binnen veertien dagen en tot betaling van de achterstallige huurpenningen, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente. De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Domijn toegewezen, die in totaal zijn begroot op € 1.192,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10897920 \ CV EXPL 24-226
Vonnis van 14 mei 2024
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING DOMIJN,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, verder te noemen Domijn,
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. L.S. Pross.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de akte inbreng stukken/specificatie huurachterstand,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 16 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Domijn en [gedaagde] bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden aan het adres [adres]. Uit hoofde van deze overeenkomst dient [gedaagde] maandelijks, bij vooruitbetaling, een huurbedrag van
€ 581,11 te voldoen.
2.2.
Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huurpenningen.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Domijn vordert - samengevat - de tussen partijen bestaande huurovereenkomst op de gronden als vermeld in de dagvaarding te ontbinden, met veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde, betaling van achterstallige huurpenningen, een bedrag gelijk aan de huurpenningen vanaf de datum van ontbinding, één en ander vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten als gespecificeerd bij dagvaarding.
3.2.
Het verweer
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. [gedaagde] voert aan dat hij vanwege zijn persoonlijke en financiële omstandigheden niet in staat is geweest de achterstallige huurpenningen te voldoen. [gedaagde] is te allen tijde van goede wil geweest en is bereid de huurachterstand te betalen. Zijn fluctuerende inkomen heeft soms invloed gehad op zijn financiële situatie. [gedaagde] heeft inmiddels, vanwege zijn beroep als hovenier, een stabiel inkomen. [gedaagde] is in de week van 18 maart 2024 bij de gemachtigde van Domijn op kantoor geweest om een deel van de achterstand te betalen. Volgens [gedaagde] heeft de gemachtigde de betaling c.q. een betalingsregeling geweigerd. [gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van (geluids-)overlast. [gedaagde] betwist dat Domijn melding bij de gemeente heeft gemaakt in het kader van Vroegsignalering en stelt dat dit reden is om de gevorderde ontbinding en ontruiming af te wijzen. Tevens verzoekt [gedaagde] om een ‘terme de grâce’ als bedoeld in artikel 7:280 BW.
3.3.
Reactie op het verweer
Domijn is van mening dat [gedaagde] niet laat zien dat hij graag de woning wil blijven huren. [gedaagde] is bij vonnis d.d. 11 januari 2022 al eerder veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen. Eerst na aanzegging van de ontruiming is de vordering op 24 maart 2023 via het Noodfonds van de gemeente Enschede voldaan en vervolgens is er opnieuw een huurachterstand ontstaan. Vanaf november 2023 is de lopende huur niet meer betaald.
[gedaagde] is niet bij de gemachtigde van Domijn op kantoor geweest om te betalen. De gemachtigde heeft op de mondelinge behandeling duidelijk gesteld, dat als er iemand op kantoor komt om te betalen, de betaling altijd wordt aangenomen. Dit is nu eenmaal een onderdeel van het werk van een gerechtsdeurwaarder. [gedaagde] heeft op 20 maart 2024 alleen met de heer [naam] van Domijn gebeld, met de mededeling dat hij € 500,00 kon betalen. Als [gedaagde] echt had willen betalen, dan had hij zijn betaling ook kunnen overmaken op de rekening van Domijn of haar gemachtigde. Domijn heeft in haar dagvaarding gesteld en in de akte onderbouwd dat zij wel een melding in het kader van Vroegsignalering heeft gedaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
4.2.
Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de door Domijn bij dagvaarding gestelde en gespecificeerde huurachterstand, namelijk € 3.041,89 berekend tot en met de maand januari 2024, erkent, staat deze achterstand vast en zal deze worden toegewezen.
4.3.
Domijn heeft bij akte en tijdens de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk gemaakt dat zij aan de Vroegsignalering heeft voldaan.
4.4.
Domijn heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde] bij de gemachtigde van Domijn is geweest om een contante betaling te doen en omdat [gedaagde] niet bij de mondeling behandeling aanwezig was heeft hij zijn stelling niet nader onderbouwd, zodat dit verweer zal worden gepasseerd.
4.5.
De omvang van de huurachterstand is zodanig, dat ook de vordering tot ontbinding en ontruiming toewijsbaar is. De door [gedaagde] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan hem niet van de verplichting om de huurpenningen tijdig te voldoen. De termijn voor ontruiming zal op veertien dagen worden gesteld.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.7.
Domijn heeft een bedrag van € 202,82 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Domijn heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.8.
Domijn vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Domijn worden begroot op:
Dagvaarding € 136,72
Griffierecht € 496,00
Salaris gemachtigde € 464,00 (2 punten x tarief € 232,00)
Nakosten
€ 116,00
Totaal € 1.192,72

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] voormeld perceel met aanhorigheden binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels en met achterlating van hetgeen de Domijn toebehoort ter vrije en algehele beschikking van de Domijn te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Domijn te betalen een bedrag van € 3.265,47 wegens de tot 1 februari 2024 verschuldigde huurpenningen inclusief buitengerechtelijke kosten, rente en btw, vermeerderd met de in de dagvaarding gevorderde rente over € 3.041,89 vanaf 11 januari 2024 tot de dag der algehele voldoening en voorts met een bedrag gelijk aan de thans geldende huurprijs, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, als huurpenningen c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik, gerekend vanaf 1 februari 2024 tot de dag van ontruiming van voormeld perceel door de [gedaagde], een gedeelte van een maand voor een volle maand te rekenen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Domijn begroot op € 1.192,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
(PHR(O)