In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft WTP World Timber Products B.V. een vordering ingesteld tegen MTH Bouwproducten B.V. wegens een openstaand factuurbedrag van € 4.371,80, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. MTH heeft een partij Basralocus planken gekocht, maar heeft een deel van de factuur onbetaald gelaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2024 heeft MTH erkend dat het openstaande bedrag verschuldigd is, maar heeft zij verzocht om verrekening met een schadepost die zij heeft opgelopen bij een andere opdracht bij T&M Bouw, een dochteronderneming van WTP.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van WTP in hoofdsom toewijsbaar is, maar dat de buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente te hoog waren berekend. MTH's verzoek tot verrekening werd afgewezen, omdat T&M Bouw geen partij in deze procedure was en er geen grond was voor een vordering in reconventie. MTH werd veroordeeld in de kosten van beide procedures. Het vonnis is uitgesproken op 7 mei 2024.